Zoekresultaten 12351-12360 van de 44758 resultaten
-
ECLI:NL:TADRAMS:2020:131 Raad van Discipline Amsterdam 20-287/A/A
- Datum publicatie: 18-06-2020
- Datum uitspraak: 08-06-2020
- ECLI:NL:TADRAMS:2020:131
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Het stond verweerster vrij om namens haar cliënt een verzoekschrift tot onderbewindstelling in te dienen. Daarbij behoefde zij niet de instemming van de overige kinderen.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2020:132 Raad van Discipline Amsterdam 20-313/A/NH
- Datum publicatie: 18-06-2020
- Datum uitspraak: 08-06-2020
- ECLI:NL:TADRAMS:2020:132
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij (Gedragsregel 15 en misbruik derdengeldenrekening) kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een rechtstreeks eigen belang bij de klacht.
-
ECLI:NL:TACAKN:2020:42 Accountantskamer Zwolle 18/718 en 18/719 Wtra AK
- Datum publicatie: 17-06-2020
- Datum uitspraak: 17-06-2020
- ECLI:NL:TACAKN:2020:42
Klachten AFM over controle jaarrekening groep en tot de groep behorende dochtervennootschap. Contante commissiebetalingen door de dochtervennootschap. Klacht tegen de accountant van de dochtervennootschap deels gegrond; strijd met fundamenteel beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid; oplegging maatregel van berisping. Klacht tegen de groepsaccountant ongegrond. De Accountantskamer is van oordeel dat de accountant van de dochtervennootschap bij de start van ieder van de te controleren jaren niet het juiste uitgangspunt heeft gehad door al bij het begin van de controle te stellen dat het issue van de contante betalingen aan derden was opgelost. Uitgangspunt voor ieder controlejaar dient te zijn dat een accountant zich behoort af te vragen of er een risico op fraude is. Een dergelijk risico kan zich immers – ook na een beëindiging van een eerdere controle – ieder jaar opnieuw voor doen. Juist in deze controlejaren was bij de te controleren rechtspersonen sprake van voldoende concrete aanwijzingen om hieraan bijzondere aandacht te besteden. De Accountantskamer is van oordeel dat sprake was van een groot aantal signalen waaruit naar voren kwam dat ook in de controlejaren waar deze klacht betrekking op heeft sprake was van een doorgaande praktijk van contante betalingen bij wijze van ‘sales incentives’ in welke betalingen de accountant van de dochtervennootschap geen inzicht had. De Accountantskamer concludeert dat de accountant van de dochtervennootschap niet zo zeer zijn ogen heeft gesloten voor de aanwezige contante betalingen, maar dat hij ze niet heeft open gedaan. In het licht van de controlematerialiteit van de groep was het bedrag dat gemoeid was met de contante betalingen bij de dochtervennootschap zeer gering. Fraude en corruptie zijn onderdeel geweest van de uitgevoerde controles, het Board Report en de besprekingen met het management van de groep, zij het dat dit niet specifiek gericht was op de situatie bij de dochtervennootschap. Onderzoek had geen aanwijzingen opgeleverd dat de ‘scoping’ van de controle van de groepsjaarrekening tekortschoot. De groepsaccountant mocht zich hierdoor gesterkt voelen in de opvatting dat het plaatsvinden van dergelijke contante betalingen van een op groepsniveau zo geringe omvang niet direct meebracht dat sprake was van een frauderisicofactor op het niveau van de groep. De groepsaccountant mocht onder de gegeven, bijzondere omstandigheden afgaan op de informatie die hij van de accountant van de dochtervennootschap had ontvangen.
-
ECLI:NL:TACAKN:2020:41 Accountantskamer Zwolle 17/920 en 17/925 Wtra AK
- Datum publicatie: 17-06-2020
- Datum uitspraak: 17-06-2020
- ECLI:NL:TACAKN:2020:41
Deze klachtzaak is verbonden met de klachtzaken 18/718 en 18/719 Wtra AK. Fishing expedition van klaagster versus geheimhoudings-/vertrouwelijkheidsverplichting van betrokken accountants. Klaagster klaagt erover dat de accountants jarenlang kennis hebben gehad van omkopingsfraude bij een dochteronderneming van een door hen gecontroleerde onderneming. De accountants zouden hebben nagelaten fraudes aan de bevoegde autoriteiten te melden. Klaagster heeft daarbij alleen gewezen op drie in het NRC gepubliceerde krantenartikelen. Op klaagster ligt de stelplicht en de bewijslast; met het enkel verwijzen naar die krantenartikelen heeft zij daar niet aan voldaan.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2020:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 201/2019
- Datum publicatie: 16-06-2020
- Datum uitspraak: 16-06-2020
- ECLI:NL:TGZRZWO:2020:67
Klaagster verwijt beklaagde dat zij niet tijdig heeft gekozen voor het laten uitvoeren van een operatie aan een (te lange) Bricker-lis. Ook verwijt zij dat beklaagde antibiotica heeft voorgeschreven die de lever van klaagster heeft aangetast. Het college oordeelt dat beklaagde de mogelijke gevolgen en risico’s van terugkerende urineweginfecties heeft afgewogen tegen het risico van een ingrijpende operatie en dat haar handelwijze en afwegingen adequaat waren. De door beklaagde voorgeschreven onderhoudsdosering antibiotica is voorgeschreven nadat bleek dat de problemen met de lever niet het gevolg waren van antibiotica. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2020:181 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-229
