Zoekresultaten 3531-3540 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4215

    Klacht over het handelen van een psychiater bij de behandeling van klager, die met een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) was opgenomen. Klager is het niet eens met de in het traject tot het verkrijgen van een zorgmachtiging gestelde (voorlopige) diagnose en meent dat beklaagde bij haar behandeling onterecht uitgaat van deze diagnose. Ook meent klager dat beklaagde nader onderzoek had moeten doen naar aanleiding van lichamelijke klachten.  Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Met de bekende gegevens over de voorgeschiedenis van klager, het beschikbare dossier en het gesprek dat beklaagde zelf met klager had, was er voor beklaagde geen aanleiding voor twijfel aan de eerder door een collega-psychiater gestelde (voorlopige) diagnose “manifest psychotisch toestandsbeeld, waarschijnlijk in het kader van schizofrenie”. Beklaagde heeft terecht geen aanleiding gezien de (voorlopige) diagnose bij te stellen. Een behandeling met antipsychotica was daarmee geïndiceerd. Verder waren er geen aanwijzingen voor cardiale problematiek die voorafgaand aan de start met antipsychotica had moeten worden uitgesloten en heeft beklaagde voldoende adequaat gereageerd op de door klager gemelde lichamelijke klachten.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:15 Raad van Discipline Amsterdam 22-992/A/A

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. Het stond verweerster vrij namens haar cliënten conservatoir beslag te leggen. Zij heeft de belangen van klaagster hiermee niet onnodig of onevenredig geschaad.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:22 Raad van Discipline Amsterdam 22-601/A/A

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022-4184

    Klacht tegen anesthesioloog kennelijk ongegrond. Klaagster, geboren in 1963, is op verzoek van de specialist ouderengeneeskunde van het expertisecentrum euthanasie door de huisarts verwezen naar ziekenhuis Rijnstate voor een beoordeling. De specialist ouderengeneeskunde had een aantal vragen gelet op de uitgebreide orthopedische voorgeschiedenis van klaagster en haar wens tot euthanasie. Die vragen zijn bij de anesthesioloog terechtgekomen die klaagster heeft gezien en onderzoek heeft gedaan. Het college is van oordeel dat de anesthesioloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:16 Raad van Discipline Amsterdam 22-989/A/A 22-990/A/A

    Voorzittersbeslissing; klacht over advocaat wederpartij niet-ontvankelijk vanwege het overschrijden van de driejaarstermijn; beroep op artikel 46g lid 2 Advocatenwet slaagt niet.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:23 Raad van Discipline Amsterdam 22-794/A/NH

    Raadbeslissing; klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen ongegrond; Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen wegens strijd met gedragsregels 20 en 25 is geen sprake. Ook mocht verweerster uitgaan van het feitenmateriaal dat haar cliënt haar verschafte.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:17 Raad van Discipline Amsterdam 22-661/A/NH

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder wordt verweten dat hij negen maanden niets aan de zaak heeft gedaan en vervolgens een toezegging om een inschatting van de zaak te geven niet is nagekomen. De klacht is gegrond. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat verweerder het geven van een inschatting van de zaak steeds voor zich uit heeft geschoven. Dat heeft verweerder ook gedaan nadat hij een toezegging had gedaan om die inschatting alsnog binnen twee weken te geven. De maatregel van een waarschuwing wordt opgelegd. Een proceskostenveroordeling wordt achterwege gelaten nu verweerder geen kosten in rekening heeft gebracht bij klager

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4114

    Deels gegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde (hierna ook arts). Waarschuwing. Klager is de zoon van een patiënt, geboren in 1919, die sinds 28 november 2019 opgenomen was op de afdeling geriatrische revalidatiezorg van de instelling waarin verweerder werkzaam was. Patiënt was opgenomen om te revalideren na een longontsteking. Na opname verslechterde de situatie van patiënt, die op 8 december 2019 is overleden. Klager verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat hij naar aanleiding van het tweede telefonisch contact met de instelling patiënt op 8 december 2019 niet persoonlijk is komen beoordelen ondanks het verzoek van patiënt daartoe. Voorts verwijt klager de arts een gebrek aan empathie en communicatie bij de schouwing. Vast staat dat de specialist ouderengeneeskunde twee keer in een tijdspanne van drie uur over een hem onbekende, ernstig zieke en hoogbejaarde patiënt is gebeld en dat tijdens het tweede telefoongesprek het verzoek tot palliatieve sedatie van de familie aan hem is overgebracht. Het college is van oordeel dat de arts ten minste telefonisch extra informatie had moeten opvragen over de reden van het verzoek tot palliatieve sedatie, ófwel bij de verpleegkundige, ter plaatse bij de patiënt of rechtstreeks bij de familie en/of de patiënt zelf. Dit klachtonderdeel is gegrond. Niet kan worden vastgesteld dat de arts ten aanzien van het tweede klachtonderdeel klachtwaardig heeft gehandeld. Klacht deels gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:21 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1421

    Klacht tegen een klinisch geriater. De klacht betreft de behandeling van en de zorg voor klaagster. Klaagster bezocht in oktober 2017 de polikliniek klinische geriatrie van het ziekenhuis waar de klinisch geriater op dat moment werkte. Een collega klinisch geriater (beklaagde in C2022/1420) concludeerde dat sprake was van een Mild Cognitive Impairment (MCI). Bij een consult in april 2018 bij de eerder genoemde collega meldde de dochter van klaagster dat klaagster in het ziekenhuis had gelegen met buikpijn. De conclusie was dat er progressie was tot een vorm van dementie en controle na zes maanden werd afgesproken. Eind juli 2018 heeft dezelfde collega klinisch geriater, na een verzoek daartoe van de dochter van klaagster, met de cardioloog besloten de Ascal met omeprazol over te zetten naar Plavix clopidogrel met de afspraak om in oktober te evalueren. Tijdens een telefonisch consult in november 2018 met de collega klinisch geriater werd een gastroscopie afgesproken. De uitslag hiervan was dat klaagster maagzweren had. In februari 2019 noteerde de collega klinisch geriater in het dossier onder meer dat het niet goed gaat met klaagster. Begin maart 2019 is klaagster ruim een week opgenomen. De beklaagde klinisch geriater is tijdens de opname als supervisor betrokken geweest bij het opnamegesprek en twee visites op de afdeling. Na de opname is de klinisch geriater niet meer betrokken geweest bij de zorg voor klaagster. Klaagster verwijt de klinisch geriater -zakelijk weergegeven-:a) Het onjuist weergeven van de heteroanamnese en de klachten en het vervolgens uitzetten van een onjuist onderzoekstraject. Het daarbij niet serieus nemen van klaagster en haar dochter;b) Het stellen van een foute diagnose, het uitzetten van een onjuiste behandeling en het opleggen van die behandeling;c) Het uitvoeren van een onjuist onderzoek en het trekken van foutieve conclusies.  

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:26 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-958/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond.