ECLI:NL:TGZCTG:2025:65 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2567
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:65 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-03-2025 |
Datum publicatie: | 08-04-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2567 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. De psychiater heeft in opdracht van het CBR onderzoek gedaan naar de rijgeschiktheid van klager. De psychiater heeft een rapport opgemaakt en daarin onder andere geconcludeerd dat sprake was van een “stoornis in drugsgebruik licht” volgens de DSM-5. Klager verwijt de psychiater dat zij onzorgvuldig en onjuist heeft gehandeld omdat zij heeft gelogen om tot die diagnose te kunnen komen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de psychiater op basis van haar onderzoek in redelijkheid een stoornis in het drugsgebruik heeft kunnen classificeren. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2567 van:
A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
C., psychiater, werkzaam in D., verweerster in beide instanties,
hierna: de psychiater, gemachtigde: mr. drs. A. Dekker, werkzaam in Amsterdam.
1. De zaak in het kort
De psychiater heeft in opdracht van het CBR onderzoek gedaan naar de rijgeschiktheid
van klager. De psychiater heeft een rapport opgemaakt en daarin onder andere geconcludeerd
dat sprake was van een “stoornis in drugsgebruik licht” volgens de DSM-5. Klager verwijt
de psychiater dat zij onzorgvuldig en onjuist heeft gehandeld omdat zij heeft gelogen
om tot die diagnose te kunnen komen.
2. Verloop van de procedure
2.1 Klager heeft op 6 september 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
in ’s-Hertogenbosch een klacht ingediend tegen de psychiater. Dat college heeft in
zijn beslissing in raadkamer van 24 juli 2024 met nummer H2023/6043, de klacht kennelijk
ongegrond verklaard.
2.2 Klager heeft tegen die beslissing op tijd beroep ingesteld. De psychiater
heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Op 3 maart 2025 heeft het Centraal Tuchtcollege
nog een brief met bijlagen ontvangen van klager. Het Centraal Tuchtcollege heeft de
bijlagen waarin klager inhoudelijk op de zaak in gaat niet geaccepteerd en aan klager
teruggestuurd. De overige bijlagen zijn wel geaccepteerd en bij de beoordeling van
het beroep betrokken.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege
van
17 maart 2025. De psychiater was daar met haar gemachtigde aanwezig. Klager was
met bericht van verhindering afwezig. De psychiater heeft haar standpunt verder toegelicht
en vragen van het college beantwoord. Mr. Dekker heeft een pleitnota voorgelezen en
deze aan het Centraal Tuchtcollege overhandigd.
2.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op
17 maart 2025 de zaak in raadkamer beoordeeld en in het openbaar mondeling uitspraak
gedaan. Wat hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is in de periode van 4 februari 2021 tot en met 2 juni 2021
opgenomen geweest in een kliniek van E.. Dit is een ggz-instelling die gespecialiseerd
is in verslavingszorg. Vanaf juni 2021 is klager meerdere malen onder invloed van
drugs aangetroffen of aangehouden. De politie heeft het CBR hierover geïnformeerd
en het CBR heeft vervolgens besloten dat klager een medisch onderzoek moest laten
doen. Klager is voor dit onderzoek verwezen naar de praktijk waar de psychiater werkzaam
is. De vraagstelling van het CBR was of bij klager sprake was van drugsmisbruik (gebaseerd
op alle klinische relevante gegevens en/of de DSM-5 classificatie).
3.2 Volgens de DSM-5 classificatie is sprake van een (lichte) stoornis
in drugsgebruik als sprake is van minimaal twee van elf specifieke kenmerken die zich
op een willekeurig moment in een periode van 12 maanden voorafgaande aan de laatste
aanhouding hebben voorgedaan.
3.3 De psychiater heeft klager op 25 september 2021 onderzocht. Het keuringsrapport
is op 10 november 2021 aan klager toegezonden. In dit rapport hebben de psychiater
en de keurend arts geconcludeerd dat is voldaan aan één van de elf kenmerken van de
classificatie in DSM-5 als stoornis in het drugsgebruik, namelijk kenmerk 11, onthoudingsverschijnselen
bij het staken van het middelengebruik.
Bij kenmerk 9 op pagina 4 onder punt 3.2.8 staat in dit rapport:
“Betrokkene gebruikt drugs ondanks de wetenschap dat psychische of lichamelijke
problemen veroorzaakt of verergerd werden door drugs, of drugs werden afgeraden
wegens medicatiegebruik: nee”
De classificatie is dan: geen stoornis in het drugsgebruik.
