ECLI:NL:TADRSHE:2025:61 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-936/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2025:61
Datum uitspraak: 07-04-2025
Datum publicatie: 08-04-2025
Zaaknummer(s): 24-936/DB/OB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht van advocaat over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft tweemaal een eenstemmig uitstelverzoek gedaan zonder overleg met of akkoord van klaagster. Ook kan de raad met voldoende zekerheid vaststellen dat de ‘conclusie van antwoord en eis in reconventie’ niet door verweerder is opgesteld, maar door zijn cliënt(en). Verweerder heeft klaagster tot slot blootgesteld aan een confrontatie met de wederpartij. Door cliënten de processtukken fysiek te laten bezorgen op het kantoor van de advocaat van de wederpartij, brengt verweerder zijn collega’s in een positie waarbij zijn cliënt mogelijk zal proberen om inhoudelijk over de kwestie te spreken en aanvaart verweerder daarmee het risico dat er onaangenaamheden plaatsvinden bij het fysieke overhandigen van de stukken. Onvoorwaardelijke schorsing van 4 weken.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 7 april 2025

in de zaak 24-936/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 20 februari 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 12 november 2024 heeft verweerder zich uitgeschreven van het Tableau per 31 december 2024.

1.3 Op 16 december 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|24|030K van de deken ontvangen.

1.4 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 januari 2025. Daarbij was klaagster aanwezig. Verweerder is, hoewel hij op de juiste wijze is opgeroepen voor de zitting, niet ter zitting verschenen.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de in de inventaris genoemde bijlagen 01 tot en met 10. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagekomen stukken van verweerder van 19 december 2024 en van klaagster van 20 december 2024.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Klaagster staat sinds 2021 mevrouw V bij in een kwestie over de nalatenschap van haar overleden partner. Door de kinderen van de overleden partner wordt betwist dat mevrouw V en de erflater (nog) een relatie hadden. In 2023 heeft klaagster namens haar cliënte de kinderen gedagvaard.

2.3 Op 11 juli 2023 heeft verweerder zich als advocaat gesteld namens de kinderen.

Het eerste uitstelverzoek

2.4 Op 10 augustus 2023 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klaagster. Klaagster was op dat moment op vakantie, zodat verweerder een automatisch afwezigheidsbericht ontving waarin was vermeld dat klaagster tot en met 27 augustus 2023 afwezig was.

2.5 Op 24 augustus 2023 heeft verweerder een B4-formulier ingediend bij de rechtbank, waarin verweerder een eenstemmig uitstelverzoek doet en is vermeld: “Wederpartij geïnformeerd Ja”. Verweerder heeft daarover geen overleg gevoerd met klaagster.

2.6 Op 28 augustus 2023 heeft klaagster bij de rechtbank bezwaar gemaakt tegen het uitstelverzoek en medegedeeld dat het verzoek om uitstel niet eenstemmig is.

Om 16.28 uur heeft de griffie van de rechtbank aan verweerder, zonder cc aan klaagster, geschreven:

In bovengenoemde zaak hebben wij van u middels een B-formulier een verzoek tot uitstel ontvangen. U geeft hierin aan dat het eenstemmig is echter zojuist hebben wij van de wederpartij een bezwaar tegen dit uitstel ontvangen, er wordt aangegeven dat het niet eenstemmig is. Uw uitstelverzoek kan om die reden niet verleend worden.”

2.7 Om 20.00 uur heeft verweerder, zonder cc aan klaagster, gereageerd:

Excuses voor het eerdere niet correcte uitstelverzoek. Ik was in de veronderstelling dat het een eerste uitstelverzoek was. De reden voor het uitstelverzoek is dat mijn cliënte [dochter DB] op 1 augustus jl. is bevallen van een baby en dat deze baby nog steeds op de intensieve care afdeling ligt. Tot op heden heb ik geen nader overleg met cliënte kunnen hebben. Aan de wederpartij, [klaagster], heb ik heden alsnog, met dezelfde argumentatie, om instemming gevraagd.”

2.8 Op 29 augustus 2023 heeft de rechtbank aan klaagster en verweerder geschreven:

De rechter heeft in deze zaak besloten dat het gevraagde uitstel verleend wordt. Ik heb u geprobeerd telefonisch te bereiken dit is echter niet gelukt, om die reden ontvangt u deze email.”

2.9 Op 30 augustus 2023 heeft verweerster aan de rechtbank, met een cc aan verweerder, geschreven:

Vooropgesteld: cliënte [mevrouw V] vindt de situatie van [dochter DB] oprecht vervelend en heel erg spijtig. Hetgeen zich thans voordoet wordt niemand gegund. Echter, de huidige gang van zaken is niet correct. Vooreerst wordt aangegeven dat ik zou hebben ingestemd met een uitstelverzoek – hetgeen niet zo is. En vervolgens worden uw rechtbank de redenen van het verzochte uitstel bericht. En wel per e-mail d.d. 28 augustus 2023 [20.00 uur]. Zonder daarvan mij in kennis te stellen/ mij in de cc te zetten. Van dat bericht wist ik niet. En kreeg ik pas onder ogen nadat ik dat via onderstaande e-mail via de griffier kreeg doorgestuurd. Ik ben dan ook niet in de gelegenheid geweest om daarop te kunnen reageren.

Het lijkt mij dan ook goed uw rechtbank van het navolgende op de hoogte te stellen: Mevrouw [dochter DB] heeft in een eerder stadium de heer [WB] gemachtigd en hij is ook degene die contactpersoon was bij de vorige advocaat/ advocaten. Dat zal nu ook het geval zijn. Niet valt in te zien waarom dan ook geen overleg kan worden gevoerd. Omdat dat dus niet met mevrouw [dochter DB] zal plaatsvinden. Dat wel degelijk overleg kan worden gevoerd blijkt evenzo uit het feit dat per e-mail d.d. 10 augustus 2023 nog door de advocaat van mevrouw [dochter DB] inhoudelijk is gereageerd op een e-mail mijnerzijds. Daarin is dus wel overleg mogelijk geweest. De dagvaarding is al maanden geleden uitgebracht. Deze bezwaren tegen het gewenste uitstel zijn ook al eerder – voordat het uitstel werd verleend – kenbaar gemaakt aan de advocaat van mevrouw [dochter DB]. Het leek mij zoals gezegd goed u hiervan op de hoogte te stellen.”

Indiening conclusie van antwoord

2.10 De termijn voor het indienen van een conclusie van antwoord is door het gehonoreerde uitstelverzoek bepaald op 11 oktober 2023.

