Zoekresultaten 3521-3530 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:37 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5130

    Klaagsters moeder behoeft aansluitend op ziekenhuisopname zorg in een zorginstelling. Klager stelt dat de verpleegkundige die vanuit het ziekenhuis verantwoordelijk was voor het zoeken van een zorginstelling die op korte termijn plek had hem onheus heeft bejegend door te zeggen dat er een vervelende situatie zou ontstaan als zijn moeder de de aangeboden plek (die niet haar voorkeur had) zou weigeren. De voorzitter oordeelt dat verpleegkundige heeft uitgelegd hoe het systeem feitelijk werkt. Moeder kon niet in het ziekenhuis blijven. Dat klager zich daardoor onder druk gezet voelde, maakt de bejegening niet onheus. De klacht is “kennelijk ongegrond”. De klacht is “kennelijk niet-ontvankelijk” voor zover klager namens zijn moeder klaagt. Moeder heeft de klacht niet meegetekend en is wilsbekwaam.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:24 Raad van Discipline Amsterdam 22-717/A/A 22-718/A/A

    Raadbeslissing; Betreft een klacht over de advocaat wederpartij en zijn kantoor. De klacht over verweerster, het kantoor, is enkel ontvankelijk waar het gaat over het starten van een incassoprocedure vanwege het door klagers onbetaald laten van declaraties. Dit verwijt betreft immers de organisatie van het kantoor. De overige klachtonderdelen over het kantoor zijn niet-ontvankelijk. De klachten over verweerder zijn ongegrond. Niet gebleken is dat verweerder stellingen heeft ingenomen die in strijd zijn met de waarheid. Evenmin zijn verweerders uitlatingen in Quote over het onbetaald laten van de declaraties door klagers in de gegeven context niet onnodig grievend.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:18 Raad van Discipline Amsterdam 22-665/A/NH

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3956

    Klacht tegen een psychiater over haar handelen bij het opstellen van de “bevindingen geneesheer-directeur” in het kader van de voorbereiding van een verzoek voor een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Beklaagde heeft bij haar bevindingen de medische verklaring van de onafhankelijk psychiater en de door deze noodzakelijk geachte zorgvormen gevolgd. Klager is het met de in de medische verklaring van de onafhankelijk psychiater opgenomen (voorlopige) diagnose niet eens. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Beklaagde heeft niet zelf de (voorlopige) diagnose “manifest psychotisch toestandsbeeld, waarschijnlijk in het kader van schizofrenie” gesteld. Het verwijt dat zij een onjuiste diagnose heeft gesteld kan alleen al daarom niet slagen. Voor zover het verwijt betrekking heeft op het volgen van de medische verklaring van de onafhankelijk psychiater, met de daarin opgenomen diagnose, slaagt ook dat verwijt niet. De in de medische verklaring opgenomen diagnose kon op goede gronden worden gevolgd door beklaagde.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:19 Raad van Discipline Amsterdam 22-353/A/NH

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4214

    Klacht over het handelen van een psychiater bij de behandeling van klager, die met een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) was opgenomen. Klager is het niet eens met de in het traject tot het verkrijgen van een zorgmachtiging gestelde (voorlopige) diagnose en meent dat beklaagde bij zijn behandeling onterecht uitgaat van deze diagnose.  Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Met de bekende gegevens over de voorgeschiedenis van klager, het beschikbare dossier en het gesprek dat beklaagde zelf met klager had, was er voor beklaagde geen aanleiding voor twijfel aan de eerder door een collega-psychiater gestelde (voorlopige) diagnose “manifest psychotisch toestandsbeeld, waarschijnlijk in het kader van schizofrenie”. Beklaagde heeft terecht geen aanleiding gezien de (voorlopige) diagnose bij te stellen. Een behandeling met antipsychotica was daarmee geïndiceerd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:20 Raad van Discipline Amsterdam 22-755/A/NH

    Klacht tegen eigen advocaat. De klacht bestaat uit diverse klachtonderdelen, waaronder de klacht dat klager zich niet als advocaat aan de zaak had mogen onttrekken. Klager wordt daarin door de raad niet gevolgd. Het was klager bekend dat verweerder de zaak niet wilde voorzetten als klager de voorschotnota van verweerder niet zou voldoen. Wel is gegrond de klacht dat verweerder heeft verzuimd in de memorie van grieven een grief te richten tegen de veroordeling dat klager de wettelijke handelsrente is verschuldigd. Nu alleen de laatst genoemde klacht gegrond is en de overige klachten ongegrond en verweerder niet eerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, ziet de raad daarin aanleiding om geen maatregel op te leggen.      

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3957

    Klacht over het handelen van een psychiater bij het opstellen van een medische verklaring als bedoeld in artikel 5:8 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Klager is het met de in de verklaring opgenomen (voorlopige) diagnose niet eens.  Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Met de haar bekende gegevens over de voorgeschiedenis van klager en wat klager tijdens het gesprek met de psychiater zelf naar voren heeft gebracht, heeft de psychiater de (voorlopige) diagnose “manifest psychotisch toestandsbeeld, waarschijnlijk in het kader van schizofrenie” op goede gronden kunnen stellen. 

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:14 Raad van Discipline Amsterdam 22-994/A/A

    Voorzittersbeslissing; klacht over dienstverlening van de eigen advocaat. Verweerder heeft genoegzaam toegelicht dat hij die werkzaamheden voor klager heeft verricht die in een arbeidsrechtelijk geschil van hem verwacht mochten worden. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:21 Raad van Discipline Amsterdam 22-701/A/A

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerster heeft de termijn voor het instellen van hoger beroep ongebruikt laten verstrijken. Dit wordt door haar ook erkend. Daarnaast wordt het verweerster verweten dat zij voor klager onbereikbaar is geweest. Ook dat klachtonderdeel is gegrond. Verweerster heeft weliswaar op enig moment een oogoperatie ondergaan, maar zij had in die periode geen waarnemer aangesteld. Dat had van haar wel mogen worden verwacht. De maatregel van berisping wordt opgelegd.