De beschouwing luidt:
“Beschouwend kan er naar onze mening gesteld worden dat er geen conclusie kan worden
gesteld aangezien betrokkene geen gevraagde informatie heeft aangeleverd.
Op basis anamnestische gegevens en bloed en urineonderzoek kan gesteld worden dat
er sprake is van autismespectrumstoornis en minstens drugmisbruik in de zin der wet.
Wij adviseren een ongeschiktheid voor beide categorieën.”
3.4 De psychiater ontving op 19 november 2021 informatie van E..
3.5 Op 23 november 2021 ontving de psychiater een aanvullende opdracht
van het CBR. De psychiater heeft klager daarom op 4 december 2021 nogmaals onderzocht.
3.6 Het tweede rapport is op 4 januari 2022 ter inzage, correctie en
blokkering aan klager toegezonden. In dit rapport hebben de psychiater en de keurend
arts geconcludeerd dat is voldaan aan twee van de elf kenmerken die duiden op een
stoornis in het drugsgebruik namelijk aan kenmerk 9, gebruik ondanks de wetenschap
dat psychische of lichamelijke klachten veroorzaakt of verergerd werden door drugs
of drugs werden afgeraden wegens medicatiegebruik en kenmerk 11.
Bij kenmerk 9 op pagina 6 onder punt 3.2.9 staat in dit rapport:
“Betrokkene gebruikt drugs ondanks de wetenschap dat psychische of lichamelijke
problemen veroorzaakt of verergerd werden door drugs, of drugs werden afgeraden
wegens medicatiegebruik ja
Toelichting: betrokkene is bekend met ASS en weet dat overmatig drugs- of
alcoholgebruik hierbij wordt ontraden.”
De classificatie is dan: stoornis in het drugsgebruik.
De beschouwing luidt:
“Beschouwend kan er naar onze mening gesteld worden dat er voldoende aanwijzingen
aanwezig zijn om te kunnen concluderen dat er ten tijde van de laatste aanhouding
d.d. 02-08-2021 sprake was van een stoornis in alcoholgebruik matig volgens de DSM-5,
en dat tevens op basis van alle relevante gegevens de diagnose alcoholmisbruik kan
worden gesteld.
Hiernaast kan er naar onze mening gesteld worden dat er voldoende aanwijzingen zijn
om te kunnen concluderen dat er ten tijde van de laatste aanhouding d.d. 02-08-2021
sprake was van een stoornis in drugsgebruik licht volgens de DSM-5, en dat tevens
op basis van alle relevante gegevens de diagnose drugsmisbruik gesteld kan worden.
3.7 Klager heeft op 10 januari 2022 toestemming gegeven voor verzending van het
rapport aan het CBR.
4. De klacht
Volgens klager heeft de psychiater onzorgvuldig/onjuist gehandeld, omdat zij heeft
gelogen om te kunnen komen tot de diagnose “stoornis in drugsgebruik” volgens de DSM-5
classificatie. Zij heeft namelijk in haar rapport opgenomen: “betrokkene is bekend
met ASS en weet dat overmatig drugs- of alcoholgebruik hierbij wordt ontraden”. Hij
betwist dat hij weet dat hem overmatig drugs- of alcoholgebruik wordt ontraden. Hij
vraagt zich ook af of overmatig drugs- of alcoholgebruik slechter is voor mensen met
ASS dan voor mensen die dat niet hebben. Die diagnose ASS gold daarbij ook niet langer
tijdens het onderzoek. Door dit te verzinnen waren er voldoende criteria om hem deze
stoornis toe te kennen.
5. Het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege
Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager
heeft geen gebruik heeft gemaakt van zijn blokkering en correctierecht. Het Regionaal
Tuchtcollege neemt daarom aan dat hetgeen de psychiater in haar rapport heeft openomen
juist is. Klager heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit het Regionaal
Tuchtcollege zou kunnen opmaken dat de weergave van de feiten niet juist zou zijn.
Dit had wel op de weg van klager gelegen. Omdat klager positief scoorde op twee criteria
in de DSM-5 classificatie, heeft de psychiater een stoornis in het drugsgebruik kunnen
classificeren. Voor de volledige beslissing en de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege
verwijst het Centraal Tuchtcollege naar de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
in de bijlage.