2.11 Klaagster is werkzaam in een kantoorpand waarin meerdere bedrijven gevestigd zijn. Buiten het pand staat een brievenbus met daarop de naam van klaagsters kantoor weergegeven. Op 10 oktober 2023 is de broer van de erflater verschenen in het kantoorpand van klaagster. De broer heeft zich aanvankelijk gemeld bij een ander bedrijf in het kantoorpand, waarna klaagster door het betreffende bedrijf is verzocht om daarheen te komen. De broer heeft vervolgens een ‘conclusie van antwoord en eis in reconventie’ overhandigd. Daarop heeft klaagster de broer aangegeven niet inhoudelijk met hem te kunnen spreken over de zaak. De broer is vervolgens vertrokken.

2.12 Op 11 oktober 2023 heeft klaagster aan verweerder geschreven:

Gisteren rond 14.15 uur verscheen op mijn kantoor de heer [WB]. Hij overhandigde mij een stuk genaamd ‘conclusie van antwoord en eis in reconventie’. Ik heb de heer [WB] aangegeven dat ik niet met hem [inhoudelijk] kon praten, waarna hij weer is vertrokken.

Ik vind dit een hoogst opmerkelijke gang van zaken. Kunt u mij bovenstaand uiteengezet verklaren, inhoudende waarom de heer [WB] dat stuk komt brengen?

Van u heb ik geen processtuk mogen ontvangen. Graag ontvang ik alsnog van u het door u ingediende processtuk inclusief b formulier.

Voor wat betreft het processtuk hetgeen ik van de heer [WB] kreeg heb ik ook een aantal vragen. Het processtuk bevat geen paginanummering, bevat vele verschillende lettertypes, witte bladzijdes, lijkt op 7 oktober 2023 te zijn geprint en alleen het voorblad en het laatste blad lijkt van uw hand. Ik heb sterk de indruk dat hetgeen tussen het voorblad en het laatste blad geschreven door de heer [WB] zelf [of iemand anders] is geschreven. Kunt u mij dat eveneens toelichten?”

2.13 Diezelfde dag heeft verweerder gereageerd:

Ik heb client alleen verzocht de bescheiden bij u af te geven, hetgeen sneller gaat dan via Post.nl..

Het is mijn processtuk en niet dat van mijn cliënt. Dat er sprake is van meerdere lettertypes doet daaraan niets af.”

2.14 Op 12 oktober 2023 heeft klaagster opnieuw verzocht om een kopie van het ingediende processtuk. Verweerder heeft daarop een kopie van een B3-formulier van 6 oktober 2023 verstrekt. Verweerder heeft medegedeeld geen aanleiding te zien voor het verstrekken van een kopie van het ingediende processtuk.

De ‘conclusie van antwoord en eis in reconventie’

2.15 Het voorblad van de ‘conclusie van antwoord en eis in reconventie’ begint met het logo en de contactgegevens van het kantoor van verweerder. Op het voorblad is de tijdstempel ‘7-10-2023 00:49:52’ weergegeven. Op de overige bladzijdes van het processtuk is de tijdstempel ‘7-10-2023 00:50:12’ weergegeven. (Noot. De raad acht het voor een goed begrip van de verdere beoordeling van belang dat kennis genomen wordt van de integrale conclusie. Deze wordt daarom hierna in originele opmaak weergegeven. De griffier). Uit het processtuk volgt vervolgens:

“(…) Betrokken partijen bij de nalatenschap [MB] hierna te noemen [MB]

Erfgenamen; Kinderen [zoon DB], [dochter DB], en kleindochter [F] volgens de wil van de overledene [MB].

Notaris mr. [W] als opstellers van testament d.d. 8 juli 2021 (productie 1)

Executeur-afwikkelingsbewindvoerder Mevr. [V] volgens benoemd d.d. 29 september 2021 (productie 2)

Stichting beheer [naam] is beheerder van alle aandelen van [D] Beheer B.V. met als bestuurders voorzitter vacant, secretaris [naam secretaris], penningmeester vacant (productie 3 en 3a) en per 29 september 2021 met als enige bestuurder [naam secretaris] volgens de kamer van koophandel.

De [D] Beheer B.V. met als directeur [naam secretaris] sinds 29 september 2021. (productie 4)

Koper bedrijfspand [adres][JP] beheer bv met als directeur [naam secretaris]. (productie 5)

Het email adres [e-mailadres] wordt beheerd door [NB] en [WB] (peettante en peetoom van [zoon DB]) om de communicatie tussen de partijen zo duidelijk mogelijk te laten verlopen namens [zoon DB] en [dochter DB]. En om de belangen van [zoon DB] en [dochter DB] te behartigen in overeenstemming met de door [zoon DB] en [dochter DB] verstrekt mondeling en schriftelijk verstrekte machtiging. Daarbij wordt ook zoveel mogelijk de belangen van [F] gediend, indien van toepassing.

De laatste wil van de overleden [MB]

Welke blijkt uit het handelen van [MB] voor zijn overlijden en vastgelegd door notaris mr. [W] in het testament d.d. 8 juli 2021 (productie 8). Door de gewijzigde omstandigheden is het testament van 12 november 2010 niet meer van toepassing.

Voorgeschiedenis

7 augustus 2006 Geboorte Kleindochter [F] (dochter van [dochter DB])

Tienerdochter [dochter DB] wordt moeder, vandaar dat [MB] (vader) en [Y] (moeder) voogd worden en [F] samen met [dochter DB] opvoeden.

5 november 2007 Overlijdt plotseling zijn vrouw [Y]

28 april 2008 begint relatie met mevr. [V] volgens Mevr. [V].

Toen mevr. [V] kwam wonen, moesten de kinderen het huis uit. Mw. [V] kon niet met de kinderen overweg. Met [zoon DB] is nooit goed contact geweest.

12 november 2010 samenlevingsovereenkomst (productie 1)

Feit 1. Dat volgens mevr. [V] er een affectieve relatie was met Mevr. [V] op moment van overlijden wordt stellig bestreden door de erfgenamen [zoon DB] en [dochter DB]. Er was sinds 2020 geen sprake meer van samenwoning. Ze leefde gescheiden van tafel en bed.

Hierdoor is de samenlevingsovereenkomst niet meer van toepassing.

12 november 2010 testament (productie 2)

Feit 1. Dat volgens mevr. [V] er een affectieve relatie was met Mevr. [V] op moment van overlijden wordt stellig bestreden door de erfgenamen [zoon DB]. [dochter DB], mevr [T], buren en Familie.