- Datum publicatie: 15-06-2020
- Datum uitspraak: 02-06-2020
- ECLI:NL:TADRARL:2020:181
Voorzittersbeslissing. De klachten dat verweerder zijn cliënten heeft geadviseerd om de Stichting te liquideren, daaraan zijn medewerking heeft verleend en het doen van een valse opgave aan het handelsregister van de Kamer van Koophandel door zijn cliënten heeft bevorderd missen feitelijke grondslag. Kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2020:126 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-232
- Datum publicatie: 15-06-2020
- Datum uitspraak: 02-06-2020
- ECLI:NL:TADRARL:2020:126
De voorzitter oordeelt de klacht over de kwaliteit van de dienstverlening van de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Verweerder heeft in overleg met klager het verzoekschrift, zonder bijlagen, aan de rechtbank gestuurd en tijdig voor de zitting nadere producties ingediend. Overige klachten onvoldoende onderbouwd of inzichtelijk gemaakt.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2020:113 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.084
- Datum publicatie: 11-06-2020
- Datum uitspraak: 28-05-2020
- ECLI:NL:TGZCTG:2020:113
Klacht tegen bedrijfsarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht deels gegrond en deels ongegrond verklaard en aan de bedrijfsarts de maatregel van berisping opgelegd. De bedrijfsarts heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarna klaagster incidenteel beroep heeft ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege heeft de zaak ter terechtzitting behandeld, maar acht zich nadien nog onvoldoende ingelicht. In deze tussenbeslissing wordt het onderzoek heropend en de behandeling van de zaak aangehouden.
-
ECLI:NL:TNORARL:2020:17 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/344161 KL RK 18-158 C/05/344161 KL RK 18-158a
- Datum publicatie: 11-06-2020
- Datum uitspraak: 25-02-2020
- ECLI:NL:TNORARL:2020:17
Betreft verzoek van een oud-notaris tot intrekking c.q. herziening van de beslissing van de voorzitter omtrent de waarneming in het vacante protocol van de oud-notaris. De voorzitter is van oordeel dat de benoeming van een waarnemer weliswaar kan worden aangemerkt als ordemaatregel, maar deze heeft niet het karakter van een voorlopige voorziening. In de wet op het notarisambt is, anders dan door de oud-notaris betoogd, geen op dit punt te voeren bodemprocedure voorgeschreven. Het instellen van hoger beroep is de aangewezen route om op te komen tegen een beslissing van de voorzitter van de kamer met betrekking tot de waarneming in een protocol. Dit staat ook met zoveel woorden in artikel 29 lid 3 Wna. Voorts heeft de oud-notaris onvoldoende gesteld en onderbouwd dat aan de eisen van herroeping op grond van artikel 382 Rv is voldaan. Tot slot heeft de oud-notaris onvoldoende onderbouwd dat aan de voorwaarden voor herziening is voldaan. Het verzoek is daarom afgewezen.
-
ECLI:NL:TNORARL:2020:18 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/359820 KL RK 19-122
- Datum publicatie: 11-06-2020
- Datum uitspraak: 13-05-2020
- ECLI:NL:TNORARL:2020:18
De notaris is executeur in de nalatenschap van moeder. Klaagsters zijn twee dochters van moeder en erfgenaam. Op zijn verzoek heeft de notaris de sieraden van moeder in bewaring genomen op zijn kantoor. In april 2018 constateert de medewerker van de notaris dat er een aantal sieraden is ontvreemd uit de kluis van de notaris. De notaris heeft klaagsters in maart 2019 over de vermissing van de sieraden geïnformeerd. Naar het oordeel van de kamer verwijten klaagsters de notaris terecht dat er bijna een jaar is verstreken tussen het moment dat de vermissing van de sieraden werd geconstateerd door de medewerker van de notaris en het moment dat klaagsters hierover door de notaris werden geïnformeerd. De notaris had de erfgenamen eerder kunnen en moeten informeren, hetgeen de notaris ook heeft erkend. Ook het verwijt van klaagsters dat het voor anderen dan de notaris kennelijk mogelijk is geweest om de sieraden ongemerkt uit de kluis te ontvreemden, is terecht. De notaris heeft aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de sieraden veilig waren opgeborgen, omdat de kluis voldoet aan alle voorschriften voor brand- en inbraakpreventie en alleen de notaris en zijn medewerkers toegang hebben tot de kluis. Uit de stukken blijkt dat de sieraden op verzoek van de notaris door hem in bewaring zijn genomen. Daarom rust op de notaris een verzwaarde zorgplicht, te meer omdat de sieraden ook een affectiewaarde voor de erfgenamen hebben. Omdat de doos met sieraden kennelijk voor anderen dan de notaris zelf toegankelijk was en de sieraden ongemerkt konden worden weggenomen, heeft de notaris zijn zorgplicht geschonden. Gezien de feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van berisping passend en geboden.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 1235
- Pagina: 1236
- Pagina: 1237
- ...
- Pagina: 4476
- Volgende pagina zoekresultaten