6. Het oordeel van het Centraal Tuchtcollege
Standpunten partijen
6.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
en wil met zijn beroep bereiken dat het Centraal Tuchtcollege zijn klacht in volle
omvang (her)beoordeelt en in beroep alsnog gegrond verklaart.
6.2 De psychiater kan zich vinden in het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege
en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen.
Inhoudelijk oordeel
6.3 Op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop komt het Centraal
Tuchtcollege tot het oordeel dat de behandeling van de zaak in beroep geen aanleiding
geeft tot het vaststellen van andere feiten of tot andere overwegingen en beslissingen
dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal
Tuchtcollege van oordeel dat de psychiater op basis van haar onderzoek in redelijkheid
een stoornis in het drugsgebruik heeft kunnen classificeren.
6.4 Het Centraal Tuchtcollege voegt daar nog het volgende aan toe. De psychiater
heeft op de zitting toegelicht dat zij bij haar onderzoek altijd gespitst is op bijkomende
diagnoses (comorbiditeit). Zij weet daarom zeker dat zij klager heeft geconfronteerd
met het feit dat bij de diagnose ASS overmatig alcohol- en druggebruik wordt ontraden.
Daarnaast was klager al langere tijd bekend in de verslavingszorg. In de verslavingszorg
is het de praktijk dat aandacht wordt besteed aan de aanwezige comorbiditeit zodat
de psychiater ervan uit mocht gaan dat het onderwerp ASS en in combinatie met overmatig
alcohol- en druggebruik door zijn behandelaren met klager is besproken. De psychiater
heeft benadrukt dat klager geen gebruik heeft gemaakt van zijn blokkerings- en correctierecht.
Als klager dit wel had gedaan, dan had de psychiater een nadere toelichting kunnen
geven en eventuele vragen van klager kunnen beantwoorden.
6.5 Klager heeft in beroep herhaald dat hij niet wist dat hem overmatig drugs-
of alcoholgebruik wordt ontraden. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat het gezien
deze stelling van klager voor de hand gelegen dat klager hier na ontvangst van het
rapport contact over had opgenomen met de psychiater. Klager heeft dit niet gedaan
zodat aannemelijk is dat dit onderwerp weldegelijk tussen klager en de psychiater
is besproken.
Conclusie
6.6 Het Centraal Tuchtcollege komt tot de conclusie dat het Regionaal Tuchtcollege
de klacht terecht ongegrond heeft verklaard. Dit betekent dat het beroep van klager
wordt verworpen.
7. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door Z.J. Oosting, voorzitter, Y. Buruma en J. Legemaate,
leden-juristen, en D. Coppoolse en J.A.M. Rutgers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door
K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 17 maart 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’s-HERTOGENBOSCH
Beslissing in raadkamer van 24 juli 2024 op de klacht van:
A., wonende in B., klager,
tegen
C., psychiater, werkzaam in D., verweerster, hierna ook: de psychiater, gemachtigde:
mw. mr. drs. A. Dekker, werkzaam in Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 In opdracht van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna:
CBR) heeft de psychiater onderzoek gedaan naar de rijgeschiktheid van klager. Zij
rapporteert dat sprake is van een stoornis in het drugsgebruik. Klager stelt dat verweerster
heeft gelogen en onjuiste informatie in het rapport heeft opgenomen waardoor verweerster
tot deze stoornis is gekomen.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.
‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 6 september 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 31 oktober 2023.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het
college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij
aanwezig waren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Verweerster heeft in opdracht van het CBR in september 2021 onderzoek
gedaan naar de rijgeschiktheid van klager. Er werd gevraagd om zowel DSM-classificerende
diagnostiek als klinische diagnostiek te doen. Dit omdat klager een aantal malen onder
invloed van drugs of alcohol was aangetroffen of aangehouden. Verweerster heeft daarop
een rapport uitgebracht.
Na het opmaken van het rapport bleek dat klager had verzwegen dat hij in augustus
2021 opnieuw onder invloed van alcohol was aangehouden. Het CBR heeft verweerster
een aanvullende opdracht verstrekt. Verweerster heeft een aanvullend onderzoek verricht,
gericht op de aanhouding van
2 augustus 2021 en de onderzoeksresultaten geïntegreerd in het eerste rapport waardoor
een tweede versie is ontstaan.
3.2 Volgens de DSM-5 classificatie is sprake van een (lichte) stoornis in
drugsgebruik als sprake is van minimaal twee van elf specifieke kenmerken die op een
willekeurig moment in een periode van 12 maanden voorafgaande aan de laatste aanhouding
hebben voorgedaan.
