ECLI:NL:TGZREIN:2021:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2081-20120d

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2021:54
Datum uitspraak: 18-08-2021
Datum publicatie: 18-08-2021
Zaaknummer(s): E2021/2081-20120d
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Verpleegkundige. Klacht: 1) onzorgvuldig gehandeld door te zeggen dat klaagster teveel aandacht besteedde aan hun zoon (patiënt) en hem overal bij hielp, 2) situatie van patiënt gebagatelliseerd. Ter zitting uitgebreid: 3) ondanks afspraak doorgegaan met verstrekken medicatie en 4) tijdens opleiding geleerde vaardigheden op sociaal, communicatief gebied, inlevingsvermogen, integriteit en alert handelen onbenut gelaten. College: 1) ongegrond: beleid is zelfredzaamheid stimuleren. Zelfredzaamheid patiënt gestimuleerd waar mogelijk en geholpen wanneer nodig. 2) beleid was observeren. Tot ernstige verslechtering ’s avonds geen redenen voor verpleegkundige eerder arts te raadplegen. 3) en 4) pas ter zitting genoemd. Niet-ontvankelijk.

Uitspraak: 18 augustus 2021

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 29 september 2020 ingekomen klacht van:

[A] en [B]

wonende te [C]

klagers

tegen:

[D]

verpleegkundige

werkzaam te [C]

verweerster

gemachtigde mr. C. van der Kolk-Heinsbroek te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- de brief van 21 oktober 2020 van de secretaris aan klager

- de reactie daarop van klagers, ontvangen op 4 november 2020

- het verweerschrift, ontvangen op 29 december 2020

- de brief van 19 januari 2020 van de secretaris aan de gemachtigde van verweerster

- de brief van 26 januari 2020 van de gemachtigde van verweerster

- het medisch dossier ontvangen van klagers op 28 januari 2021

- de cd-rom ontvangen van klager op 28 januari 2021

- de repliek ontvangen op 25 februari 2021

- de brief met bijlagen ontvangen van klagers op 25 februari 2021

- de dupliek ontvangen op 2 april 2021

- de pleitnotitie van klagers, overgelegd ter zitting.

-

De klacht is ter openbare zitting van 5 juli 2021 behandeld (gelijktijdig met de zaak

met dossiernummer E2021/2082-20120e ). Klagers waren aanwezig. Verweerster was met bericht afwezig. De gemachtigde van verweerster was wel aanwezig.

2. De feiten

2.1 Klagers zijn de ouders van de in oktober 2010 overleden patiënt [E] (hierna te noemen patiënt), geboren in november 1988. Verweerster is teamleidster/verpleegkundige en heeft patiënt tijdens zijn opname in het ziekenhuis zowel op 30 september als op 1 oktober 2010 verzorgd en begeleid. Patiënt was op het moment van opname 21 jaar, maar functioneerde op het niveau van een 10- tot 12-jarige. Patiënt woonde daarom door de week weliswaar zelfstandig, maar begeleid, en in het weekeinde bij klagers.

2.2 In maart 1989 is bij een ventrikulo peritoneale drainage geplaatst in verband met een te snelle schedelgroei. Op 13 mei 1989 werd een ventrikulo cardiale drain aangebracht, die in november 1991 werd verlengd. Twee jaar later, in november 1993, had patiënt klachten van hoofdpijn en braken; er was een draindysfunctie van de distale drain, die vervangen werd. In maart 1994 werd een drain geplaatst in de occipitale cyste links, subcutaan verbonden met de aanwezige ventriculo-cardiale drain, die daarna herhaaldelijk werd gereviseerd. In februari 2001 had patiënt weer last van heftige toenemende hoofdpijnklachten en braken. Er bleek een disconnectie onder de klep en er werd een fors asymmetrisch ventrikelsysteem met cyste geconstateerd. De Sophi-klep werd vervangen door een Delta-klep. In 2009 werd patiënt gezien door neurologen verbonden aan het ziekenhuis in verband met - kort gezegd - hoofdpijn, misselijkheid en braken.

