ECLI:NL:TGZRAMS:2024:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5464
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:20 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-01-2024 |
Datum publicatie: | 23-01-2024 |
Zaaknummer(s): | A2023/5464 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een traumachirurg. Klaagster is van de trap gevallen en in verband met aanhoudende klachten aan haar voet meerdere malen gezien door verschillende arts-assistenten onder supervisie van verschillende chirurgen, waaronder verweerder. Klaagster verwijt de traumachirurg de diagnose ontwrichting van het Lisfranc-gewricht te hebben gemist en dat hij haar, in zijn rol van supervisor, niet zelf heeft gezien. Het college overweegt dat bij het ontstaan van letsel in de enkel meer mogelijk is dan alleen het optreden van zeer zeldzame Lisfranc problematiek. Het college is van oordeel dat de anamnese van de arts-assistenten zorgvuldig was en dat zij in overleg met en onder de supervisie van de traumachirurg, mede op basis van de informatie van de betrokken radiologen, binnen de normen van de professionele standaarden hebben gehandeld, wat maakt dat dit ook voor de traumachirurg geldt. Verder overweegt het college dat supervisie op verschillende manieren kan plaatsvinden, zoals door telefonisch overleg, waarbij remote beoordelen van röntgenfoto’s zeer gebruikelijk is. Het college ziet in deze zaak geen aanleiding aan te nemen dat er omstandigheden waren die maakten dat de traumachirurg klaagster zelf had moeten zien. De klacht is in alle onderdelen ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing van 23 januari 2024 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
gemachtigde: mr. W.H.J.W. de Brouwer, werkzaam te Rotterdam,
tegen
C,
traumachirurg,
werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de traumachirurg,
gemachtigde: D, werkzaam te B.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster is in mei 2015 van de trap gevallen. Zij is op de Spoedeisende Hulp
van E gezien en daar conservatief behandeld. Dit beleid is ook gevolgd bij haar daaropvolgende
bezoeken aan de polikliniek van E. Na een second opinion in F is klaagster geopereerd
in verband met (verdenking van) een ontwrichting van het Lisfranc-gewricht. Klaagster
verwijt de traumachirurg voornoemde diagnose te hebben gemist. Ook verwijt zij hem
dat hij haar, in zijn rol van supervisor, niet zelf heeft gezien.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk
ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen
te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna
licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 13 maart 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen, waaronder een cd-rom;
- de aanvullende bijlagen van klaagster, per e-mail ontvangen op 26 oktober 2023 en
per post ontvangen op 15 november 2023;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 2 november 2023.
Alleen klaagster en haar gemachtigde waren bij het mondeling vooronderzoek aanwezig.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klaagster, geboren in 1965, is in de nacht van 15 op 16 mei 2015 van de trap gevallen.
Zij is vanwege pijn aan haar voet op 16 mei 2015 naar de spoedeisende hulp (hierna:
SEH) van E geweest. Diezelfde dag zijn er röntgenfoto’s van haar voet gemaakt. Daarna
is klaagster in verband met aanhoudende klachten aan haar voet op 22 mei 2015, 8 juni
2015, 10 juni 2015 en 6 juli 2015 gezien door verschillende arts-assistenten onder
supervisie van verschillende chirurgen. Verder zijn er op 8 juni 2015 en op 6 juli
2015 röntgenfoto’s gemaakt en op 10 juni 2015 is er een CT-scan gemaakt. Naar aanleiding
van de bevindingen van de betrokken radiologen en chirurgen is steeds besloten de
voet conservatief te (blijven) behandelen.
3.2 De traumachirurg heeft aangegeven dat hij op 8 en 10 juni 2015 en op 6 juli 2015
de feitelijke supervisie over de polikliniekbezoeken had en in die hoedanigheid bij
de behandeling van klaagster betrokken is geweest. Hij heeft haar niet persoonlijk
gezien.
3.3 Klaagster heeft op 8 juli 2015 een second opinion laten verrichten in F. De röntgenbeelden
van 6 juli 2015 zijn in dat kader opnieuw beoordeeld en in F is geconcludeerd dat
er sprake zou kunnen zijn van een ontwrichting van het Lisfranc-gewricht.
3.4 Op 13 juli 2015 is klaagster in F geopereerd.
3.5 In verband met de aansprakelijkstelling van E door klaagster heeft een onafhankelijke
traumachirurg als deskundige de medische behandeling van klaagster in E beoordeeld.