Hierdoor is de samenlevingsovereenkomst niet meer van toepassingen is zij ook geen erfgenaam meer en kan en mag ze geen beroep meer doen op het testament van 12 november 2010.

15 augustus 2013 worden de stg beheer [naam] opgericht. (productie 3)

[MB] voorzitter en is bevoegd met als secretaris [naam secretaris] of Mevr. [V] als penningmeester bij de Stichting

Voorgeschiedenis punt 13. Goede relatie tussen [MB] en [dochter DB]

[Dochter DB] is inmiddels 34 jaar en heeft nooit een goed contact gehad met mevr. [V]. Na het overlijden van [Y] moesten de kinderen zo snel mogelijk het huis uit. [MB] had een goede relatie met [dochter DB], welke zelfstandig haar gezin met twee zonen en een dochter geboren op 2 november 2021 runt. Ze krijgt naar het overlijden van [MB] ondersteuning van een gezinscoach om met name de financiële zaken te leren welke [MB] voor zijn overlijden voor haar deed. Wij begrijpen niet waarom mevr. [V] aan [dochter DB] geen enkele ondersteuning meer geeft en waarom ze haar als minder intelligent wil wegzetten. [Dochter DB] heeft goede communicatievaardigheden. Mevr. [V] communiceerde niet of was/is zeer dwingend, nadat [dochter DB] niet blindelings wou tekenen. In december 2021 heeft ze alle communicatie verbroken. Het karakter van mevr. [V] vertoont vele narcistische kenmerken. Het negatief beschrijven over [dochter DB] is op dit moment is geheel niet relevant in het kader van de verdeling van de nalatenschap. Met name in het belang van [F] en de kinderen zou het wenselijk zijn dat een deskundige haar handelen en denkbeelden zou onderzoeken en het proces met betrekking tot de nalatenschap zou begeleiden om dit verder in goede banen te leiden.

Voorgeschiedenis punt 14 m.b.t. [F]

[Dochter DB] maakt zich grote zorgen om [F]. Mevr. [V] maakt ieder contact onmogelijk en er wordt geen informatie verstrekt hoe het met [F] gaat. Zie productie 11

Voorgeschiedenis punt 20 een verdraaide weergave van de werkelijkheid.

[MB] woonde niet meer op [adres], omdat de relatie was beëindigd en hij alleen na het maken van een afspraak mocht komen om [F] te kunnen ontmoeten, of spullen kon gebruiken uit zijn schuur hen huis. Daardoor verbleef hij op de camping en ook regelmatig in België bij [dochter DB] en de kinderen.

Ging naar de camping ten gevolge van corona, volgens Mw. [V]. Dan moet je niet op een camping gaan zitten waar mensen in- en uitlopen. Dan is het thuis veiliger. En sinds hij op de camping woonde ging hij vaak met zijn vriendin en soms met zijn broer en vrouw fietsen of weekendjes weg. Hij at 1 keer per week bij zijn broer [J] en verbleef meerdere dagen bij zijn dochter en kleinkinderen. En door de week was h ij vaak bij zijn zoon. De vele (nieuwe)contacten die hij onderhield is geen corona vrees. Het is een beëindigde relatie met mevrouw [V]. Om [adres] te bezoeken moest hij eerst toestemming vragen en toestemming vraag om contact te hebben met [F].

Voorgeschiedenis punt 21 Affectieve relatie

Volgens mevr. [V] was er een affectieve relatie met [MB] op moment van overlijden en dat ze samenwoonde, wordt stellig bestreden door de erfgenamen [zoon DB], [dochter DB], buurvrouwen, vriendin en familie. (zie ook productie 9 en 10)

Einde 2020 strand relatie met mevr. [V] definitief en [MB] vertelde dit in 2021 aan de kinderen. Ze kwam bijna nooit op de familiebijeenkomsten en zo ook afwezig op de verjaardagen van [MB].

Sinds begin 2021 was er een nieuwe relatie met Mevr. [T].

Op 25 juni 2021 wordt Mevr. [V] ontslagen als bestuurder van de Stg door [MB]. (zie Productie 3)

Op 8 juli 2021 wordt een Nieuw testament opgesteld door de notaris op verzoek van [MB] (Productie 1)

Opzegging samenlevingsovereenkomst door [MB].

Essentiele informatie hierover worden door de notaris, Dhr [naam secretaris] en Mevr. [V] achtergehouden. We krijgen geen toegang tot de (digitale) dossiers, zoals bij voorbeeld papieren archief/dossiers, emailadressen, computer, telefoon met WhatsApp berichten om verder bewijs te verzamelen.

WhatsApp berichten tussen [MB] en Mevr. [V] m.b.t. Financiële regeling.

Ieder betaald zijn eigen kosten. Met uitzondering van [F]; die kosten worden ieder voor de helft betaald.

Uit het handelen van [MB] vanaf eind 2020 blijkt duidelijk zijn wil is dat mevr. [V] geen erfgenaam en geen executeur-afwikkelingsbewindvoerder ten gevolge van gewijzigde omstandigheden sinds het oude testament van 2010

18 september Overlijden [MB]

Na heftige ruzie met Mevr. [V] op 18 september 2021 overlijdt [MB] aan een hartstilstand.

Feit 1. Dat volgens mevr. [V] dat er een affectieve relatie was met Mevr. [V] op moment van overlijden wordt stellig bestreden door de erfgenamen [zoon DB], [dochter DB], buren, vriendin en familie. Mede gezien het gespeelde gedrag van Mevr. [V] op de dag van overlijden. Ze was alleen bezig op haar belang veilig te stellen in plaats van ontdaan door het overlijden. Dit bleek uit alles en het onderbuikgevoel van de gehele familie. Het klopt niet wat er gebeurt is die dag volgens het verhaal van mevr. [V]. [Zoon DB] heeft daarom toestemming gegeven tot sectie om achter de werkelijke doodsoorzaak te komen.

Uit de feitelijke omstandigheden voor het overlijden en op de dag van overlijden was voor de kinderen, buren vriendin en familie klop en klaar dat de samenwoning was beëindigd voor het overlijden en dat de affectieve relatie al lang voor het overlijden was beëindigd. [MB] stelde het belang van [F] voorop en voegde zich daarom in het regime van Mevr. [V] met de bijbehorende eenzijdig opgelegde regels en voorwaarden van Mevr. [V].

[Zoon DB] was ingeschreven op [adres] en is een onbetwiste erfgenaam. Hij was dus als enige bevoegd om de persoonlijke bezittingen onder zich te nemen en te houden. Dat mevr. [V] ten onrechte daar stampei over maakt en de politie ging bellen, omdat zij drommels goed wist dat ze geen erfgenaam was en dat zei alle feiten onder zich probeerde te houden en de werkelijkheid probeerde te verdraaien in haar voordeel.

