Zoekresultaten 1-10 van de 846 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2021:84 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 174/2020

    Klacht tegen verpleegkundige. Klaagster is vanwege chronische pijnklachten aan haar rechteroog en -slaap door verschillende specialisten onderzocht. Omdat deze specialisten geen verklaring konden vinden voor haar pijnklachten, is zij verwezen naar de pijnpolikliniek. Hier is zij in juni 2020 voor multidisciplinaire diagnostiek op het multidisciplinaire spreekuur (MDS) geweest. Tijdens dit spreekuur is zij gezien door een anesthesioloog, fysiotherapeut, psycholoog en beklaagde. Van het MDS is door deze behandelaren vervolgens een schriftelijke terugkoppeling gegeven aan de huisarts. Hierin hebben zij geconcludeerd dat er geen aanvullende behandelopties zijn op medicamenteus, fysiotherapeutisch en interventioneel gebied en zij hebben de behandelend psycholoog gevraagd aanvullende pijneducatie te geven. Tijdens de procedure bij het tuchtcollege heeft klaagster laten weten dat zij inmiddels in afwachting was van de resultaten van onderzoek naar de aanwezigheid van een hersentumor. Bij brief van 4 mei 2021 heeft klaagster de uitslag van haar MRI-scan aan het tuchtcollege gestuurd, waaruit blijkt dat sprake is van een verdenking op een hersentumor rechts. De klacht is gericht tegen alle vier de behandelaren van de pijnpolikliniek. Klaagster verwijt hen dat zij dat een advies hebben opgesteld dat niet ziet op haar pijnklachten en dat zij niets met haar pijnklachten hebben gedaan. Klaagster voelt zich niet serieus genomen. Daarnaast verwijt zij beklaagde dat zij over bepaalde informatie uit het verleden van klaagster beschikte, terwijl klaagster geen toestemming had gegeven voor het delen van die informatie. Naar het oordeel van het college bestond er voor de behandelaren van de pijnpolikliniek geen aanleiding om onderzoek te verrichten naar de oorzaak van klaagsters pijn. Klaagster was vóór verwijzing immers al door meerdere specialisten gezien en deze konden geen verklaring voor haar pijnklachten vinden. Daarnaast waren er ook nog geen aanwijzingen voor een hersentumor toen klaagster op het MDS werd gezien. Dat bij onderzoek van een jaar later een hersentumor is geconstateerd, die mogelijk (ook) pijn veroorzaakt, maakt dit niet anders. Ten aanzien van het verwijt dat beklaagde tijdens het spreekuur over informatie uit het verleden van klaagster zou hebben beschikt, heeft beklaagde uitgelegd hoe een en ander tijdens het spreekuur is verlopen en dat zij niet over voorkennis uit klaagsters verleden beschikte. Het college begrijpt deze uitleg en ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2021:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2020/05

    Klacht tegen ambulant verpleegkundige GGZ. Klaagster is in maart 2019 in behandeling gekomen bij de instelling waar beklaagde werkzaam is. Vanaf dat moment is beklaagde, als onderdeel van een team hulpverleners, in de hoedanigheid van casemanager betrokken bij de behandeling van klaagster. Vanuit die rol heeft zij maandelijks (meerdere) gesprekken met klaagster gehad. In juli 2020 is klaagster in behandeling gekomen bij een ander team, waarna beklaagde geen betrokkenheid meer heeft gehad bij de behandeling van klaagster. Klaagster voelt zich in de steek gelaten door beklaagde qua zorg en begeleiding. Volgens haar heeft beklaagde minimale zorg verleend en gingen de gesprekken vaak over zeden of intimiteit. Ook heeft zij aangevoerd dat zij haar medicatie te laat kreeg. Uit de rapportages in het elektronisch patiëntendossier blijkt dat beklaagde in de periode dat zij bij de behandeling van klaagster betrokken is geweest regelmatig bij klaagster op bezoek is geweest en gesprekken met klaagster heeft gehad, zowel in persoon als telefonisch. Beklaagde heeft geen afspraken afgezegd en heeft gereageerd op voicemail- en appberichten van klaagster. Uit de rapportages kan niet worden afgeleid dat klaagster niet tevreden was over de wijze waarop/frequentie waarmee zij door beklaagde werd begeleid en evenmin dat beklaagde haar in de steek zou hebben gelaten of enkel minimale zorg zou hebben geleverd. Ook kan niet uit de stukken worden afgeleid dat beklaagde tijdens de gesprekken met klaagster voornamelijk zou hebben gesproken over zeden/intimiteiten. Daarnaast is het college niet gebleken dat medicatie te laat is verstrekt of dat beklaagde ten aanzien van de medicatie een verwijt te maken is. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2021:86 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/2234-A2021/007A

    Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij 1) onvoldoende zorg heeft verleend in verband met klaagsters darmklachten, met daarbij maandenlang bloedverlies, en klaagster niet over de risico's heeft geïnformeerd, 2) niet de juiste medicatie heeft voorgeschreven, 3) onvoldoende nazorg heeft verleend door de klachten onvoldoende te monitoren en 4) klaagster niet heeft doorverwezen voor verder onderzoek. De verpleegkundige heeft primair een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid, omdat onvoldoende duidelijk is welke feiten klaagster aan haar klacht ten grondslag legt en de klacht mede lijkt te gaan over een behandeling waarbij de verpleegkundige niet betrokken is geweest. Subsidiair heeft de verpleegkundige betwist onvoldoende zorg te hebben verleend in de zes contacten die er zijn geweest. Het college heeft het beroep van de verpleegkundige op de niet-ontvankelijkheid verworpen en de zaak inhoudelijk beoordeeld. Het college heeft de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2021:57 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2318-20151

