Zoekresultaten 101-110 van de 44598 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:84 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-109/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Verweerder wordt in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van mevrouw R beklaagd. Klaagster heeft een financieel belang daarbij. Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat verweerder door zijn optreden het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Klaagster klaagt deels over hetzelfde als waarover de rechtbank al gemotiveerd heeft beslist. De voorzitter maakt de overwegingen van de rechtbank tot de hare. Ook overigens is niet gebleken dat verweerder de belangen van klaagster als 1e hypotheekhouder heeft geschaad. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:65 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2567

    Klacht tegen een psychiater. De psychiater heeft in opdracht van het CBR onderzoek gedaan naar de rijgeschiktheid van klager. De psychiater heeft een rapport opgemaakt en daarin onder andere geconcludeerd dat sprake was van een “stoornis in drugsgebruik licht” volgens de DSM-5. Klager verwijt de psychiater dat zij onzorgvuldig en onjuist heeft gehandeld omdat zij heeft gelogen om tot die diagnose te kunnen komen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de psychiater op basis van haar onderzoek in redelijkheid een stoornis in het drugsgebruik heeft kunnen classificeren. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:66 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2590 en C2024/2591

    Klacht tegen een psychiater. De psychiater is werkzaam bij het FACT-team van een ggz-instelling die gespecialiseerd is in verslavingszorg. Klager is zowel klinisch als ambulant in behandeling geweest bij deze instelling. De FACT-team behandelaar van klager in een brief antwoorden gegeven op vragen van het Bureau Rijbewijskeuringen in verband met een onderzoek naar klagers rijgeschiktheid. De brief is geschreven onder verantwoordelijkheid van de psychiater. Klager heeft bij het Regionaal Tuchtcollege twee klachten ingediend tegen de psychiater. In de eerste klacht verwijt klager de psychiater dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden en een onjuistheid heeft vermeld. In de tweede klacht verwijt klager de psychiater dat zij in haar verweerschrift naar aanleiding van de eerste klacht heeft gelogen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart beide klachten in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:61 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-936/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht van advocaat over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft tweemaal een eenstemmig uitstelverzoek gedaan zonder overleg met of akkoord van klaagster. Ook kan de raad met voldoende zekerheid vaststellen dat de ‘conclusie van antwoord en eis in reconventie’ niet door verweerder is opgesteld, maar door zijn cliënt(en). Verweerder heeft klaagster tot slot blootgesteld aan een confrontatie met de wederpartij. Door cliënten de processtukken fysiek te laten bezorgen op het kantoor van de advocaat van de wederpartij, brengt verweerder zijn collega’s in een positie waarbij zijn cliënt mogelijk zal proberen om inhoudelijk over de kwestie te spreken en aanvaart verweerder daarmee het risico dat er onaangenaamheden plaatsvinden bij het fysieke overhandigen van de stukken. Onvoorwaardelijke schorsing van 4 weken.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:62 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-924/DB/LI/D

    Dekenbezwaar gegrond. Verweerder heeft niet voldaan aan zijn plicht om de bevoegdheid van zijn opdrachtgever vast te stellen en de aan hem verstrekte opdracht, belangrijke afspraken en informatie schriftelijk vast te leggen. Ook heeft verweerder financieel niet integer gehandeld. Verweerder heeft enorme bedragen in rekening gebracht, zonder die deugdelijk te verantwoorden. Door te handelen zoals hij heeft gedaan is bij de raad het beeld ontstaan van een advocaat die zijn eigen belang extreem laat prevaleren boven dat van zijn cliënt. Dat geldt eveneens voor de vrijwaring die hij onder meer zijn cliënten ten behoeve van zichzelf heeft laten tekenen. Onvoorwaardelijke schorsing van 26 weken.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:57 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-711/DB/ZWB

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:28 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/761173 / DW RK 24/432 EdV/WdJ

    Beslissing op verzet. Geen gronden tegen de voorzittersbeslissing ingediend. Verzet niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:63 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2571

    Klacht tegen een internist. Klager is vanaf april 2018 behandeld in verband met een primaire cerebrale angiitis (ook wel vasculitis). De internist heeft klager aanvankelijk Prednison en Endoxan voorgeschreven. In november 2018 heeft de internist in plaats van Endoxan, azathioprine voorgeschreven. Vanaf april 2020 is de internist begonnen de toen nog resterende medicatie azathioprine en prednison af te bouwen. Klager meent dat verweerder de medicatie ten onrechte heeft afgebouwd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:57 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2469

    Klacht tegen een internist werkzaam om de afdeling klinische geriatrie van een ziekenhuis. De vader van klaagster werd in maart 2019 naar de spoedeisende hulp (SEH) gebracht met een delier bij een longontsteking. De volgende dag werd hij opgenomen op de afdeling klinische geriatrie. Verweerder was de hoofdbehandelaar van de vader van klaagster. Bijna twee maanden later is de vader in het ziekenhuis overleden. De moeder van klaagster is in december 2021 overleden. Klaagster verwijt verweerder dat hij haar vader geen goede medische zorg heeft verleend, onzorgvuldig is geweest in zijn communicatie naar de vader en naar klaagster toe, dat er onterecht een wilsbekwaamheidsbeoordeling heeft plaatsgehad en dat hij klaagster onterecht niet als eerste contactpersoon heeft aangemerkt en/of benaderd. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij onterecht een beroep heeft gedaan op het medisch beroepsgeheim en niet zijn verantwoordelijkheid heeft genomen als beheerder van het medisch dossier van de vader. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet ontvankelijk in vijf van de zes klachtonderdelen omdat het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat klaagster niet de wil van (wijlen) haar vader vertegenwoordigt. Het klachtonderdeel over de communicatie met klaagster verklaart het Regionaal Tuchtcollege ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:58 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-788/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Niet gebleken dat verweerder nodeloos omvangrijke processtukken heeft ingediend. Evenmin is gebleken dat verweerder onterechte beschuldigingen aan het adres van klaagster heeft geuit, met modder heeft gegooid of klaagster heeft zwart gemaakt. Verweerder is met de inhoud van de door hem ingediende processtukken gebleven binnen de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid. Voor zover klaagster het met de in de processtukken opgenomen of ter zitting geponeerde stellingen niet eens was, is zij in de gerechtelijke procedure in de gelegenheid geweest om die stellingen te betwisten. Voor het ernstige verwijt, dat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan smaad, heeft de raad in de overgelegde stukken tot slot geen enkel aanknopingspunt gevonden. Gedragsregel 5 behelst geen absolute verplichting tot het treffen van een minnelijke regeling; het gaat erom dat een advocaat zich voldoende inzet om tussen partijen tot een oplossing te komen. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerder zich op dit punt onvoldoende heeft ingezet. Op basis van de overgelegde stukken heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerder structureel de rechter heeft aangeschreven en daarbij zijn beklag over klaagster heeft gedaan. Klacht in alle onderdelen ongegrond.