Punt 22 Uitvaart en taken als executeur en afwikkelingsbewindvoerder. Zie productie 9

29 september wordt ze al benoemd. 11 dagen na het overleden

Als executeur communiceert zij niet, de erfgenamen en de familie worden voor voldongen feiten gesteld. Zoals.

Hoe de nalatenschap beheert wordt?

De herbegrafenis van de urnen van [Y] en [MB], zonder overleg met de kinderen.

En binnen een week werden de persoonlijke spullen van [MB] en [Y] op straat gezet.

Waar zijn de persoonlijke bezittingen, dossiers digitale nalatenschap van [MB] gebleven. Wie heeft wat gekregen? Waarom wordt zo zoveel mogelijk alle informatie achtergehouden om de waarheid te verdraaien. Waarom worden de kinderen in verdere rouwproces uitgesloten ?

Punt 23 – Productie 5 en 6

De executeur heeft als taak om de erfgenamen te informeren over de omvang en afwikkeling van de nalatenschap en zal de erfgenamen dienaangaande wel periodiek informatie moeten verstrekken over de voortgang en dient jaarlijks en bij het einde van haar werkzaamheden rekening en verantwoording af te leggen volgens de notaris. De executeur doet dat niet tot op heden. Ze communiceert niet met de erfgenamen. Zij hebben wel regelmatig om informatie gevraagd.

De verklaring omvang nalatenschap is gebaseerd op fiscale waardes welke gehanteerd werd voor de aangifte successierechten. Ook wordt ervan uitgegaan dat het vermogen van de [D] beheer bv te de nalatenschap behoord. Dit is feitelijk onjuist daar alleen de certificaten tot de nalatenschap behoren. De erfgenamen kunnen allen beschikken over toekomstig uitgekeerd dividend en niet over het vermogen van de [D] beheer bv. Voor de verdeling dienen de marktwaarde gehanteerd te worden. De executeur wil zichzelf bevoordelen door de lage fiscale waardes te hanteren voor de verdeling in plaats van de werkelijk waard op het moment van overlijden.

De invloed van de stichting op de cashflow van de nalatenschap wordt niet inzichtelijk gemaakt. De executeur kan niet beschikken over het vermogen in de De [D] Beheer bv. Zij kan alleen beschikken over eventuele toekomstige dividenduitkeringen. Informatie over de genomen dividend besluiten door de stg. Beheer [naam] worden niet verstrekt. Daarnaast wil de executeur zichzelf bevoordelen door de toewijzing vna het woonhuis tegen WOZ waarde in plaats van de werkelijke waarde veel hogere waarde.

Zolang deze informatie niet beschikbaar is kunnen de erfgenamen niet verantwoord beslissen over het aanvaarden van de nalatenschap.

Punt 24. 21 december 2021 brief van Mevr. S. Zie productie 6

Door de benoeming door de notaris op 29 september 2021 is mevr. [V] formeel de executeur en daardoor bevoegd als executeur en aansprakelijk voor haar daden als executeur. Ook dient zij jaarlijks verantwoording af te leggen. Dit is tot op dit moment niet gebeurt. Mevr. [V] had echter geen gebruik mogen maken van het testament d.d. 12 november 2010 omdat ze geen relatie en samenwoning meer was. Ze heeft toch gebruik gemaakt van het testament van 12 november 2010 en daardoor is zei aansprakelijk voor haar daden met betrekking tot de nalatenschap.

Hierin wordt voor de gevraagd om informatie te verstrekken. De facturen van de uitvaart zijn verstrekt en het jaarstuk van de [D] Beheer bv van 2021 is verstrekt.

30 dec 2021 levering bedrijfspand tegen een veel te laag waarde op basis van onjuiste/onvolledige taxatiegegevens. In ieder geval wordt de huurwaarde van 120.000 per jaar wordt niet verteld aan de taxateur. Het taxatierapport wordt niet verstrekt, waardoor essentiel informatie wordt achtergehouden. Zie productie 5 De levering van het bedrijfspand is een zeer nadelig transactie voor de erfgenamen. Het pand met de beste rendement en cashflow wordt van verkocht voor een veel te lage prijs. De heer [naam secretaris] laat zijn eigen belang preferen boven het belang van de erfgenamen. [MB] de broer J. heeft voor de transactie aangeboden grond te kopen van de [D] beheer bv mocht er liquiditeitsproblemen zijn in de nalatenschap. Liquiditeit te kort kan geen argument zijn daar er voldoende liquiditeiten vrij gemaakt konden worden op korte termijn door de verkoop van laag renderende landbouwgrond.

Punt 26 productie 7 mail van 21 juni 2022

Bij productie 7 ontbreken de voorafgaande email van 21 juni 2022 en de reacties daarop met bijbehorende getekende brief van [zoon DB] en [dochter DB] d.d. 9 juni 2022. En de vervolg Productie 14 en 15.

In productie 15 wordt een machtiging verstrekt aan [WB] en [verweerder] om namens [zoon DB] en [dochter DB] op te treden.

Punt 27 Toedeling

Nobel dat mevr. [V] in gelijk delen wil verdelen. Maar in werkelijkheid wordt ze door de toedeling tegen fiscale waarde in plaats van de werkelijk waardes bevoordeelt met meer dan 1 miljoen euro. De certificaten worden toebedeeld op fiscale waarde i.p.v. waarde op dag overlijden. Dividenduitkeringen kunnen alleen plaatsvinden als de directie dat toe besluit. Er is geen enkele garantie dat dit ook gebeurt en hoelang. Uitkeringen kunnen niet opgeëist worden door de certificaathouders. Daardoor is de waarde de contante waarde van de verwachte toekomstige dividenduitkeringen.

De onderbouwing van haar stellingen ontbreken.

Eén juiste berekening kunnen we maken als alle relevante informatie inclusief de volledige taxatierapporten gebaseerd op de juiste uitgangspunten beschikbaar zijn.

Punt 28 Overleg

Werkelijkheid; Veel gesprekken worden gevoerd over [zoon DB] en [dochter DB] met derden en geen direct overleg met [zoon DB] en [dochter DB] waar ook de adviseurs van [zoon DB] en [dochter DB] bij aanwezig waren.

Punt 29 Geen overeenstemming

Geen overeenstemming doordat heel veel essentiële informatie wordt achtergehouden met betrekking tot de nalatenschap en de afwikkeling ervan. Alleen [A] is het eens over de voorgestelde verdeling. Alle andere broers en zus zijn het niet eens met een oneerlijke verdeling. [A] is echter niet fiscaal-juridisch onderlegt en heeft ook niet de juiste informatie en kennis om het te kunnen beoordelen.

