ECLI:NL:TADRSHE:2025:57 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-711/DB/ZWB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2025:57 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-04-2025 |
Datum publicatie: | 07-04-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-711/DB/ZWB |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 7 april 2025
in de zaak 24-711/DB/ZWB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 2 december 2024 op de klacht van:
klager
over:
verweerster
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 maart 2024 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij het Hof van Discipline. Bij beslissing van 2 mei 2024 heeft het Hof van Discipline voor onderzoek en afhandeling van de klacht de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant aangewezen.
1.2 Op 1 oktober 2024 heeft de raad het dossier met kenmerk K24-034 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 2 december 2024 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Op 9 december 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzet tijdens de zitting van de raad op 24 februari 2025. Verschenen is klager. Namens verweerster is mr. B, stafjurist van het Bureau van de Orde van Advocaten, verschenen. De raad is er ambtshalve mee bekend dat mr. B werkzaam is als stafjurist van het Bureau van de Orde van Advocaten en heeft geen enkele twijfel dat verweerster zich door mr. B wil laten vertegenwoordigen. Naar het oordeel van de raad zijn dit omstandigheden als bedoeld in artikel 1.4 van het Landelijk Procesreglement voor klachten bij de radenvan discipline op grond waarvan hetontbreken van de in artikel 2.6.6 van het Landelijk Procesreglement voor klachten bij de radenvan discipline bedoelde machtiging niet aan het optreden van mr. B als gemachtigde van verweerster in de weg staan.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de beslissing van de voorzitter is gebaseerd en van het verzetschrift.
2. FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
3. VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden het volgende in:
De beslissing van de voorzitter is gebaseerd op een onjuiste en onvolledige weergave en/of interpretatie van feiten, een onvoldoende en/of onjuiste motivering en onjuiste toepassing van de wet en/of andere gedragsregels en rechtsbeginselen. Het onderzoek heeft niet op de gebruikelijke wijze plaatsgevonden; de deken heeft gehandeld in strijd met de Leidraad en Advocatenwet, maar ook met beginselen van een goede procesorde en fundamentele rechtsbeginselen. De e-mail van de deken is geen dekenvisie. Dat de onderwerpregel van het bericht “abusievelijk” onjuist was, staat allerminst vast.
4. BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is op grond van het verzetschrift van oordeel dat de verzetgronden van klager niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. V.E.J. Noelmans, voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok en mr. J.A.J.A. Luijten, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier, en uitgesproken op 7 april 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 7 april 2025