2.3 In augustus 2010 waren er wederom klachten van hoofdpijn, duizeligheid, pijn aan de zijde achter het rechter oor waar de drain ligt en heeft een drainrevisie door een neuroloog plaatsgevonden.

2.4 Op 22 september 2010 is patiënt weer opgenomen. Uit het verpleegkundig dossier blijkt onder meer het volgende (alle citaten inclusief taal- en typfouten):

“22-09-’10 14:16

verpleegkundige rapportage

Dhr. werd opgenomen ivm hoofdpijnklachten. Dhr. heeft al lange tijd een drain. Is in aug hier geweest voor een drainrevisie. Toen was het slangetje losgeschoten. Is gisteren hier op de SEH geweest, maar klachten zijn niet minder geworden. Wachten nu op Dr [naam arts-assistent in opleiding tot neuroloog (hierna: de arts-assistent)].

22-09-’10 14:53

Verpleegkundige rapportage

Dr [naam arts-assistent] is geweest. Op de scan is onderdruk te zien. Weten niet echt waar het vandaan komt. Beleid is dhr nu observeren en behandelen met pijnmedicatie. Als dat nog voldoende helpt moet er verder gekeken worden. (..)

23-09-’10 10:43

Artsen visite

[Patiënt] heeft hoofdpijn. Drain lijkt goed te functioneren (geen infectie/ misschien een klein beetje overdruk), dit kan niet de oorzaak zijn van de hoofdpijn. Wrs. heeft [patiënt] een griepje onder de leden. Blijven observeren. Dr [naam arts-assistent] sprak met de vader van [patiënt]. [Patiënt] krijgt extra pijnstilling. (2 x voltaren 50 mg)(..)

23-09-’10 16:11

Verpleegkundige rapportage

In bijzijn van moeder zit [patiënt] 1 min op de bedrand. Moeder zal hem motiveren om vaker en langer te zitten. Proberen om straks naar toilet te lopen / aan tafel te eten. [Patiënt] kroop na actie snel op het bed. Actie ging wel goed. [Patiënt] is minder lichtgevoelig dan gisteren. (..)

24-09-’10 08:42

Artsen visite

PA [naam physician assistant]: Klachten lijken afgenomen, nog onduidelijk waar de klachten vandaan komen, Blijven observeren. Gaat zich nog verder inlezen om beleid te bepalen. (..)”.

24-09-’10 09:12

Verpleegkundige rapportage

[Patiënt] geeft aan dat zijn klachten afgenomen zijn. Heeft nog wel wat hoofdpijn. Heeft aan tafel zitten eten, geen verschil in pijn tussen zitten/liggen. Zit nu op bedrand zichzelf te wassen. Infuus verwijderd.

24-09-’10 10:38

Artsen visite

po dr. [ naam arts-assistent]: [Patiënt] mag naar huis. Controleafspraken e.d. blijven staan.”.

2.5 Op 27 september 2010 is de arts-assistent gebeld omdat patiënt nog veel last bleef houden van hoofdpijn. Op 29 september 2010 heeft de huisarts in overleg met de arts-assistent patiënt ingestuurd ter beoordeling. Patiënt werd onderzocht op de Spoedeisende Hulp en werd opgenomen ter observatie. In het verpleegkundig dossier is op de daarop volgende dagen onder meer het volgende vermeld:

“(..) 29-09-’10 17:01

Verpleegkundige rapportage

Voelt zich erg ziek, temp 37.5 op EH. Maakt op mij ook een zieke indruk, is bradyfreen. (..)

“(..) 29-09-1’10 19:20

Bijzondere rapportage

Gesprek met ouders gehad, denken dat pomp niet goed functioneerd waardoor onderdruk is ontstaan, snappen niet goed waarom [patiënt] met dexa moet starten. Zijn ook erg betrokken en willen graag op de hoogte gehouden worden.(..)”.

29-09-’10 20:53

Verpleegkundige rapportage

Heeft af en toe flink last van duizelingen, geen temp, momenteel 36.8. Hoofdpijn blijft aanwezig en is in golfbewegingen erger in combinatie met de duizeligheid. Nekpijn blijft wel erg Heeft 2 boterhammen op.