Eerste verslag van bevindingen (10 november 2021), bijlage 3 bij het verweerschrift
3.3 Blijkens het eerste verslag van bevindingen, opgemaakt door verweerster
en de keurend arts, is voldaan aan een van de elf kenmerken van de classificatie in
DSM 5 als stoornis in het drugsgebruik, namelijk kenmerk 11, onthoudingsverschijnselen
bij het staken van het middelengebruik.
Bij kenmerk 9 op pagina 4 onder punt 3.2.8 staat in dit rapport:
“Betrokkene gebruikt drugs ondanks de wetenschap dat psychische of lichamelijke
problemen veroorzaakt of verergerd werden door drugs, of drugs werden afgeraden
wegens medicatiegebruik: nee”
De classificatie is dan: geen stoornis in het drugsgebruik.
De beschouwing luidt:
“Beschouwend kan er naar onze mening gesteld worden dat er geen conclusie kan worden
gesteld aangezien betrokkene geen gevraagde informatie heeft aangeleverd.
Op basis anamnestische gegevens en bloed en urineonderzoek kan gesteld worden dat
er sprake is van autismespectrumstoornis en minstens drugmisbruik in de zin der wet.
Wij adviseren een ongeschiktheid voor beide categorieën.”
Tweede verslag van bevindingen (4 januari 2022), bijlage 4 bij het verweerschrift
3.4 Blijkens het tweede verslag van bevindingen, opgemaakt door verweerster
en de keurend arts, is voldaan aan twee van de elf kenmerken die duiden op een stoornis
in het drugsgebruik namelijk aan kenmerk 9, gebruik ondanks de wetenschap dat psychische
of lichamelijke klachten veroorzaakt of verergerd werden door drugs of drugs werden
afgeraden wegens medicatiegebruik en kenmerk 11.
Bij kenmerk 9 op pagina 6 onder punt 3.2.9 staat in dit rapport:
“Betrokkene gebruikt drugs ondanks de wetenschap dat psychische of lichamelijke
problemen veroorzaakt of verergerd werden door drugs, of drugs werden afgeraden
wegens medicatiegebruik �� ja
Toelichting: betrokkene is bekend met ASS en weet dat overmatig drugs- of
alcoholgebruik hierbij wordt ontraden.”
De classificatie is dan: stoornis in het drugsgebruik.
De beschouwing luidt:
“Beschouwend kan er naar onze mening gesteld worden dat er voldoende aanwijzingen
aanwezig zijn om te kunnen concluderen dat er ten tijde van de laatste aanhouding
d.d.
02-08-2021 sprake was van een stoornis in alcoholgebruik matig volgens de DSM-5,
en dat tevens op basis van alle relevante gegevens de diagnose alcoholmisbruik kan
worden gesteld.
Hiernaast kan er naar onze mening gesteld worden dat er voldoende aanwijzingen zijn
om te kunnen concluderen dat er ten tijde van de laatste aanhouding d.d. 02-08-2021
sprake was van een stoornis in drugsgebruik licht volgens de DSM-5, en dat tevens
op basis van alle relevante gegevens de diagnose drugsmisbruik gesteld kan worden.
4. De klacht en de reactie van verweerster.
4.1. Volgens klager heeft verweerster onzorgvuldig/onjuist gehandeld, omdat
zij heeft
gelogen om te kunnen komen tot de diagnose “stoornis in drugsgebruik” volgens de
DSM-5 classificatie. Zij heeft namelijk in haar rapport opgenomen: “betrokkene is
bekend met ASS en weet dat overmatig drugs- of alcoholgebruik hierbij wordt ontraden”.
Hij betwist dat hij weet dat hem overmatig drugs- of alcoholgebruik wordt ontraden.
Hij vraagt zich ook af of overmatig drugs- of alcoholgebruik slechter is voor mensen
met ASS dan voor mensen die dat niet hebben. Die diagnose ASS gold daarbij ook niet
langer tijdens het onderzoek. Door dit te verzinnen waren er voldoende criteria om
hem deze stoornis toe te kennen.
4.2. Verweerster heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
Volgens
verweerster bleek na ontvangst van de aanvullende opdracht en de nadere informatie
dat klager bekend was met autisme en dat hij wist dat hierbij overmatig alcohol- en
drugsgebruik wordt ontraden. Dat komt terug in kenmerk 9 en de toelichting van het
DSM-5 onderzoek (zie hierboven onder 3.4). Desondanks bleef klager (soms) gebruiken.