    Verpleegkundige. Forensisch-psychiatrische inrichting. Klacht: onzorgvuldig en onprofessioneel handelen, verweerster heeft toegelaten dat medepatiënt klager wekte door water over hem heen te gieten, vertrouwen in zorgpersoneel en veiligheidsgevoel binnen kliniek aangetast. College: verwijt van onvoldoende toezicht is terecht. Geen maatregel; verpleegkundige was pas kort werkzaam in kliniek, heeft reprimande gekregen, heeft geleerd van voorval en heeft zich toetsbaar opgesteld.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2021:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2328-20150

    Verpleegkundige. Forensisch-psychiatrische inrichting. Klacht: onzorgvuldig en onprofessioneel handelen, blootgesteld aan mishandeling met schoonmaakmiddel, vertrouwen in zorgpersoneel en veiligheidsgevoel binnen kliniek aangetast. College: schoonmaakmiddel op klager spuiten past niet bij de professionele distantie die verpleegkundige diende te bewaren. Op dit punt gegrond. Overige klachten ongegrond. Geen maatregel; verweerder ziet onjuistheid van zijn handelen in.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2021:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/2126-2020/246

    Klager dient een klacht in tegen een verpleegkundige met het verwijt dat hij ongepaste, oneerlijke en suggestieve vragen heeft gesteld die gingen over privé aangelegenheden en over zaken die geen rol speelden bij klager. Verweerder heeft daardoor het wantrouwen van klager gewekt en zijn integriteit in twijfel getrokken. Verweerder stelt dat de door hem gestelde vragen over drank- en drugsgebruiken tot de standaard uit te stellen vragen horen, omdat die zaken vaak een rol spelen bij decompensatie. Hij heeft die vragen gesteld omdat hij zich zorgen maakte over klager; het was niet zijn bedoeling hem te kwetsen. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2021:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2082-20120e

    Verpleegkundige. Klacht: 1) onzorgvuldig gehandeld door niet meteen hulp te bieden toen klagers hun zoon (patiënt) levenloos aantroffen. Ter zitting uitgebreid met 2) niet adequaat gereageerd op ernstige situatie eerder die dag en 3) tijdens opleiding geleerde vaardigheden op sociaal, communicatief gebied, inlevingsvermogen, integriteit en alert handelen onbenut gelaten. College: 1) ongegrond: verpleegkundige was bezig met bereiden medicatie. Zo snel mogelijk gekomen 2) ongegrond: patiënt werd niet levenloos aangetroffen, want reageerde op pijnprikkels en was dan aanspreekbaar. Beleid was ‘observeren’, neuroloog was net geweest en wist van aanvallen. Verpleegkundige had niet anders behoeven te handelen. 3) Ter zitting pas genoemd. Niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2021:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2081-20120d

    Verpleegkundige. Klacht: 1) onzorgvuldig gehandeld door te zeggen dat klaagster teveel aandacht besteedde aan hun zoon (patiënt) en hem overal bij hielp, 2) situatie van patiënt gebagatelliseerd. Ter zitting uitgebreid: 3) ondanks afspraak doorgegaan met verstrekken medicatie en 4) tijdens opleiding geleerde vaardigheden op sociaal, communicatief gebied, inlevingsvermogen, integriteit en alert handelen onbenut gelaten. College: 1) ongegrond: beleid is zelfredzaamheid stimuleren. Zelfredzaamheid patiënt gestimuleerd waar mogelijk en geholpen wanneer nodig. 2) beleid was observeren. Tot ernstige verslechtering ’s avonds geen redenen voor verpleegkundige eerder arts te raadplegen. 3) en 4) pas ter zitting genoemd. Niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2021:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen vp2020/02

    Klacht tegen verpleegkundige. De klacht gaat vooral over de behandeling van de moeder van klaagster. Klaagster is echter niet gemachtigd door haar moeder om namens haar een klacht in te dienen. Klaagster kan daarom niet worden ontvangen in dat gedeelte van de klacht. Klaagster klaagt daarnaast ook over hoe de verpleegkundige zich zou hebben gedragen ten opzichte van klaagster zelf, als naaste van haar moeder. Het gaat hier om verwijten die niet vast zijn komen te staan of om handelen dat niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Dit laatste gedeelte van de klacht is daarom kennelijk ongegrond. Klaagster is dus gedeeltelijk niet-ontvankelijk in haar klacht en de rest van de klacht wordt kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2021:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/69

    Verwijt van klaagster dat beklaagde geen acht heeft geslagen op de door haar toegezonden medicijnlijst. Voorts zou beklaagde zijn toezegging om ervoor zorg te dragen dat klaagster direct en met voorrang zou worden aangemeld bij het MCL niet zijn nagekomen. Het college oordeelt dat beklaagde voldoende heeft toegelicht waarom hij geen acht heeft kunnen slaan op de medicatielijst van klaagster. Bovendien heeft beklaagde het medicatiegebruik met klaagster besproken tijdens het consult. Hiervoor was het consult ook bedoeld. Klachtonderdeel een faalt. Met betrekking tot klachtonderdeel twee oordeelt het college dat het verweer van beklaagde steun vindt in het dossier. Beklaagde heeft zich ingespannen klaagster zo spoedig mogelijk te verwijzen naar het MCL. De klacht is derhalve kennelijk ongegrond.