29-09-’10 22:32

Verpleegkundige rapportage

(..) Tramal lijkt goed te werken, zegt zelf dat de pijn nu zakt, maar niet weg is.

30-09-’10 02:39

Verpleegkundige rapportage

Hoofdpijn en duizeligheidsklachten zijn weer aanwezig, kreeg op eigen verzoek tramal 50 mg.

30-09-’10 06:37

Verpleegkundige rapportage

Dhr geeft aan dat hoofdpijn en duizeligheidsklachten aanwezig blijven. Dhr is veel wakker geweest vannacht. Kwam een aantal keren op rand van het bed zitten om te urineren in de fles.

30-09-’10 08:15

Verpleegkundige rapportage

[Patiënt] geeft aan dat hij een redelijk goede nacht heeft gehad. Hoofdpijn is goed te hebben nu. (..)”.

2.6 Op 30 september 2010 heeft verweerster in het verpleegkundig dossier het volgende genoteerd:

- Om 12:10 uur: [Patiënt] heeft baat gehad bij de paracetamol, hoofdpijn was minder. [Patiënt] heeft hulp gekregen bij het wassen op bed, met hem afgesproken dat hij dit morgen zelf doet. Hij is even uit bed geweest, dit ging goed. Met hem naar toilet gelopen, hij heeft een beetje een dronkemansgang. Op mijn vraag of hij duizelig was gaf hij aan dat hij dit een beetje was. Toen ik met hem terugliep naar de kamer begon hij alles vast te grijpen en gaf hij aan dat hij erg duizelig was. Werd weer in bed geholpen.”.

- Om 12:13 uur: “Visite: dexa kuur afwachten en maandag gaat Dr [naam neurochirurg] verder beleid bepalen.”.

- Om 12:14 uur: “PA [naam physician assistant] heeft met familie gesproken. Moeder dringt erop aan om eerder stappen te ondernemen omdat dit zo niet meer kan. [naam physician assistant] heeft uitgelegd dat het vandaag met de aanwezige neurochirurgen besproken wordt. Ik heb hen uitgelegd dat dat het zo kan zijn dat ze daar pas morgen een terugkoppeling van krijgen. Ouders denken aan onderdruk en verwachten dat hij weer geopereerd moet worden.”.

2.7 In het verpleegkundig dossier is daarna, door anderen dan verweerster, het volgende vermeld:

“30-09-’10 19:17

Verpleegkundige rapportage

moeder van dhr kwam vragen wat er besproken is door de neurochirurgen, verteld dat evt morgen de terugkoppeling komt ze staat erop dat ze nu de uitslag krijgt, vind dat het zo niet gaat met haar zoon. dd Ass gebeld dr. [naam arts-assistent] komt vanavond nog langs. mevr hiervan op de hoogte gesteld.

“30-09-’10 20:00

Bijzondere rapportage

dr [naam neurochirurg] en dr [naam arts-assistent] hebben gesproken met [patiënt] en moeder. drain trajekt geen bijzonderheden momenteel vertoont drain onderdruk door overdrainage (klachten hoofdpijn / duizeligheid) dus dat wil zeggen dat de pomp werkt. deze situatie is niet levens bedreigend en richt geen schade aan ogen of hersenen. het lichaam zal moeten wennen aan deze situatie, daarom afwachten en tijd geven. doorgaan dexa, dr [naam neurochirurg] is na het weekend terug dan overleggen beleid. risico’s / complicaties van evt een OK zijn uitgesproken door dr [naam neurochirurg].(..)”.

30-09-’10 22:20

Verpleegkundige rapportage

Moeder van [patiënt] gaf aan dat wij hem moeten helpen met eten en drinken, gezegd dat wij dit ook doen maar dat [patiënt] ook zelf initiatief moet nemen, doet dit namelijk erg weinig. [patiënt] kwam staan om te urineren (liggend gaat dit moeizaam) was eerste instantie niet duizelig daarna liet hij zijn eigen op bed vallen volgens [patiënt] omdat hij duizelig werd. geeft aan bij omhoog komen duizelig te zijn / hoofdpijn en nekklachten te hebben kreeg tramadol en pcm.

