ECLI:NL:TADRAMS:2020:132 Raad van Discipline Amsterdam 20-313/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:132
Datum uitspraak: 08-06-2020
Datum publicatie: 18-06-2020
Zaaknummer(s): 20-313/A/NH
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij (Gedragsregel 15 en misbruik derdengeldenrekening) kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een rechtstreeks eigen belang bij de klacht.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  8 juni 2020

in de zaak 20-313/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

gemachtigde: mr. J.J. Kunst

advocaat te Hoorn

over:  

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 24 april 2020 met kenmerk ks/re/19-318/1000116, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 25.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager 2 is directeur-grootaandeelhouder van klager 1. Klager 1 is medebestuurder en 50%-aandeelhouder van V F B B.V. (hierna: de vennootschap). J. Beheer B.V. (hierna: J. Beheer) is de andere medebestuurder en 50%-aandeelhouder. J. Beheer wordt bestuurd door de heer V, de broer van klager 2. De vennootschap houdt zich bezig met de teelt, de verdeling en de verhandeling van plantgoed, met name van tulpen en pioenen.

1.2    Klager 2 en de heer V zijn gebrouilleerd en zijn geruime tijd bezig geweest om te komen tot splitsing van de vennootschap en de activiteiten daarvan. J. Beheer en de heer V worden in dat kader bijgestaan door verweerder, klagers door mr. K.

1.3    Klager 2 en de heer V werden onder meer verdeeld gehouden over de vraag of – voordat zij zijn gebrouilleerd – namens de vennootschap een overeenkomst was gesloten met de vennootschap onder firma O (hierna: O). Volgens klager 2 was dat niet het geval, volgens de heer V wel.

1.4    Verweerder staat ook O als advocaat bij.

1.5    J Beheer en de heer V hebben in augustus 2019 aan de afnemers van de tulpenbollen van de vennootschap gevraagd om die opbrengsten op de derdengeldenrekening van verweerder te betalen.

1.6    Op 27 augustus 2019 heeft de gemachtigde van klagers namens klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.7    Op 30 december 2019 is een notariële splitsingsakte gepasseerd, waarmee de juridische (af)splitsing van de vennootschap is geeffectueerd conform hetgeen tussen partijen is overeengekomen, in economische/materiele zin met terugwerkende kracht per 1 januari 2019.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder het volgende.

a)    Verweerder handelt in strijd met Gedragsregel 15 door voor J. Beheer, de heer V én voor O op te treden, terwijl O en de vennootschap tegengestelde belangen hebben.

b)    Verweerder laat zijn derdengeldenrekening gebruiken voor de incassering van de aan de vennootschap toekomende gelden, hetgeen in strijd is met de Verordening op de advocatuur en hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

4.1    Gedragsregel 15 lid 1, welke gedragsregel ziet op belangenverstrengeling, heeft de bescherming van de cliënt(en) van de advocaat ten doel. Dit brengt volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline mee dat een wederpartij van die cliënt(en) of een derde zich niet op deze gedragsregel kan beroepen. Nu klagers zijn aan te merken als wederpartijen van (de cliënten van) verweerder, is klachtonderdeel a) kennelijk niet-ontvankelijk.

Klachtonderdeel b)

4.2    Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt alleen toe aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.3    Klagers verwijten verweerder dat hij zijn derdengeldenrekening in strijd met de daarvoor geldende regels heeft laten gebruiken. Het is niet komen vast te staan dat klagers een rechtstreeks eigen belang hebben bij een klacht over een mogelijk misbruik van de derdengeldenrekening van de advocaat van de wederpartij. Dat zou anders kunnen zijn als klagers aanspraak hadden op de op derdengeldenrekening betaalde bedragen. Die stelling heeft verweerder gemotiveerd betwist; volgens verweerder was het voor partijen evident dat in het kader van de overeengekomen splitsing met terugwerkende kracht de verkoopopbrengsten uit de tulpenoogst 2019 materieel toebehoorden aan J. Beheer/de heer V. Klagers hebben tegenover deze betwisting hun stellingen niet zodanig nader onderbouwd, dat een belang van klagers bij hun klacht kan worden vastgesteld. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 8 juni 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.