ECLI:NL:TGDKG:2025:28 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/761173 / DW RK 24/432 EdV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2025:28
Datum uitspraak: 02-04-2025
Datum publicatie: 07-04-2025
Zaaknummer(s): C/13/761173 / DW RK 24/432 EdV/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Geen gronden tegen de voorzittersbeslissing ingediend. Verzet niet-ontvankelijk.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 april 2025 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 10 december 2024 met zaaknummer C/13/756578 / DW RK 24/331 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/761173 / DW RK 24/432 EdV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 12 september 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mails met bijlagen, ingekomen op 12, 15, 20 en

23 september 2024. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 23 september 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij e-mail van

24 september 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder op nadere stukken van klager gereageerd. Bij beslissing van 10 december 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Bij e-mail met bijlage, ingekomen op 11 december 2024, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 februari 2025 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 2 april 2025.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Bij vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 12 juli 2019 is klager veroordeeld in de kosten van de procedure.

- Bij arrest van het gerechtshof te Den Haag van 27 juli 2021 is klager veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

- Bij exploot van 2 september 2021 is het vonnis van 12 juli 2019 en het arrest van 27 juli 2021 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

- Op 3 december 2021 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank ten laste van klager.

- Bij exploot van 10 december 2021 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich - voor zover de voorzitter begrijpt - samengevat over het arrest van 27 juli 2021. Tevens is klager het niet eens met het gelegde beslag op zijn

AOW-uitkering.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 De voorzitter overweegt dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis van 12 juli 2019 en het arrest van 27 juli 2021 te executeren. Tegen de tenuitvoerlegging van de titels kan klager slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geƫigende weg.

4.2 Voor zover klager zich beklaagt over het Juridisch Loket en het door het Juridisch Loket aangewezen advocatenkantoor, dient klager zich tot het Juridisch Loket dan wel het betreffende advocatenkantoor te wenden.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager verwezen naar een vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 16 februari 2024 (ECLI:RBROT:2024:1341).

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Klager heeft in zijn verzet aangegeven dat hij bezwaar aantekent tegen de beslissing van de voorzitter en heeft daarbij een vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 16 februari 2024 overgelegd. Klager heeft zijn bezwaar tegen de voorzittersbeslissing niet onderbouwd, terwijl hij bij e-mail van 23 januari 2025 wel in de gelegenheid is gesteld om uiterlijk tien dagen voor de zitting schriftelijk zijn verweer in te dienen. Nu klager hier geen gebruik van heeft gemaakt en er geen gronden tegen de voorzittersbeslissing zijn ingediend is het verzet niet-ontvankelijk.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, mr. J.H.J. Evers en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

2 april 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.