01-10-’10 06:39

Verpleegkundige rapportage

[Patiënt] blijft erg duizelig als hij komt staan voor te urineren, staat dan ook wankel op de been. Hoofdpijn is goed te verdragen (..)”.

2.8 Op 1 oktober 2010 heeft verweerster in het verpleegkundig dossier het volgende vermeld:

- Om 12.25 uur: [Patiënt] belde om 08.00 uur dat hij veel pijn veel pijn in zijn nek had. Gaat zich dan een beetje opjutten maar dit is te doorbreken. Kreeg zijn paracetamol waarna ik hem niet meer over pijn in de nek heb horen klagen. [Patiënt] kreeg wat ondersteuning in de douche. Dit ging goed, we hebben over van alles en nog gepraat en dan is patiënt vrolijk en geeft geen klachten aan.”.

- Om 12:41 uur: “Moeder van [patiënt] is bij hem op bezoek. [Patiënt] geeft opnieuw klachten aan van pijn in de nek en kan niets meer zelf. Ik ben toch samen met zijn moeder met hem naar het toilet gelopen en dan lukt dat goed. Als [patiënt] positief benaderd wordt gaat het goed met hem.”.

- Om 12:55 uur: “Moeder wil graag Dr [naam neurochirurg] spreken omdat ze na het gesprek gisteren nog een aantal vragen heeft.Ik heb Dr [naam neurochirurg] gebeld en als ze voor 18.00 uur klaar is op de OK komt ze nog langs en anders niet. Moeder weet hiervan. Dexa mag van Dr [naam neurochirurg] gestopt worden.”.

- Om 15:45 uur: Gesprek gehad met vader van [patiënt] en hem uitgelegd dat ik observeer dat het goed gaat met [patiënt] totdat ouders komen. Ik heb uitgelegd wat mijn manier van benaderen van [patiënt] is geweest en dat dit m.i. goed werkt. Vader begrijpt wat ik aangeef en geeft ook aan dat we in deze lijn verder moeten handelen; [patiënt] stimuleren om dingen zelf te doen en proberen om het te doorbeken als hij “in paniek” raakt.”.

2.9 Op 1 oktober 2010 om 16:28 uur heeft een diëtiste geschreven:

“EDD: Doel: Optimaal voeden. VOEDINGSSTOESTAND: Volgens vader gewichtsverlies van 5 kg de afgelopen 2 weken; laatste gewicht 41 kg (BMI 17). Vader gesproken over voedingstoestand van [patiënt]. Geeft aan dat hij bijna alles lust, maar momenteel weinig eetlust heeft. ADVIES: Energierijke voedingsadviezen doorgesproken. (…)”.

2.10 Diezelfde middag is door de verpleegkundige tegen wie klagers een klacht hebben ingediend onder nummer 20120e (hierna: de collega) in het verpleegkundig dossier vermeld:

- om 16:45 uur: “Vader heeft [naam neurochirurg] nog gesproken. Nog eens uitleg waarom nu niet verder te handelen. Onderdruk, kan geen schade geven, nu geen ok. Onderzoeken gehad. Nu observeren hoe het met [patiënt] gaat.Vader lijkt het goed te begrijpen. Maakt zich enorme zorgen.”;

- om 17.45 uur: “Vader belt in paniek [patiënt] is niet aanspreekbaar reageert niet. Nadat collega pijnprikkel gegeven had reageerde hij. Vader vindt dat hij slecht spreekt. Is ontzettend geschrokken. [Patiënt] aangesproken en op zijn ademhaling te laten letten. Gaat dan weer wat beter. Tijdens zijn paniek heeft hij veel slijm waardoor spraak moeilijker is en spierspanningen die zich weer ontspannen als hij zich daarop concentreert met hulp.. Heeft zijn mond gespoeld met water en is dan goed verstaanbaar. Vader beaamt dit. (..)”.