Punt 31 en 32 Niet gemaakte keuze hoe de nalatenschap aanvaard wordt en de benoeming van de executeur-afwikkelingsbewindvoerder.

De adviseurs van [zoon DB] en [dochter DB vinden het heel kwalijk dat vele keren op basis van het onderdruk zetten door meerdere personen tegelijk op basis van oneigenlijke argumenten in plaats vna objectieve informatie met bijbehorende adviezen van deskundigen getracht wordt een handtekening van de erfgenamen [zoon DB] en [dochter DB] te krijgen. Mevr. [V] gaat zover dat ze [dochter DB] 100% negeert en elke contact met [F] blokkeert omdat [dochter DB] geen brief wilde tekenen die ze niet vooraf mocht laten lezen door een van haar begeleiders en/of vertrouwenspersonen.

Punt 33. Bewindvoering.

Namens [zoon DB] en [dochter BD] is meerdere keren getracht in overleg te komen met Bewindsvoerderskantoor [naam] BV. Zij stellen niets te kunnen doen zolang er geen duidelijkheid is over wie de erfgenamen zijn, welke middelen ter beschikking komen en hun rol daarin.

[Zoon DB] en [dochter DB] willen graag geïnformeerd worden hoe dat in de praktijk gaat werken, wie bepaalt het jaarbudget en wat zijn de criteria. Zijn er dividend besluiten en uitkeringen geweest en wat is de toekomst in relatie tot de nalatenschap.

Punt 34. Voortzetting werkzaamheden Mevr. [V]

[Zoon DB] en [dochter DB] willen onder geen beding dat Mevr. [V] de werkzaamheden voortzet gezien de schade die ze al heeft aangericht.

[Zoon DB] en [dochter DB] willen zo snel mogelijk geïnformeerd worden door een nieuw te benoemen onpartijdige executeur-afwikkeling bewindvoerder.

Bewijsaanbod

[Zoon DB] en [dochter DB] bieden aan hun stellingen te bewijzen met alle middelen rechtens, waaronder het horen van getuigen, zonder hiermede enige bewijslast op zich te nemen die rechtens niet op hen rust.

MET CONCLUSIE VAN ANTWOORD

Uw edelachtbare vrouwe/heer rechter van de Rechtbank te verzoeken te vorderingen van eiseres, mevrouw [V],. af te wijzen en mevrouw [V] te veroordelen in de proceskosten.

Eis in reconventie

Mevr. [V] niet te erkennen als erfgenaam en dat ze zich ten onrechte heeft laten benoemen als exectueur-afwikkelingsbewindvoerder op basis van;

In 1ste instantie; Geen relatie en geen samenwonen voor en op datum overlijden. Mocht dit niet voldoende zijn in 2de instantie ook op basis van de laatste wil van de overledenen op basis van zijn handelen voor zijn overlijden door de gewijzigde omstandigheden zijnde;

Einde relatie en samenwoning voor het overlijden en zijn laatste wil wat blijkt uit;

  1. Deelt einde relatie en samenwoning mede aan vriendin, kinderen, kleinkinderen, familie, notaris en naaste vrienden en kennissen.
  2. Nieuwe relatie met mevr. [T] (sinds begin 2021) Productie 10
  3. Niet meer samenwonen en samenleven. Er werd alleen door ieder 50% betaald voor de kosten van [F].
  4. Opzegging van samenlevingsovereenkomst door [MB] met mededeling daarvan aan de kinderen, mevr. [T] en familie.
  5. Ontslag van mevr. [V] uit het stg. Bestuur door [MB]
  6. Nieuw testament opgesteld door notaris in opdracht van [MB] met [naam secretaris] als executeur en 3 erfgenamen zijnde [zoon DB], [dochter DB] en [F] ieder voor gelijke delen met toekenning van 3 legatarissen zijnde [zoon DB] en [dochter DB] voor ieder 50% van de aandelen van de [D] Beheer B.V. en de woning wordt toebedeeld aan de kleindochter [F].

Eis in reconventie

  1. Een onafhankelijke executeur-afwikkelingsbewindvoerder te benoemen.
  2. Mevr. [V] niet te erkennen als erfgenaam.
  3. Een vertegenwoordiger van [zoon DB] en [dochter DB] en een onafhankelijk voorzitter te benoemen in de beheer stg [naam].
  4. Alle essentiële informatie te verstrekken met verslagging aan de executeur tot heden, zoals;
  • verslag door de executeur over haar handelen tot nu toe met de bij behorende onderbouwingen.
  • De volledige taxatierapporten van het onroerend goederen in de nalatenschap.
  • De informatie verstrekt aan de taxateur.
  • Cashflow overzicht van de nalatenschap 2021 en de balans van de nalatenschap per 31 december 2021
  • Cashflow overzicht van de nalatenschap 2021 en de balans van de nalatenschap per 31 december 2022
  • Cashflow overzicht van de nalatenschap 2023 tot nu toe en de balans per 30 september 2023 of later datum indien beschikbaar.
  • De dividend besluiten van de [D] beheer bv van 2021
  • De dividend besluiten van de [D] beheer bv van 2022
  • De opgestelde en ingediende aangifte successierechten door Mevr. [V] met bijbehorende onderbouwingen.
  • De ontvangen economische en bijbehorende fiscale adviezen met betrekking tot de nalatenschap.
  • Concept toedeling met toelichting op basis van de werkelijke waarde van de nalatenschap op de dag van overlijden met bijbehorende onderbouwingen en taxatierapporten van de onroerende goederen en van de actuele waarde van de bezittingen en schulden van de [D] beheer bv.
  • alle informatie welke in het belang kan zijn voor [zoon DB] en [dochter DB]. Zoals b.v. toegang tot bestanden op papier en digitaal in welke vorm dan ook.
  • informatie op de persoonlijk bezittingen. Wat is daarmee gebeurt. Wie heeft wat gekregen.
  1. Te verklaren dat mevr. [V] onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van [zoon DB] en [dochter DB] en dat de schade en gevolgschade zal worden betaald aan [zoon DB] en [dochter DB].