Dat is een aanwijzing voor een stoornis in gebruik van drugs en alcohol.
Omdat verweerster deze informatie over klager bij de verslavingszorg (zijn behandelaars)
pas na het eerste onderzoek had ontvangen (productie 5) kon toen pas op de DSM-classificatie
gescoord worden. Immers de diagnose moet duidelijk zijn gesteld voordat er kan worden
gescoord. Zij heeft naar aanleiding van die informatie een uitgebreider psychiatrische
diagnose kunnen stellen. Ze heeft beide rapporten met klager besproken en klager was
het hiermee eens.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of verweerster de zorg heeft verleend die van haar verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
5.2 Zoals al eerder opgemerkt is volgens de DSM-5 classificatie sprake van
een stoornis
in drugsgebruik als sprake is van minimaal twee van elf kenmerken die zich “voordoen
in de op een willekeurig moment in een periode van 12 maanden voorafgaande aan de
laatste aanhouding. Daarvan was geen sprake tijdens het eerste onderzoek (een kenmerk)
maar wel tijdens het tweede onderzoek (twee kenmerken).
5.3 Klager en verweerster verschillen van mening over de vraag of datgene
wat
verweerster heeft opgenomen onder punt 3.2.9 op bladzijde 6 van haar tweede rapport
een juiste weergave van de feiten is. Het college is van oordeel dat uitgegaan moet
worden van de juistheid van hetgeen in de rapportage is weergegeven, tenzij er aanwijzingen
zijn dat de weergave niet juist was. Vast staat dat het Bureau Rijbewijskeuringen
de tweede versie van het rapport op 4 januari 2022 aan klager heeft gezonden en hem
de gelegenheid heeft geboden gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht. Klager heeft
daarvan geen gebruik gemaakt. Hij heeft op dat moment ook niet verzocht om correcties
aan te brengen. Hij heeft zich akkoord verklaard met toezending van de keuringsuitslag
aan het CBR (bijlage 9 bij het verweerschrift). Dat is bevestigd in de mail van 11
januari 2022 van het Bureau Rijbewijskeuringen aan klager (eveneens bijlage 9 bij
het verweerschrift). Het college gaat er daarom vanuit dat wat verweerster in haar
rapport onder het betreffende punt als toelichting heeft opgenomen, een juiste weergave
is van hetgeen tijdens het onderzoek is besproken. Dat betekent dat het college aanneemt
dat ook de weergave omtrent de wetenschap van klager dat hij wist dat drugsgebruik
psychische of lichamelijke problemen veroorzaakt of verergert en dat drugs werden
afgeraden bij ASS, een juiste weergave is. Klager heeft geen feiten of omstandigheden
aangevoerd waaruit het college zou kunnen opmaken dat de weergave van de feiten niet
juist zou zijn. In het licht van de genoemde omstandigheden had dit wel op de weg
van klager gelegen. Dit heeft klager niet gedaan. Omdat klager positief scoorde op
twee criteria in de DSM-5 classificatie, heeft verweerster een stoornis in het drugsgebruik
kunnen classificeren.
Slotsom
5.4 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond
is.
6 De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 24 juli 2024 door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van
Meerwijk, voorzitter, A.E. van der Waal en L.A.J. Stouthamer-Verschuren, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door T.G. Nijenkamp, secretaris.
Secretaris w.g. voorzitter w.g.
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG):
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring
kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het CTG, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) te ‘s-Hertogenbosch. Het beroepschrift moet zijn ontvangen binnen zes weken nadat het RTG de beslissing aan u heeft verstuurd.
Vanwege mogelijke vertraging bij de bezorging van post, kunt u uw beroep ook per e-mail indienen. Dan weet u zeker dat het RTG uw beroep op tijd ontvangt. U stuurt dan binnen die zes weken uw e-mail naar TG-DenBosch@minvws.nl. U moet het originele beroepschrift nog wel per post nasturen.
U hoeft bij uw brief of e-mail niet meteen de reden(en) van uw beroep op te geven. U ontvangt van het CTG bericht over de extra tijd die u krijgt om die redenen later toe te sturen.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het CTG. U ontvangt hierover bericht. Als u helemaal of voor een deel gelijk krijgt, ontvangt u het griffierecht terug.