- om 18.45 uur: “Moeder en vader zijn in paniek, want [patiënt] doet het “niet”. Nadat moeder collega’s had geroepen reageert [patiënt]. Kijkt gericht en reageert op vragen. Toen ik kwam reageerde [patiënt] net als vanmiddag. Ouders zeer in paniek en wilde dat ik per accuut een arts ging bellen anders deed ze het zelf. Kon ouders niet direct rustig krijgen en kon moeilijk [patiënt] observeren door de onrust van hen. Heb aangegeven dat ik hun bezorgdheid goed begrijp en dat ik met mijn rug tegen de muur sta. Heb in overleg met mijn collega’s Dr [naam neurochirurg] gebeld. Gesproken, situatie uitgelegd. Staat vast op ok, maar als [patiënt] geen opdrachten uitvoert dan terugbellen.

Collega’s waren bij [patiënt] op mijn verzoek en hebben 3010 gebeld, omdat [patiënt] vlug achteruit ging. Dr [naam neurochirurg] was in dit telefoongesprek hiervan op de hoogte gesteld. Alles in gang gezet. Ct-scan en ok volgt.”.

2.11 Klagers hebben jegens (onder anderen) verweerster een klacht ingediend bij de klachtencommissie van het ziekenhuis. In het verslag van de hoorzitting van de klachtencommissie d.d. 8 december 2010, waarbij alleen de artsen en verpleegkundigen aanwezig waren, is onder meer opgenomen:

“(..) Mw. [naam neurochirurg] zegt dat de duizeligheid bekend was. Zij heeft hierover met mw. [klaagster] gesproken. Tijdens het benoemen van de duizeligheid door de moeder kreeg [patiënt] een aanval. Mw. [naam neurochirurg] is ermee bekend dat [patiënt] meerdere aanvallen heeft gehad. Zij heeft dit genoteerd maar verder gelaten voor wat het was omdat zij het niet goed kon plaatsen.

(..).

De [naam arts-assistent] heeft getracht de heer [klager] (…) als professional tegemoet te treden. Het onderzoek dat tezamen met [naam neurochirurg], neurochirurg, werd verricht leverde geen aanvullende informatie op. Er was derhalve geen reden tot bijstelling van de werkdiagnose. (..)”.

Klagers hebben hun klacht bij de klachtencommissie ingetrokken.

3. De klacht

3.1 Klagers verwijten verweerster in het klaagschrift dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld doordat zij op 1 oktober 2010 tegen klager heeft gezegd dat klaagster te veel aandacht besteedde aan patiënt en dat zij hem overal bij hielp, wat verweerster niet nodig achtte (1). Volgens klagers heeft verweerster de situatie van patiënt gebagatelliseerd (2).

3.2 Ter zitting hebben klagers de klacht in hun pleitnotitie op een andere wijze geformuleerd en deze gesplitst in zes klachtonderdelen. Blijkens de toelichting ter zitting komt het erop neer dat aan bovenstaande klacht de volgende klachtonderdelen zijn toegevoegd:

Aan klachtonderdeel (1) is het verwijt toegevoegd dat verweerster heeft gezegd dat het niet goed was voor het herstel van patiënt dat klaagster hem hielp met eten geven. Daarbij heeft verweerster gezegd dat er geen tijd was voor de verpleging om dat ook te doen. Bij verweerster ontbrak iedere vorm van empathisch vermogen richting klagers als bezorgde ouders (pleitnotitie, klachtonderdelen 1, 2 en 4).

Aan klachtonderdeel (2) is het verwijt toegevoegd dat verweerster klagers niet serieus heeft genomen (pleitnotitie, klachtonderdeel 5).

Als klachtonderdeel (3) is toegevoegd dat klagers verweerster verwijten dat zij ondanks afspraak is doorgegaan met het verstrekken van medicatie (pleitnotitie, klachtonderdeel 3).