Eis in reconventie

[Zoon DB] en [dochter DB] stellen mevr. [V] aansprakelijk voor het benadelen van de erfgenamen door mevr. [V] en eisen hiervoor een schadevergoeding omdat;

  1. Alle essentiële informatie als executeur achter te houden, zoals;
  • Geen enkel verslag door de executeur over haar handelen tot nu toe met bij behorende onderbouwingen.
  • Achterhouden van volledige taxatierapporten van het onroerend goederen in de nalatenschap.
  • Het achterhouden van essentie informatie voor de taxateur, zoals de huuropbrengst van het bedrijfspand.
  • Cashflow overzicht van de nalatenschap 2021 en de balans van de nalatenschap per 31 december 2021
  • Cashflow overzicht van de nalatenschap 2021 en de balans van de nalatenschap per 31 december 2022
  • Cashflow overzicht van de nalatenschap 2023 tot nu toe en de balans per 30 september 2023 of later datum indien beschikbaar.
  • De dividend besluiten van de [D] beheer bv van 2021
  • De dividend besluiten van de [D] beheer bv van 2022
  • De opgestelde en ingediende aangifte successierechten door Mevr. [V] met bijbehorende onderbouwingen.
  • Het achterhouden van de economische en bijbehorende fiscale adviezen met betrekking tot de nalatenschap
  • Concept toedeling met toelichting op basis van de werkelijke waarde van de nalatenschap op de dag van overlijden met bijbehorende onderbouwingen en taxatierapporten van de onroerende goederen en van de actuele waarde van de bezittingen en schulden van de [D] beheer bv.
  • Achterhouden van alle informatie welke in het belang kan zijn voor [zoon DB] en [dochter DB]. Zoals b.v. toegang tot bestanden op papier en digitaal in welke vorm dan ook.
  • Achterhouden van informatie op de persoonlijk bezittingen. Wat is daarmee gebeurt. Wie heeft wat gekregen.
  1. Schade van de erfgenamen door verkoop van het bedrijfspand. Begroot op minimaal 1 miljoen euro. Van deze huuropbrengst van circa 10.000-1.000 kosten = netto per maand hadden de erfgenamen nog jaren ruimschoots kunnen leven.
  2. Schade van de erfgenamen door de geplande toedeling met een extra voordeel aan mevr. [V] van ongeveer 1.000.000 euro door de toedeling tegen woz waarde in plaats van de werkelijke waarde op datum overlijden.
  3. Schade door foutieve waardering van de certificaten tegen het fiscale eigenvermogen in plaats van de lagere contante waarde op het moment van overlijden van de geprognotiseerde dividenduitkeringen en lagere waarde van de bezittingen van de [D] Beheer B.V. De certificaathouders hebben geen invloed op het dividendbeleid in overeenstemming met de statuten, waardoor de geprognotiseerde contante waarde sterk negatief wordt beïnvloed op het moment van overlijden. De verstrekte leningen door de [D] beheer bv zijn voor een belangrijk gedeelte oninbaar volgens onze inschatting.
  4. Schade veroorzaakt door Mevr. [V] doordat zich heeft laten benoemen tot executeur - afwikkelingsbewindvoerder op onjuiste gronden en de gevolgen die daaruit voortvloeien. Waaronder de inhuur van externe deskundigen, zoals kosten accountant, fiscalist, taxateurs. Dit zal toenemen naar mate dat de juridische procedure verder verloopt en of er een hoger beroep noodzakelijk is. Door een overeenkomst te sluiten met de erfgenamen kunnen deze kosten beperkt worden. De gevolg schade van [zoon DB] en [dochter DZB] zullen toenemen naar mate de procedure langer loopt. Het beschikbare vermogen kunnen ze niet laten renderen doordat het niet beschikbaar is voor een bewindvoerder die het op een goede manier belegt. Bij goed beheer brengt het minimaal 5% rendement. Bj een waardevaste belegging in onroerend goed 10% per jaar.

Bewijsaanbod

Eisers bieden aan hun stellingen te bewijzen met alle middelen rechters, waaronder het horen van getuigen, zonder enige bewijslast op zich te nemen die rechters niet op hen rust.

Met als eis in reconventie

Uw edelachtbare vrouwe/heer rechter van de rechtbank te verzoeken de onrechtmatigheid uit te spreken ex. Artikel 6:162 BW van het verwoorde handelen van mevrouw , waarbij de hoogte van ondervermelde schade door [intialen MB] ([zoon DB)] en [dochter DB] bij staat zullen worden opgemaakt, kosten rechtens.

  1. Schade van de erfgenamen door verkoop van het bedrijfspand. Begroot op minimaal 1 miljoen euro.
  2. Schade van de erfgenamen [zoon DB], [dochter DB] en [F] door de toedeling tegen woz waarde in plaats van de werkelijke waarde op datum overlijden.
  3. Schade door te hoge waardering van de certificaten.
  4. Schade voor de inhuur van deskundigen.
  5. De gevolgschade

[Plaats kantoor verweerder], 6 oktober 2023

[Handtekening verweerder]

[Naam verweerder], advocaat.”

Het tweede uitstelverzoek

2.16 In maart 2024 heeft verweerder opnieuw een eenstemmig uitstelverzoek aan de rechtbank gericht. Verweerder heeft daarover geen overleg gevoerd met klaagster en geen kopie van het uitstelverzoek verstrekt. Het uitstelverzoek is door de rechtbank gehonoreerd. Na de roldatum is klaagster bekend geraakt met het uitstelverzoek en heeft zij daartegen bezwaar gemaakt.

2.17 Op 9 april 2024 heeft de rechtbank aan klaagster en verweerder geschreven:

In bovenstaande zaak bericht ik u namens de rolrechter als volgt. Het uitstelverzoek is verleend omdat de verzoekende advocaat aan de rechtbank had medegedeeld dat het om een eenstemmig verzoek ging. De rechtbank gaat ervan uit dat dergelijke mededelingen van advocaten aan de rechtbank juist zijn en zij daarop haar beslissingen kan baseren. De oorspronkelijke termijn was na het verleende uitstel bovendien verstreken en met het oog op een goede procesorde werd het uitstel niet teruggedraaid.”

