Zoekresultaten 3541-3550 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2021/3545

    Klacht tegen tandarts; informatieplicht geschonden(a), behandelovereenkomst niet correct nagekomen(b), ondeugdelijke brug/prothese geleverd(c), niet goed gecommuniceerd(d), geen kopie dossier, implantatenpaspoort, inkoopfacturen en materialenoverzicht afgegeven(e), geen correcte facturen opgesteld(f), gefraudeerd met facturen(g), gedreigd geplaatste elementen te verwijderen als er niet werd betaald(h), geen verantwoording afgelegd voor nalatig handelen(i), niet transparant opgesteld(j), niet meegewerkt aan klachtenprocedure(k), schade toegebracht aan patiënt(l), niet als goed hulpverlener gedragen(m), onmogelijk gemaakt dat patiënt door andere tandarts goed geholpen kon worden door onvolledige/onjuiste informatie te geven over implantaten(n) lukraak restjes gebruikt bij plaatsen implantaten(o). College: A en d deels gegrond. C, e, f en h gegrond. Klacht voor het overige ongegrond. Berisping.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:24 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1172

    Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De broer van klager (patiënt) is eind 2020 vanuit het ziekenhuis naar een hospice overgeplaatst. De specialist ouderengeneeskunde is werkzaam in het hospice en was voornamelijk als behandelend arts betrokken bij patiënt. Ruim een week na de opname in het hospice is patiënt mee naar huis genomen en is hij diezelfde avond overleden. Klager verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij zich niet heeft gehouden aan gedragscodes en onvoldoende rekening heeft gehouden met de wensen van de patiënt en zijn familie door patiënt onnodig medicatie toe te dienen om hem ‘plat te leggen’ waardoor hij buiten bewustzijn was toen hij overleed en waardoor zijn leven eerder en op onnatuurlijke wijze is beëindigd, dat patiënt zijn geloofsovertuiging niet heeft kunnen uitoefenen omdat de islamitische richtlijn om nuchter te sterven niet is gehonoreerd, dat zij nalatig is geweest in de communicatie door de familie pas achteraf toestemming te vragen voor de inzet van medicatie en dat zij op eigen initiatief een beleid heeft opgestart zonder rekening te houden met wensen en geloof. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht omdat sprake is van bijzondere omstandigheden die elk op zich en tezamen aanleiding geven om niet te veronderstellen dat klager met zijn klacht de wil van zijn broer uitdrukt. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:25 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1173

    Klacht tegen een verpleegkundige. De broer van klager (patiënt) is eind 2020 vanuit het ziekenhuis naar een hospice overgeplaatst. De verpleegkundige is werkzaam in het hospice. Ruim een week na de opname in het hospice is patiënt mee naar huis genomen en is hij diezelfde avond overleden. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij zich niet heeft gehouden aan gedragscodes en onvoldoende rekening heeft gehouden met de wensen van de patiënt en zijn familie door patiënt onnodig medicatie toe te dienen om hem ‘plat te leggen’ waardoor hij buiten bewustzijn was toen hij overleed en waardoor zijn leven eerder en op onnatuurlijke wijze is beëindigd, dat patiënt zijn geloofsovertuiging niet heeft kunnen uitoefenen omdat de islamitische richtlijn om nuchter te sterven niet is gehonoreerd en dat zij nalatig is geweest in de communicatie door de familie pas achteraf toestemming te vragen voor de inzet van medicatie. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht omdat sprake is van bijzondere omstandigheden die elk op zich en tezamen aanleiding geven om niet te veronderstellen dat klager met zijn klacht de wil van zijn broer uitdrukt. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:26 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1324