Ten slotte verwijten klagers verweerster als klachtonderdeel (4) dat zij tijdens de opleiding geleerde vaardigheden op sociaal, communicatief gebied, inlevingsvermogen, integriteit en alert handelen onbenut heeft gelaten (pleitnotitie, klachtonderdeel 6).

3.3 Klagers hebben voorts ter onderbouwing aangevoerd dat verweerster gezegd heeft dat patiënt minder deed als de moeder bij hem was en patiënt veel meer kan en gestimuleerd moest worden. Dat klonk als een verwijt richting klaagster dat zij het herstelproces aldus in de weg stond.

3.4 Klagers stellen ten slotte dat patiënt na de lunch op 1 oktober 2010 twee keer buiten bewustzijn, buiten kennis is geweest, verweerster patiënt beide keren weer bij kennis heeft gebracht, maar - na de tweede keer - op het verzoek van klager om een specialist te raadplegen aangaf dat niet nodig te vinden. De arts wist op dat moment volgens klagers niet dat patiënt een tweede keer buiten kennis was geraakt.

4. Het standpunt van verweerster

4.1 Verweerster betreurt het enorm dat de medische situatie van patiënt zo plotseling is veranderd en hij is overleden. Ook zij had heel graag gezien dat het anders was gelopen. Verweerster is echter van mening dat de in het klaagschrift geformuleerde klacht ongegrond is en dient te worden afgewezen.

4.2 De gemachtigde van verweerster heeft bezwaar gemaakt tegen beoordeling van de pas ter zitting opgeworpen klachtonderdelen, nu noch verweerster, noch zijzelf in de gelegenheid was om hierop te reageren. Het laatste klachtonderdeel is daarnaast onvoldoende concreet en niet onderbouwd.

4.3 Verweerster wijst erop dat de gebeurtenissen waar de klacht betrekking op heeft zich 10 jaar geleden hebben afgespeeld. Zij kan zich niet meer goed herinneren wat er op 1 oktober 2010 exact is besproken tussen haar en klager. Ze moet zich daarom baseren op hetgeen zij in het verpleegkundig dossier heeft genoteerd en op hetgeen zij destijds heeft genoteerd voor haar verweer bij de klachtencommissie. In dat verweer heeft verweerster op 23 november 2010 het volgende opgenomen:

“(…) Ik heb de ouders uitgelegd dat als een patiënt in staat is zelfstandig te eten, wij als verpleegkundigen dit niet overnemen. Wij zijn erop gericht in onze zorgverlening om eigen redzaamheid te stimuleren.

Op vrijdag 1 oktober ben ik met de vader van [patiënt] in gesprek gegaan nadat hij me op de gang aansprak over het douchen in de ochtend.

Ik heb de vader tijdens dit gesprek o.a. verteld dat ik observeerde dat moeder handelingen van [patiënt] overnam zoals het helpen met eten. Ik heb hem gezegd dat ik dat jammer vond omdat [patiënt] dit ’s ochtends nog zelfstandig deed. Ik heb aangegeven dat ik dit jammer vond maar dat ik hier niets mee zou doen omdat ik begrijp dat je als ouders redelijk “machteloos” aan de zijlijn staat en dat je alles voor je kind wil doen. Ik heb hem wel gevraagd dit niet van mij en van de andere verpleegkundigen te verwachten omdat wij erop gericht zijn om de patiënt datgene zelf te laten doen wat hij zelf kan. Als [patiënt] iets niet zelf kan helpen wij hem daarbij.

(…) In beide gevallen is [patiënt] aanspreekbaar en lijkt in paniek. Hij ademt snel en zit met dichtgeknepen ogen. Hij reageert positief als ik op hem inpraat waarbij ik hem stimuleer om rustiger te gaan ademen. In beide gevallen wordt de ademhaling weer rustig en ontspant [patiënt] zich waarbij hij de ogen weer opent. Hierna is weer goed met hem te communiceren. Ik heb geen aanleiding gezien om op deze momenten een arts in te schakelen aangezien deze klachten bekend waren en deze al eerder tijdens de visite gemeld zijn.”.

