ECLI:NL:TGZRGRO:2021:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/69

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2021:19
Datum uitspraak: 04-08-2021
Datum publicatie: 04-08-2021
Zaaknummer(s): G2019/69
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Verwijt van klaagster dat beklaagde geen acht heeft geslagen op de door haar toegezonden medicijnlijst. Voorts zou beklaagde zijn toezegging om ervoor zorg te dragen dat klaagster direct en met voorrang zou worden aangemeld bij het MCL niet zijn nagekomen. Het college oordeelt dat beklaagde voldoende heeft toegelicht waarom hij geen acht heeft kunnen slaan op de medicatielijst van klaagster. Bovendien heeft beklaagde het medicatiegebruik met klaagster besproken tijdens het consult. Hiervoor was het consult ook bedoeld. Klachtonderdeel een faalt. Met betrekking tot klachtonderdeel twee oordeelt het college dat het verweer van beklaagde steun vindt in het dossier. Beklaagde heeft zich ingespannen klaagster zo spoedig mogelijk te verwijzen naar het MCL. De klacht is derhalve kennelijk ongegrond.

Rep.nr. G2019/69

Datum: 4 augustus 2021

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing in raadkamer op de klacht van:

A,

klager,

wonende te B,

bijgestaan door mr. J. Nijenhuis

tegen

C,

werkzaam als verpleegkundige te D,

beklaagde,

gemachtigde: mr. L. Beij.

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift van 25 september 2019 met bijlagen, ingekomen op 30 september 2019;

- het aanvullend klaagschrift van 10 november 2019, ingekomen op 12 november 2019;

- het verweerschrift van 18 maart 2020 met bijlagen, ingekomen op 20 maart 2020.;

- het medisch dossier;

- het proces-verbaal van het op 3 september 2020 gehouden mondeling vooronderzoek onder leiding van J. Wiersma-Veenhoven, secretaris van het college.

De klacht is behandeld in raadkamer.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

Klaagster – geboren in 1957 – heeft zich gewend tot de Bergman Clinics (hierna: de kliniek) met de wens tot een borstprothesewissel, alsmede een borstlift. Beklaagde heeft klaagster voor het eerst gezien tijdens het consult op 15 mei 2018. Voorafgaand aan het consult was klaagster reeds gezien door de plastische chirurg van de kliniek en vond het begeleidingstraject plaats onder coördinatie van de consulente en de organisatie van de kliniek.

Klaagster heeft gedurende het begeleidingstraject een gezondheidsvragenlijst ingevuld. Deze gezondheidsvragenlijst heeft beklaagde op 15 mei 2018 met klaagster besproken. Desgevraagd heeft klaagster verteld dat zij lithium en medicatie voor een schildklieraandoening gebruikt. Voornoemde medicatie vormt een contra-indicatie voor het uitvoeren van de operatie binnen de kliniek. De al geplande operatie binnen de kliniek kon daardoor geen doorgang vinden. Beklaagde heeft in overleg met klaagster vervolgens op 16 mei 2018 contact gezocht met het E om de operatie aldaar te laten plaatsvinden. Uit de e-mail gericht aan de plastische chirurg volgt:

“[…]

Gisteren zag ik een cliënt van F, die gepland stond voor a.s. dinsdag. Zij gebruikt echter lithium. Zij komt uit G, ik heb geadviseerd over te gaan naar jou. Ik had haar GVL lijst op je tas laten leggen. Zij komt voor prothese verwijderen en borstlift verzekerde zorg. Ze heeft in het verleden ongeluk gehad met ribproblemen. Hoe pakken we het verder op en heb je mogelijkheden haar behandeling iets te versnellen?”

Op 18 mei 2018 is het dossier van klaagster door de kliniek overgedragen aan het E.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt:

1. beklaagde zou ten onrechte het gesprek met klaagster zijn aangegaan zonder daaraan voorafgaand kennis te hebben genomen van het medicijngebruik, terwijl de medicijnlijst wel was toegezonden;

2. beklaagde zou zijn toezegging om ervoor zorg te dragen dat klaagster direct en met het verzoek om met voorrang te worden aangemeld bij het E niet zijn nagekomen.

4. Het verweer

Beklaagde voert aan – zakelijk weergegeven en op gronden genoemd in het verweerschrift – dat de tegen hem ingediende klacht als ongegrond dient te worden afgewezen. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsbeoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of als standaard was aanvaard.

5.2

Met betrekking tot klachtonderdeel 1 overweegt het college als volgt. Klaagster verwijt beklaagde dat hij het gesprek met haar is aangegaan zonder acht te slaan op de door haar toegezonden medicijnlijst. Deze lijst zou al eerder – tezamen met de gezondheidsvragenlijst - aan de kliniek zijn toegezonden. Beklaagde stelt in zijn verweerschrift dat de medicijnlijst als bijlage ontbrak bij de gezondheidsvragenlijst. Beklaagde heeft voldoende toegelicht waarom hij niet eerder kennis heeft kunnen nemen van de medicijnlijst en dat niet valt in te zien waarom dat tot een tuchtrechtelijk verwijt zou moeten leiden aan zijn adres. Het consult was bedoeld om onder andere de medicatie die klaagster gebruikte samen door te nemen en dat is tijdens het consult ook gebeurd. Het college volgt dit verweer van beklaagde en oordeelt dat het verwijt van klaagster hem niet tuchtrechtelijk aangerekend kan worden. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

5.3

Ten aanzien van klachtonderdeel 2 is het college van oordeel, dat het verweer van beklaagde steun vindt in het (medisch) dossier. Hieruit blijkt ontegenzeggelijk dat beklaagde wel degelijk getracht heeft klaagster zo spoedig mogelijk – en met voorrang – aan te melden bij het E. Beklaagde heeft een dag na het consult met klaagster, te weten 16 mei 2018, de plastisch chirurg uit het E benaderd met de vraag of er mogelijkheden waren de behandeling van klaagster aldaar te versnellen. Beklaagde heeft zich derhalve ingespannen klaagster zo spoedig mogelijk door te verwijzen naar het E voor verdere behandeling. Bovendien is het dossier van klaagster reeds op 18 mei 2020 door de kliniek verzonden aan het E. Het klachtonderdeel faalt en is kennelijk ongegrond.

6. Slotsom

Het college beslist als volgt.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door:

P.A.H. Lemaire, voorzitter,

L.H. Kruze, lid-beroepsgenoot;

J. Tiersma, lid-beroepsgenoot;

bijgestaan door V.R. Knopper, secretaris,

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

b. Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

c. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

d. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.