ECLI:NL:TNORARL:2020:18 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/359820 KL RK 19-122

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2020:18
Datum uitspraak: 13-05-2020
Datum publicatie: 11-06-2020
Zaaknummer(s): C/05/359820 KL RK 19-122
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   De notaris is executeur in de nalatenschap van moeder. Klaagsters zijn twee dochters van moeder en erfgenaam. Op zijn verzoek heeft de notaris de sieraden van moeder in bewaring genomen op zijn kantoor. In april 2018 constateert de medewerker van de notaris dat er een aantal sieraden is ontvreemd uit de kluis van de notaris. De notaris heeft klaagsters in maart 2019 over de vermissing van de sieraden geïnformeerd.   Naar het oordeel van de kamer verwijten klaagsters de notaris terecht dat er bijna een jaar is verstreken tussen het moment dat de vermissing van de sieraden werd geconstateerd door de medewerker van de notaris en het moment dat klaagsters hierover door de notaris werden geïnformeerd. De notaris had de erfgenamen eerder kunnen en moeten informeren, hetgeen de notaris ook heeft erkend. Ook het verwijt van klaagsters dat het voor anderen dan de notaris kennelijk mogelijk is geweest om de sieraden ongemerkt uit de kluis te ontvreemden, is terecht. De notaris heeft aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de sieraden veilig waren opgeborgen, omdat de kluis voldoet aan alle voorschriften voor brand- en inbraakpreventie en alleen de notaris en zijn medewerkers toegang hebben tot de kluis. Uit de stukken blijkt dat de sieraden op verzoek van de notaris door hem in bewaring zijn genomen. Daarom rust op de notaris een verzwaarde zorgplicht, te meer omdat de sieraden ook een affectiewaarde voor de erfgenamen hebben. Omdat de doos met sieraden kennelijk voor anderen dan de notaris zelf toegankelijk was en de sieraden ongemerkt konden worden weggenomen, heeft de notaris zijn zorgplicht geschonden.   Gezien de feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van berisping passend en geboden.   

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/359820 / KL RK 19-122

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klaagster sub 1 ],

wonende te [ woonplaats klaagster sub 1 ],

[ naam klaagster sub 2 ],

wonende te [ woonplaats klaagster sub 2 ],

klaagsters,

tegen

[ naam notaris ],

notaris te [ vestigingsplaats notaris ].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagsters en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht, met bijlagen, van 30 september 2019;

-          het verweer, met bijlage, van de notaris van 7 november 2019;

-          de brief met aanvullende stukken van klaagsters van 2 maart 2020.

1.2.      De klachtzaak is ter zitting van 13 maart 2020 behandeld. Zowel klaagsters als de notaris zijn naar de zitting gekomen. Allen hebben het woord gevoerd, klaagsters aan de hand van een door hen overgelegde pleitnota.

2.         De feiten

2.1.      Op 12 april 2015 is mevrouw [ naam moeder ] (hierna: moeder) overleden met achterlating van haar vier kinderen: [ naam klaagster sub 2 ] (klaagster sub 2), [ naam klaagster sub 1 ] (klaagster sub 1), [ M ] en [ R ]. Klaagsters zijn gebrouilleerd met [ M ] en [ R ].

2.2.      Door het overlijden van moeder is haar testament van kracht geworden. Moeder heeft haar vier kinderen tot erfgenamen benoemd. Moeder heeft de notaris tot executeur benoemd, welke benoeming de notaris heeft aanvaard.

2.3.      Op 26 juni 2015 heeft de notaris op zijn verzoek de sieraden van moeder in bewaring genomen. Hierbij is aan de hand van foto’s een inventarisatie van de sieraden gemaakt. Daarna zijn de sieraden in een doos opgeborgen en heeft de notaris deze doos in zijn kluis op zijn kantoor geplaatst.

2.4.      Door de moeizame familieverhoudingen heeft de afwikkeling van de nalatenschap geruime tijd in beslag genomen. Uiteindelijk is de nalatenschap van moeder begin 2018 afgewikkeld met uitzondering van de verdeling van de sieraden. Sindsdien is er tussen de erfgenamen een langdurige discussie gaande over de verdeling van de sieraden.

2.5.      Vooruitlopend op een afspraak met de erfgenamen heeft de medewerker van de notaris op 13 april 2018 de inhoud van de doos met sieraden gecontroleerd en geconstateerd dat een deel van de sieraden van moeder vermist was.

2.6.      Op 5 juni 2018 heeft de notaris namens klaagster sub 1 bij de politie aangifte gedaan van diefstal van zeven sieraden.

2.7.      Nadien is er veelvuldig contact geweest tussen klaagsters, de andere erfgenamen en de notaris om te komen tot een afspraak over de verdeling van de sieraden. In die contacten heeft de notaris niets gemeld over de vermissing van een deel van de sieraden.

2.8.      Op 19 maart 2019 heeft klaagster sub 2 haar voorkeur voor een bepaald sieraad aan de (medewerker van de) notaris doorgegeven.