4.4 Onder verwijzing naar bovengenoemd verweer en het verpleegkundig dossier voert verweerster aan dat:

- patiënt niet buiten bewustzijn is geweest, maar er sprake was van paniekaanvallen, waarbij patiënt zijn ogen dichtkneep, snel ging ademen en last had van duizelingen. Patiënt reageerde wel op prikkels van buitenaf;

- zij begrijpt dat klagers doelen op het gesprek dat zij met klager heeft gehad ’s middags op 1 oktober 2010;

- uit hetgeen in het verpleegkundig dossier is vermeld, blijkt dat zij met klager heeft besproken dat zij observeerde dat het goed ging met patiënt totdat de ouders kwamen;|

- zij met klager haar wijze van benaderen heeft besproken en heeft aangegeven dat dit positief uitpakte;

- klager aangaf dit te begrijpen en tevens dat in die lijn verder gehandeld moest worden;

- zij daarmee haar visie heeft gegeven en een vrijblijvend advies aan klager in het benaderen van patiënt;

- het gesprek in goede harmonie verliep en het nooit haar bedoeling is geweest klager(s) iets te verwijten, nu zij enkel de beste intenties had en naar eer en geweten heeft gehandeld, daarbij het belang van patiënt vooropstellende;

- het beleid in het ziekenhuis is om zelfredzaamheid van patiënten te stimuleren en hen zo veel als mogelijk en waar dat kan dingen zelf te laten doen. Met de observaties die zij destijds heeft gedaan, kreeg verweerster de indruk dat patiënt bepaalde dingen zelfstandig kon. Op de momenten dat zij dat stimuleerde, bleek patiënt daar ook toe in staat;

- de medische situatie van patiënt kort na haar bemoeienissen een zeer onverwachte een niet voorziene wending kreeg. Dat patiënt is overleden heeft een diepe indruk op haar gemaakt. Niemand had dat voorzien.

4.5 Van bagatelliseren van de ernstige situatie is geen sprake geweest. Verweerster had het beste voor met patiënt en klagers. Zij heeft hem oprecht willen helpen. Ten tijde van haar betrokkenheid bij de zorg van patiënt waren er geen signalen die haar aanleiding gaven een arts te raadplegen. De aanvallen waren - zoals blijkt uit het verslag van de hoorzitting - bekend en besproken met de specialist. De aanvallen waren door deze niet als ernstig bestempeld. Om die reden was er voor verweerster geen aanleiding om de specialist vlak na het gesprek met klagers terug te roepen toen patiënt een volgende aanval kreeg.

5. De overwegingen van het college

5.1 Het overlijden van patiënt is een tragische gebeurtenis. Het college moet het handelen van verweerster echter beoordelen in het licht van wat haar op dat moment bekend was en bekend kon zijn. Het gaat daarbij om de vraag of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen waar de klacht over gaat en met hetgeen destijds in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Klachtonderdeel 1

5.2 In het ziekenhuis is het algemeen beleid om de zelfredzaamheid van patiënten te stimuleren. Uit de aantekening in het verpleegkundig dossier van 1 oktober 2010 om 15.45 uur blijkt dat verweerster haar observatie met klager heeft gedeeld dat het goed gaat met patiënt totdat klagers komen, dat zij haar manier van benaderen heeft uitgelegd en dat klager begreep dat het in het belang van patiënt was om hem te stimuleren om dingen zelf te doen. Uit niets blijkt dat klager - op dat moment - de mededelingen van verweerster heeft opgevat als een verwijt richting klaagster. Ook klaagster zelf heeft eerder, op 23 september 2010 om 16.11 uur, onderkend dat patiënt gemotiveerd diende te worden in zijn zelfredzaamheid.