De rechtbank heeft op 30 september 2021 geoordeeld dat het deskundigenrapport niet
op de juiste wijze tot stand is gekomen. Hierna heeft orthopedisch chirurg-traumatoloog
G – op verzoek van partijen – onderzoek gedaan en op 18 april 2023 zijn Expertise
rapport/Deskundigenbericht uitgebracht.
4. De klacht en de reactie van de traumachirurg
4.1 Volgens klaagster heeft de traumachirurg onzorgvuldig gehandeld, omdat hij:
a) de diagnose ontwrichting van het Lisfranc-gewricht en chronisch pijnsyndroom (CRPS)
heeft gemist, waardoor een verkeerd behandelbeleid is ingesteld;
b) klaagster niet heeft gezien, terwijl hij dat in zijn hoedanigheid van supervisor
wel had moeten doen.
4.2 De traumachirurg heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de traumachirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende traumachirurg.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de traumachirurg geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners
alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
5.2 Het college oordeelt dat de traumachirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld. Het college is het in deze eens met het deskundigenrapport van G. Uit het
dossier en dit rapport blijkt dat de arts-assistenten volgens de professionele normen
hebben gehandeld. De traumachirurg is op de informatie van de arts-assistenten afgegaan
en hij mocht daarvan uitgaan. De eerste foto gaf geen aanwijzingen voor een ontwrichting
van het Lisfranc-gewricht.
Klachtonderdeel a) gemiste diagnose
5.3 De arts-assistenten op de SEH hebben gehandeld op basis van de hun beschikbare
gegevens. Mede op basis van de informatie van de radiologen, dat op de eerste foto
geen aanwijzingen waren voor een subluxatie van het Lisfranc-gewricht, hebben de arts-assistenten
zorgvuldig gehandeld. Bij het ontstaan van letsel in de enkel is meer mogelijk dan
alleen het optreden van zeer zeldzame Lisfranc problematiek. De anamnese van de arts-assistenten
was mede gericht op het (laagenergetisch) ongevalsmechanisme. Hierbij is onderzocht
welke letsels met een hogere- of lagere waarschijnlijkheid kunnen optreden. Bij het
derde controlemoment, d.d. 8 juni 2015, werd de traumachirurg voor de eerste maal
bij de behandeling van klaagster betrokken. De arts-assistenten hebben toen meer diagnostiek
ingezet, zoals het laten maken van een CT-scan om een gefundeerd vervolgbeleid te
bepalen, en er is voor de zekerheid gips aangebracht. De scan heeft niet tot een verandering
van indicatie geleid. Het gaf overigens niet een voor Lisfranc-letsel kenmerkend beeld.
De arts-assistenten hebben in overleg met en onder supervisie van de traumachirurg
binnen de normen van de professionele standaarden gehandeld, wat maakt dat dit in
dat opzicht ook voor de traumachirurg geldt. Voorts merkt het college op dat niet
kan worden vastgesteld dat de CRPS bij het initiële letsel is opgelopen. G heeft in
zijn rapport geconcludeerd dat CRPS is ontwikkeld geruime tijd na het oplopen van
het letsel, namelijk na de operatie in F. De traumachirurg kan geen tuchtrechtelijk
verwijt van zijn handelen worden gemaakt.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel b) klaagster niet zien
5.4 De traumachirurg heeft klaagster niet zelf behandeld maar is wel in zijn hoedanigheid
van supervisor bij haar behandeling betrokken geweest. Supervisie kan op verschillende
manieren plaatsvinden, zoals door telefonisch overleg, waarbij remote beoordelen van
röntgenfoto’s zeer gebruikelijk is. Onder omstandigheden kan het nodig zijn dat de
supervisor de betrokken patiënt ook zelf ziet. Of dat inderdaad nodig is, hangt onder
meer af van de opleidingsfase van de betrokken arts-assistent, diens werkervaring
en de informatie waarover de supervisor beschikt. Het college heeft geen reden te
twijfelen aan het gestelde in het verweer dat de poliklinieken worden voorbesproken
en dat er zo nodig ook gedurende het bezoek aan de polikliniek nog overleg mogelijk
is. Het medisch dossier en hetgeen naar voren is gekomen bij het deskundigenonderzoek
van G geven het college geen aanleiding aan te nemen dat er omstandigheden waren die
maakten dat de traumachirurg klaagster zelf had moeten zien.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Slotsom
5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat beide onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 23 januari 2024 door E.P. de Beij, voorzitter, A.P.
den Exter, lid-jurist, D. Boerma, J.W.D. de Waard en T.S. Oei, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris.