ECLI:NL:TADRAMS:2024:170 Raad van Discipline Amsterdam 24-634/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:170 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-10-2024 |
Datum publicatie: | 21-10-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-634/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerder heeft onderbouwd aangevoerd dat hij als partijdige belangenbehartiger namens zijn cliënte de sommatiebrief aan klager mocht versturen. Verweerder heeft niet de grenzen overschreden van de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij heeft. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 14 oktober 2024 in de zaak 24-634/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Amsterdam (hierna: de deken) van 27 augustus 2024 met kenmerk 2329202/JS/FS digitaal
door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde
bijlagen 1 tot en met 4. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van de nagezonden
stukken van klager van 8 september 2024.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Op 24 maart 2023 is klager door zijn werkgever op staande voet ontslagen.
1.2 In een ontslagbrief van 24 maart 2023 heeft klager verzocht om teruggave
van zijn laptop.
1.3 Tussen en klager is een geschil ontstaan over het inleveren van de laptop.
Verweerder heeft in dit geschil bijgestaan.
1.4 In een brief van 11 september 2023 (hierna: de sommatiebrief) heeft verweerder
aan klager geschreven, voor zover relevant:
“[ ] heeft ons verzocht haar belangen te behartigen in verband met uw herhaaldelijke
weigering over te gaan tot het inleveren bij van de laptop die nog in uw bezit is.
(…).
Op u rust sinds 24 maart 2023 de (contractuele) verplichting de laptop aan te
retourneren. heeft u daarom in haar brief van 24 maart verzocht op 27 maart 2023,
tijdens een afsluitend gesprek, de laptop in te leveren. U heeft geen gehoor gegeven
aan dit verzoek. Evenmin heeft u een alternatief moment voorgesteld voor het afgeven
van de laptop. U houdt de laptop op dit moment onrechtmatig onder u. (…)
Bij herhaling, laatstelijk op 18 juli 2023, verzocht u de laptop in te leveren,
waarbij u een laatste maal in de gelegenheid stelde die in te leveren, uiterlijk
op 21 juli 2023. Hierbij is u zelfs de mogelijkheid geboden de laptop verzegeld
in te leveren. Van geen van deze gelegenheden heeft u gebruik gemaakt. (…)
biedt u nog één laatste mogelijkheid om de laptop in te leveren. Namens verzoeken,
en voor zover nodig sommeren, wij u daarom de laptop uiterlijk op 15 september 2023
om 17:00 uur in te leveren bii (…) Graag ontvangen wij per ommegaande bevestiging
per e-mail (…)van uw bereidheid daaraan mee te werken.
Indien u niet tijdig aan deze sommatie voldoet, behoudt zich het recht voor
zonder nadere aankondiging een gerechtelijke procedure te starten om de laptop
in rechte, onder last van dwangsommen, van u terug te vorderen. zal in dat geval
de kosten daarvan, en alle overige kosten, zoals buitengerechtelijke kosten, ook op
u verhalen. Tevens behoudt zich in dat geval het recht voor strafrechtelijke aangifte
tegen u te doen in verband met de voortdurende weigering van teruggave van de
laptop. (…).”
1.5 Op 11 maart 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.6 Op 6 mei 2024 heeft het UWV bij beslissing op het bezwaar van klager geoordeeld
dat klager niet verwijtbaar werkloos is geworden.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt
verweerder dat (zich) hij door het sturen van de sommatiebrief:
a) schuldig heeft gemaakt aan intimidatie en bedreiging;
b) het benadelingsverbod voor klokkenluiders (artikel 7:658c BW) heeft overtreden;
c) schuldig heeft gemaakt aan psychische terreur (artikel 284 Wetboek van Strafrecht).
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Het algemene uitgangspunt is dat een advocaat van de wederpartij veel vrijheid
heeft om te doen wat in het belang van zijn of haar cliënt nodig is. Partijdigheid
is niet zonder reden een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet).
Toch is die vrijheid niet onbeperkt. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig
kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie
geven. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij
voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt
tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen. Wel moeten zij zich
onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder
dat zij tot noemenswaardig voordeel van hun cliënt strekken, onevenredig nadeel aan
de wederpartij toebrengen. Advocaten dienen verder de belangen van hun cliënt te behartigen
aan de hand van het feitenmateriaal dat hun cliënt hen verschaft. In het algemeen
mogen zij afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen zijn
zij gehouden de juistheid daarvan te verifiëren.
Klachtonderdelen a), b) en c)
4.2 De voorzitter ziet in de inhoud van de klachtonderdelen, die alle betrekking
op de inhoud van de door verweerder opgestelde sommatiebrief, aanleiding voor een
gezamenlijke beoordeling.
4.3 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder onderbouwd aangevoerd
dat hij als partijdige belangenbehartiger namens zijn cliënte de sommatiebrief aan
klager mocht versturen. Verweerder had van zijn cliënte begrepen dat klager geen legitieme
reden had om de laptop van nog langer onder zich te houden. Verweerder achtte
zich daarom namens daarom bevoegd om in een civiele procedure afgifte van de laptop
te vorderen en daarbij de in de brief genoemde rechtsmaatregelen aan klager aan te
kondigen. De aan klager verzonden brief betreft een gebruikelijke sommatiebrief met
daarin een opsomming van feiten zoals die volgens de cliënte van verweerder hebben
plaatsgevonden, gevolgd door een juridische kwalificatie van de gedraging van klager
(het onrechtmatig onder zich houden van de laptop) en een sommatie om deze gedraging
te staken. De sommatiebrief bevat geen bewoordingen die tuchtrechtelijk niet door
de beugel kunnen of als bedreigend, intimiderend of als een vorm van psychische terreur
kunnen worden aangemerkt. Dat klager het wel zo heeft ervaren, maakt dit niet anders.
4.4 Dat klager, zoals hij in zijn klacht heeft aangevoerd, zijn klachten tegen
had ingediend via het zogenaamde “speak up-kanaal”, staat aan het voorgaande niet
in de weg. Uit de door aan verweerder verstrekte informatie volgde in ieder geval
niet dat de beëindiging van het dienstverband van klager verband hield met de inhoud
van zijn “speak up” klachten. Verweerder mocht afgaan op de juistheid van deze van
zijn cliënte verkregen informatie. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden
op grond waarvan verweerder deze informatie had moeten verifiëren Van het door verweerder
overtreden van een benadelingsverbod voor klokkenluiders, voor zover al aan de orde,
is dan ook geen sprake.
4.5 Verweerder heeft tevens benadrukt dat zijn bijstand aan zich heeft beperkt
tot het opstellen van de sommatiebrief aan klager. Dat dit anders zou zijn, is de
voorzitter niet gebleken. De (nieuwe) beslissing van het UWV van 6 mei 2024 doet dan
ook niet ter zake voor de beoordeling van de onderhavige klacht.
4.6 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet
de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij
heeft, en dat hij dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld.
De voorzitter zal de klacht dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2024
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 14 oktober 2024