    Klacht tegen een verpleegkundige. De beklaagde verpleegkundige heeft als vrijwilliger de inmiddels overleden patiënte en haar echtgenoot op een vakantiereis begeleid. De verpleegkundige verleende zorg aan de patiënte. Met de echtgenoot heeft geen zorgrelatie bestaan. Na het overlijden van de patiënte heeft de verpleegkundige contact gehouden met de echtgenoot, is er een vriendschappelijke relatie ontstaan en heeft zij geld van hem geleend en cadeaus ontvangen. De echtgenoot heeft de verpleegkundige in zijn testament opgenomen en bij hernieuwd levenstestament o.a. de verpleegkundige als gevolmachtigde aangewezen.Na het overlijden van de echtgenoot is de eerder aan de verpleegkundige lening in de vorm van een voorschot op de erfenis omgezet in een schenking. De IGJ verwijt de verpleegkundige dat zij tekort is geschoten in de zorg jegens de echtgenoot, dat zij in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt door niet te handelen conform haar professionele verantwoordelijkheid, en dat zij blijft volhouden dat zij niet in strijd met de professionele normen heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de Inspectie niet-ontvankelijk is voor zover de klacht is gebaseerd op artikel 47 eerste lid, sub b Wet BIG, toetst het handelen van de verpleegkundige aan artikel 47 eerste lid, sub a Wet BIG en komt op andere gronden dan het Regionaal Tuchtcollege tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:27 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4262

    Ongegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Klager verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld omdat hij een onjuiste dosering Mirtazapine heeft voorgeschreven, zonder dat klager en zijn echtgenote daarvan op de hoogte waren. Volgens klager is hij gedrogeerd, waardoor hij niet in staat was om te revalideren. Het college overweegt dat niet in het geschil is dat er een medicatiefout is gemaakt. De vraag is echter in hoeverre de specialist ouderengeneeskunde daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Het college is van oordeel dat terugkijkend op het revalidatietraject en de medicatiefout die binnen dat traject gemaakt is en die in deze klacht centraal staat er sprake is van een menselijke fout, waarvoor de specialist ouderengeneeskunde gezien de geschetste omstandigheden (zie punt 5.3, 5.4 en 5.5 van de beslissing) geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:16 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-1014/L/NN 22-1015/AL/NN 22-1016/AL/NN

    Herzieningsverzoek. De herzieningskamer van de Raad van Discipline verklaart verzoekster in haar verzoek niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:25 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-014/DH/NH/W

    Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:6 Accountantskamer Zwolle 22/726 Wtra AK

    Klacht gedeeltelijk gegrond, de maatregel van tijdelijke doorhaling van één maand is opgelegd. Klagers behoorden tot een groep van rechtspersonen waarvan betrokkene de samenstellend accountant was. Betrokkene was via zijn vennootschap als financier en aandeelhouder bij de groep betrokken en hij is zich op enig moment intensief met de dagelijkse gang van zaken gaan bezighouden. Klagers vinden dat betrokkene hierdoor het fundamentele beginsel van objectiviteit heeft geschonden. Betrokkene heeft in het zicht van het faillissement een transactie gefingeerd. Betrokkene heeft de bestuurder niet gewaarschuwd wegens niet betaalde loonheffing en pensioenpremies en betrokkene heeft onder tijdsdruk de splitsing van de groep afgedwongen. De Accountantskamer oordeelt dat de klacht grotendeels gegrond is. De belangen in en de betrokkenheid bij de groep waren serieuze bedreigingen van de objectiviteit van betrokkene. Hij had zich in dit geval als samenstellend accountant moeten terugtrekken. In strijd met het fundamentele beginsel van integriteit heeft betrokkene een transactie bedacht om belangen veilig te stellen. Betrokkene had moeten waarschuwen toen hem bekend werd dat loonheffing en pensioenpremies niet waren betaald, ook al was een melding formeel te laat. De door betrokkene gegeven termijn van vier dagen om op zijn voorstellen tot splitsing te reageren is kort maar vanwege alle omstandigheden tuchtrechtelijk onvoldoende relevant.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:17 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-484/DB/ZWB

    Herstelbeslissing. 

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:18 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-978/DB/OB

    Herstelbeslissing.