3 kLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

  1. Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregels 8 en 21, door de rechtbank tweemaal (op 24 augustus 2023 en 13 maart 2024) onjuist te informeren dat sprake was van een eenstemmig uitstelverzoek. Verweerder heeft tweemaal een bericht gestuurd aan de rechtbank zonder daarvan gelijktijdig een kopie aan klaagster te sturen;
  2. Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregel 1 door een niet door hemzelf, maar naar waarschijnlijkheid door zijn cliënt geschreven processtuk in het geding te brengen;
  3. Verweerder heeft, indien hij het processtuk wel zelf heeft geschreven, in strijd gehandeld met gedragsregel 7 door zich onnodig grievend uit te laten;
  4. Verweerder heeft, indien hij het processtuk wel zelf heeft geschreven, in strijd gehandeld met gedragsregel 1, omdat het processtuk is doordrenkt van emotie en juridisch irrelevante stellingen, die feitelijk meermaals tegenstrijdig zijn, totaal onduidelijk en onbegrijpelijk is wat daadwerkelijk wordt gevorderd in reconventie, welke stellingen daaraan ten grondslag worden gelegd, en stellingen worden ingenomen waarvan vaststaat dat deze simpelweg nimmer door de rechtbank kunnen worden toegewezen;
  5. Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregels 21 en 24, door zijn cliënt onaangekondigd een (veronderstelde) kopie van het processtuk bij klaagster op kantoor te laten afgeven en te weigeren om op klaagsters verzoek zelf een kopie van het ingediende processtuk te verstrekken;

4 VERWEER

4.1 Het is verweerder later gebleken dat sprake is geweest van twee kennelijke verschrijvingen in de B-formulieren en verlate doorzendingen daarvan. Hij biedt daarvoor zijn excuses aan. Van enig opzet is absoluut geen sprake. Het is verder aan de rechtbank om daarover uitspraak te doen. Verweerder wijst erop dat klaagster voor passende vervanging had moeten zorgen tijdens haar vakantie; dat kan hem niet worden verweten. Verweerder wijst erop dat het uitstel ook verleend zou zijn geweest als hij een ander hokje op het formulier had aangekruist.

4.2 Verweerder heeft het processtuk zelf geschreven, in samenspraak met de cliënten. Bij een uiterst gevoelige zaak komen daarbij ook hevige emoties tot uitdrukking. Op verweerders leeftijd en met zijn levenservaring weet hij meer dan wie ook om daar op een passende wijze vorm aan te geven. Dat er puntsgewijs is gereageerd, is niet ongebruikelijk. Ook de rechtbank heeft geen opmerkingen gemaakt over het processtuk, terwijl het aan de rechtbank is om daarover uitspraak te doen.

4.3 Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat het enkel afgeven van, in een dichte envelop zittende, dikke post aan de receptie een normale gang van zaken is. De cliënt heeft niet gevraagd naar klaagster, maar heeft enkel gezegd dat hij post voor haar had. Dat de receptioniste klaagster erbij heeft gehaald, kan de afgever van de post of diens advocaat niet worden tegengeworpen. Het voordeel van de afgifte van dikke post is juist dat je verzekerd bent van de ontvangst van de (onbeschadigde) post. Verweerder heeft niet geweigerd zelf nog een kopie van het processtuk te verstrekken, maar hij vindt dat volstrekt onnodig en zeker niet milieubewust. Desgewenst kan verweerder alsnog een exemplaar verstrekken, wat hij in zijn dupliek ook stelt te hebben gedaan. Verweerder wijst ook op gedragsregel 24, waaruit volgt dat advocaten dienen te streven naar een onderlinge verhouding die berust op vertrouwen en welwillendheid.

5 BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 van de Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a van de Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 van de Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

5.2 Gedragsregel 1 luidt:

  1. Gelet op zijn bijzondere positie in het rechtsbestel is de advocaat gehouden tot betamelijke beroepsuitoefening.
  2. Deze plicht geldt jegens zijn cliënt, de overige betrokkenen bij de rechtspleging en zijn beroepsgroep en vindt haar grondslag in het belang van een goede rechtsbedeling
  3. De advocaat laat zich in al zijn handelen leiden door de kernwaarden van zijn beroep en neemt in acht de voor hem geschreven wettelijke bepalingen en verordeningen, de inhoud van zijn eed of belofte en de verplichtingen die voortvloeien uit de opdrachtrelatie met zijn cliënt.
  4. De advocaat dient zich zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur, noch zijn eigen beroepsuitoefening wordt geschaad.

5.3 Gedragsregel 7 luidt: De advocaat dient zich niet onnodig grievend uit te laten.

5.4 Gedragsregel 8 luidt: De advocaat dient zich zowel in als buiten rechte te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is.

5.5 Gedragsregel 21 lid 1 luidt: Het is de advocaat niet geoorloofd zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift van de mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededeling te reageren.

5.6 Gedragsregel 24 luidt: In het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen streven advocaten naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.

Klachtonderdeel a): de uitstelverzoeken

5.7 Vastgesteld wordt dat verweerder tweemaal een eenstemmig uitstelverzoek heeft gedaan zonder overleg met of akkoord van klaagster, en dat verweerder klaagster niet gelijktijdig op de hoogte heeft gesteld van die uitstelverzoeken. Daarmee heeft verweerder in strijd gehandeld met gedragsregels 8 en 21 lid 1. Dat sprake zou zijn van een verschrijving acht de raad ongeloofwaardig. Zo bevat het eerste uitstelverzoek niet alleen de mededeling dat sprake is van een eenstemmig verzoek, maar ook dat de wederpartij daarover zou zijn geïnformeerd. Dat tweemaal een verschrijving heeft plaatsgevonden op één formulier op precies deze twee onderdelen, is hoogst onaannemelijk. Vervolgens is in het tweede uitstel van maart 2024 opnieuw onterecht opgenomen dat het verzoek eenstemmig is, terwijl klaagster kort daarvoor op 20 februari 2024 zich al bij de deken over verweerder had beklaagd over het eerste onjuiste uitstelverzoek. Verweerder was dus een gewaarschuwd mens. Dat desondanks wederom een verschrijving zou hebben plaatsgevonden is dan ook onaannemelijk.

5.8 Klachtonderdeel a) is gegrond.

Klachtonderdelen b), c) en d): de conclusie van antwoord

5.9 De raad moet allereerst vaststellen of klaagster, die als advocaat van mevrouw V heeft opgetreden in deze kwestie, ontvankelijk is bij deze klachtonderdelen. Wat betreft de grievende uitlatingen (klachtonderdeel c) is de raad van oordeel dat klaagster daarin niet-ontvankelijk is. De vermeende grievende uitlatingen richten zich puur tot de cliënte, mevrouw V. Klaagster heeft daarbij dus geen eigen, rechtstreeks betrokken belang. Wel kan zij worden ontvangen in haar klacht over het processtuk (klachtonderdelen b en d). De raad begrijpt uit de klachtbrief dat het processtuk voor klaagster ‘een niet op te lossen zoekplaatje’ was, waardoor het voor haar ondoenlijk was om daar op een juiste manier op te reageren. De raad acht dit een voldoende eigen, rechtstreeks betrokken belang, omdat klaagster zich belemmerd heeft gevoeld in het op correcte wijze kunnen uitoefenen van haar werkzaamheden. Dat betekent dat de raad hierna wel inhoudelijk zal ingaan op de klachten die gaan over het niet zelf opstellen van het processtuk.

5.10 De raad kan met voldoende zekerheid vaststellen dat de ‘conclusie van antwoord en eis in reconventie’ niet door verweerder is opgesteld, maar door zijn cliënt(en). Het onder overweging 2.15 nagenoeg integraal weergegeven processtuk heeft alleszins de uitstraling van een processtuk dat door een niet juridisch onderlegde persoon is opgesteld die zelf rechtstreeks bij de zaak betrokken is. De inhoud, het woordgebruik, de schrijfstijl, de evidente taalfouten en het nagenoeg volledig ontbreken van een concrete juridische onderbouwing maken het processtuk van dusdanig ondermaats niveau dat dit niet kan worden toegeschreven aan een juridisch onderlegde persoon met proceservaring, laat staan van een advocaat met verweerders decennialange proceservaring.

5.11 Zo wijst de raad ter illustratie op het volgende.

- Het processtuk bevat vele niet of slecht lopende zinnen, dubbele of juist ontbrekende woorden, d/t-fouten, verschillende aanspreekvormen, misplaatste hoofdletters en ‘zei’ waar ‘zij’ bedoeld wordt;

- In het processtuk wordt meerdere keren vanuit de ‘wij’-vorm geschreven;

- Het processtuk bevat geregeld grote witte vlakken en afwisselende lettergroottes;

- Het processtuk bevat verzoeken en vragen die gewoonlijk thuishoren in een advies van een advocaat aan diens cliënt, of passages die van zodanig algemene strekking zijn dat zij afkomstig lijken uit een blog of informatiebrochure over hoe een erfrechtelijke procedure in elkaar zit

- Het processtuk bevat vier verschillende kopjes ‘Eis in reconventie’, waarin de eisen niet of hoogstens puntsgewijs worden gemotiveerd en verzoeken om schadevergoedingen op vrijwel geen enkele wijze worden onderbouwd en concreet gemaakt, een aansprakelijkstelling wordt verstuurd en niet toewijsbare vorderingen over bijvoorbeeld vennootschapsrechtelijke vraagstukken worden verzocht.

5.12 Verweerder heeft met het voorgaande in strijd gehandeld met de kernwaarden integriteit en onafhankelijkheid, en gedragsregel 1. Klachtonderdelen b) en d) zijn gegrond.

Klachtonderdeel e): afgifte van de conclusie van antwoord

5.13 Verweerder acht het laten afgeven van processtukken door (familieleden van) zijn cliënten kennelijk een normale gang van zaken. Daarmee is hij, zo stelt hij, namelijk zeker van de onbeschadigde ontvangst van de post.

5.14 Verweerder miskent daarmee dat hij daarmee zijn beroepsgenoten blootstelt aan een confrontatie met een wederpartij. Door cliënten de processtukken fysiek te laten bezorgen op het kantoor van de advocaat van de wederpartij, brengt verweerder zijn collega’s in een positie waarbij zijn cliënt mogelijk zal proberen om inhoudelijk over de kwestie te spreken, terwijl dat op grond van gedragsregel 25 lid 1 niet is toegestaan voor de advocaat van een wederpartij. Ook aanvaart verweerder daarmee het risico dat er onaangenaamheden plaatsvinden bij het fysieke overhandigen van de stukken. Dat geldt zeker in deze zaak waar immers sprake was van een zeer emotioneel beladen familiegeschil over een erfenis, waarbij klaagsters cliënt er bovendien van werd beschuldigd bij te hebben gedragen aan de dood van de erflater. Zeker in een tijd waarin binnen de beroepsgroep veel aandacht is voor de verbale en fysieke agressie waarmee advocaten te maken hebben, wordt van advocaten verwacht dat zij elkaar niet blootstellen aan (de kans op) die situaties. Verweerder heeft hiermee niet integer en in strijd met gedragsregel 24 gehandeld. Als verweerder zekerheid wil dat zijn post aankomt bij de advocaat van de wederpartij, dan kan hij daarvoor de gebruikelijke middelen hanteren: de aangetekende post, de (aangetekende) e-mail of een koerier.

5.15 Klachtonderdeel e) is gegrond.

Conclusie

5.16 Gelet op het voorgaande, zal de raad klaagster niet-ontvankelijk verklaren in klachtonderdeel c). De klacht is voor het overige gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft niet integer gehandeld door de rechtbank tot tweemaal toe onjuist te informeren dat sprake was van eenstemmige uitstelverzoeken, terwijl dat niet zo was. Dit heeft hij zelfs gedaan zonder de wederpartij in kennis te stellen van deze uitstelverzoeken. De raad weegt daarin mee dat verweerder bij het tweede voorval al was gewezen op gedragsregel 21 lid 1, omdat op dat moment recentelijk een klacht tegen hem was ingediend vanwege het eerste foutieve uitstelverzoek.

6.2 Vervolgens heeft verweerder zich laten lenen voor het indienen van een processtuk dat door zijn cliënt(en) is opgesteld, dat zowel inhoudelijk als taalkundig ernstig te wensen overlaat. Verweerder miskent daarmee de essentie van het beroep van advocaat. Het behoort tot zijn taak om boven de partijen te staan, de standpunten van zijn cliënten op juridisch adequate en onderbouwde wijze voor te leggen aan de rechtbank en de emotie van zijn cliënten te kanaliseren. Ook de wijze waarop verweerder het processtuk heeft laten overhandigen aan de advocaat van de wederpartij acht de raad onbetamelijk, advocaten dienen elkaar niet bloot te stellen aan (de kans op) situaties waarin hun beroepsgenoot te maken krijgt met verbale of fysieke agressie.

6.3 Voor het bepalen van de op te leggen maatregel, weegt de raad mee dat verweerder inmiddels, na een langdurige carrière als advocaat, zich vanwege zijn pensioen heeft uitgeschreven als advocaat en dat hij niet eerder met het tuchtrecht in aanraking is gekomen. De raad acht het desondanks noodzakelijk om een flinke maatregel op te leggen. Een onvoorwaardelijke schorsing van vier weken is daarvoor passend en geboden

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 50,- reiskosten van klaagster,

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a), b), d) en e) gegrond;

- verklaart klachtonderdeel c) niet-ontvankelijk;

- legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van vier weken op;

- bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

- de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

- verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

- de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.3;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.4.

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. M. Callemeijn en W.A.A.J. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 april 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op : 7 april 2025