5.3 Naar het oordeel van het college waren er ook geen redenen of omstandigheden die maakten dat verweerster bij patiënt van het algemene beleid van het stimuleren van zelfredzaamheid had moeten afwijken. Verweerster heeft blijkens het dossier - zie de aantekeningen van 30 september 12.10 uur en 1 oktober 12.25 en 12.41 uur - de zelfredzaamheid van patiënt gestimuleerd waar dat mogelijk was en hem daarnaast geholpen wanneer dat nodig was. Dat verweerster op 30 september 2010 tegen klaagster gezegd zou hebben dat er geen tijd was om hem te helpen bij het eten, is door klagers ter zitting gesteld maar zijdens verweerster betwist en is ook niet anderszins gebleken. Niet is gebleken dat verweerster klagers verwijten heeft gemaakt of zich tegenover hen niet-empathisch heeft opgesteld. Evenmin is gebleken dat verweerster op dit punt in de zorg voor patiënt tekort is geschoten. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel 2

5.4 Op grond van de aantekeningen in het verpleegkundig dossier, van onder meer 29 september 2010 19.20 uur en 30 september 12.14 uur, kan worden vastgesteld dat klagers hebben aangegeven dat naar hun mening de pomp niet goed werkte en er daardoor sprake was van onderdruk, dat zij op nadere stappen aandrongen en een (van de) arts(en) wilden spreken.

5.5 Uit het verpleegkundig dossier blijkt echter ook dat op 30 september 2010 (om 12.13 uur) de instructie was de dexakuur af te wachten en dat de behandelend neurochirurg het beleid nog zou gaan bepalen, dat de artsen op 30 september 2010 (om 20.00 uur) hebben aangegeven dat het draintraject op dat moment geen bijzonderheden vertoonde, dat er drainonderdruk was door overdrainage en de pomp werkte, dat de situatie niet levensbedreigend was en geen schade aan ogen of hersenen aanrichtte, dat tijd moest worden gegeven, en dat na het weekend overleg zou worden gevoerd.

5.6 Totdat de medische situatie van patiënt (op 1 oktober 2010 om 18.45) uur ernstig veranderde, waren er naar het oordeel van het college geen redenen voor verweerster om af te wijken van dit beleid en eerder een arts te raadplegen. Toen klaagster daarom vroeg, heeft verweerster desondanks die middag contact opgenomen met een arts. Op dat moment was er ook voor de arts echter geen reden het vastgestelde beleid aan te passen. Niet is gebleken dat verweerster de situatie heeft gebagatelliseerd en klagers niet serieus heeft genomen. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdelen 3 en 4

5.7 De klacht dat verweerster ondanks afspraak door zou zijn gegaan met het verstrekken van medicatie (3) en de klacht dat verweerster tijdens de opleiding geleerde vaardigheden op sociaal, communicatief gebied, inlevingsvermogen, integriteit en alert handelen onbenut heeft gelaten (4), zijn voor het eerst ter zitting opgeworpen. De gemachtigde van verweerster heeft bezwaar gemaakt tegen de uitbreiding van de klacht met deze klachtonderdelen, voor zover deze niet al zijn inbegrepen in de andere klachtonderdelen, op grond van het feit dat het voor verweerster niet mogelijk was hierop ter zitting te reageren, en op grond van het feit dat de tweede aanvulling (4) daarnaast niet concreet is gemaakt.

5.8 Op grond van artikel 65c van de Wet BIG kan een klager de klacht tot uiterlijk twee weken voor de behandeling van de zaak op de terechtzitting schriftelijk wijzigen of aanvullen. Nu klagers hun klacht noch in de schriftelijke aanvulling op hun klacht, noch in de repliek hebben aangevuld met deze klachtonderdelen, en de gemachtigde van verweerster naar het oordeel van het college op goede gronden bezwaar heeft gemaakt tegen deze uitbreiding ter zitting, moet het college klagers ten aanzien van deze klachtonderdelen niet-ontvankelijk verklaren.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond;

- verklaart klagers niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen 3 en 4.

Aldus beslist door E.P. van Unen, voorzitter, L.A.J. Nuijten, lid-jurist, G.J.T. Kooiman, C.E.B. Driessen en M. IJzerman, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van M. van der Hart, secretaris, en uitgesproken op 18 augustus 2021 in aanwezigheid van de secretaris.