2.9.      In reactie hierop heeft de notaris op 21 maart 2019 telefonisch contact opgenomen met klaagster sub 1. De notaris vertelde klaagster sub 1 dat een deel van de sieraden, waaronder het sieraad waar de voorkeur van klaagster sub 2 naar uitging, was gestolen uit de kluis van de notaris. Dezelfde avond heeft de notaris een e-mail aan klaagsters gestuurd waarin hij heeft uitgelegd dat hij vermoedde dat een in 2016 ontslagen medewerker de betreffende sieraden heeft gestolen.

2.10.    Sindsdien is er veelvuldig contact geweest tussen klaagsters, de notaris en de andere erfgenamen. Tussen klaagsters en de notaris bestaat onder meer discussie over welke sieraden vermist zijn. Het veelvuldig contact heeft nog niet geleid tot een verdeling van de sieraden en daarmee finale afwikkeling van de nalatenschap, omdat er verdeeldheid heerst onder de erfgenamen.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      De klacht van klaagsters valt uiteen in de volgende onderdelen:

1)      de gebrekkige communicatie over de diefstal van de sieraden;

2)      de mogelijkheid dat de diefstal heeft kunnen plaatsvinden;

3)      het gebrek aan verbetermaatregelen bij de notaris.

3.2.      Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.

4.         De beoordeling

4.1.      In artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) staat dat notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht zijn onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2.      Ter zitting hebben klaagsters aangevoerd dat zij schadeloos gesteld willen worden door de notaris. De kamer overweegt dat het niet mogelijk is om ter zitting nieuwe klachtonderdelen aan te voeren. Voorts behoort het niet tot de bevoegdheid van de kamer om te oordelen over een eventuele schadevergoeding. Die bevoegdheid is voorbehouden aan de civiele rechter. Daarom zal de kamer het ter zitting geformuleerde nieuwe klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaren.

Klachtonderdeel 1

4.3.      Naar het oordeel van de kamer verwijten klaagsters de notaris terecht dat er bijna een jaar is verstreken tussen het moment dat de vermissing van de sieraden werd geconstateerd door de medewerker van de notaris en het moment dat klaagsters hierover door de notaris werden geïnformeerd. De notaris had de erfgenamen eerder kunnen en moeten informeren, hetgeen de notaris ook heeft erkend. Gelet op vorenstaande zal de kamer dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

Klachtonderdeel 2

4.4.      Ook het verwijt van klaagsters dat het voor anderen dan de notaris kennelijk mogelijk is geweest om de sieraden ongemerkt uit de kluis te ontvreemden, is terecht. De notaris heeft aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de sieraden veilig waren opgeborgen, omdat de kluis voldoet aan alle voorschriften voor brand- en inbraakpreventie en alleen de notaris en zijn medewerkers toegang hebben tot de kluis. Uit de stukken blijkt dat de sieraden op verzoek van de notaris door hem in bewaring zijn genomen. Daarom rust op de notaris een verzwaarde zorgplicht, te meer omdat de sieraden ook een affectiewaarde voor de erfgenamen hebben. Omdat de doos met sieraden kennelijk voor anderen dan de notaris zelf toegankelijk was en de sieraden ongemerkt konden worden weggenomen, heeft de notaris zijn zorgplicht geschonden. Daarom zal de kamer dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

Klachtonderdeel 3

4.5.      De kamer overweegt dat het verwijt van klaagsters dat de notaris na de diefstal geen verbetermaatregelen heeft genomen niet terecht is. Op de zitting heeft de notaris verklaard dat hij voortaan geen sieraden meer op zijn kantoor in bewaring neemt. Ook heeft hij de sieraden van moeder ondergebracht in een kluis bij een bank. Daarom zal de kamer dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Maatregel

4.6.       Op de gegrondverklaring van een klacht past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie.

Gezien de feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van berisping passend en geboden.

Kostenveroordeling

4.7.      Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klaagsters betaalde griffierecht van € 50,- aan hen te vergoeden.

4.8.      De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub a Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klaagsters in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs hebben moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,-.

De notaris dient deze kosten en het griffierecht genoemd in 4.7 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagsters te vergoeden. Klaagsters dienen daarvoor tijdig hun rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

4.9.      Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,-. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-          verklaart de klacht niet-ontvankelijk voor zover klaagsters ter zitting een nieuw klachtonderdeel hebben aangevoerd;

-          verklaart klachtonderdeel 1 en 2 gegrond;

-          verklaart klachtonderdeel 3 ongegrond;

-          legt de notaris op de maatregel van berisping;

-          veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagsters op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.8 bepaald;

-          veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klaagsters, vastgesteld op een bedrag van € 50,-, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.8 bepaald;

-          veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 3.500,- , op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.9 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. I.C.J.I.M. van Dorp, voorzitter, mr. D. Vergunst,

mr. E.J. Oostrik, mr. M.M.M. Oors en mr. V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van

mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, en door de voorzitter, in het openbaar uitgesproken op

13 mei 2020.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.