Zoekresultaten 2641-2650 van de 42209 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4384

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een klinisch psycholoog. Klager is in 2019 opgenomen in een tbs-kliniek. De klinisch psycholoog heeft in het kader van een eventuele verlenging van de tbs een rapport over klager uitgebracht. Klager is het niet eens met het rapport en het daarin gegeven advies. Naar het oordeel van het college voldoet het rapport aan de eisen die daaraan moeten worden gesteld. Het rapport vermeldt uitgebreid welke bronnen zijn geraadpleegd en welke observaties zijn gedaan. De klinisch psycholoog heeft in het verslag van zijn onderzoek ook duidelijk beschreven welk onderzoek hij zelf heeft gedaan en hoe dit onderzoek van klager is verlopen. Dit betreft een geschikte onderzoeksmethode om de bij de opdracht gestelde vragen te kunnen beantwoorden. Ook heeft de klinisch psycholoog inzichtelijk en consistent uiteengezet op welke bevindingen en gronden zijn conclusies steunen en die conclusies zijn voor het college goed te volgen. De klinisch psycholoog is daarbij binnen zijn eigen deskundigheidsgebied gebleven.De conclusie is dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:29 Accountantskamer Zwolle 22/1675 Wtra AK

    De klacht is ongegrond. Betrokkene wordt verweten de goede naam van klager in telefoongesprekken met oud-klanten van het kantoor te hebben aangetast. Wat in de telefoongesprekken door betrokkene is gezegd staat echter niet vast. Daarom is het verwijt niet gegrond. Betrokkene was niet gehouden klager eerst te horen over de door hem van een derde verkregen informatie alvorens een nader onderzoek in te stellen. Dat betrokkene niet de waarheid heeft gesproken over de reden van zijn vertrek bij zijn vorige werkkring is niet aannemelijk gemaakt. Het tuchtrecht strekt zich in beginsel niet uit tot het gebruikelijke sociaal verkeer tussen twee nieuwe collega’s.   

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:30 Accountantskamer Zwolle 22/1860 Wtra AK

    De maatschap waaraan betrokkene was verbonden had een vordering op een derde. In verband daarmee had die derde aan de maatschap een pandrecht op haar vorderingen gegeven. Tot die verpande vorderingen behoorden vorderingen op twee vennootschappen van klager. De maatschap is in 2015 een civiele procedure tegen klager gestart teneinde betaling van de vorderingen van de derde op klager te krijgen. Volgens klager heeft de maatschap excessief en onrechtmatig aan de derde (de pandgever) gedeclareerd en betrokkene wist dat. Klager verwijt betrokkene dat zij desondanks ermee heeft ingestemd dat de maatschap incassomaatregelen jegens zijn vennootschappen heeft genomen. Ook verwijt klager betrokkene dat zij jaarrekeningen van haar twee vennootschappen niet op tijd heeft gepubliceerd. Het klachtonderdeel over de te hoge declaraties en de inning van de verpande vorderingen is verjaard en overigens ongegrond. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat de maatschap excessief en onrechtmatig heeft gedeclareerd. Het klachtonderdeel over de schending van de publicatieplicht is wel gegrond. Betrokkene had de jaarrekeningen op tijd moeten publiceren. Een waarschuwing is in dit geval op haar plaats.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:101 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3613

    Deels gegronde klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog heeft bij klager een neuropsychologisch onderzoek verricht in het kader van een letselschadezaak. Klager verwijt de gz-psycholoog onder andere dat hij zich ten onrechte heeft gepresenteerd als klinisch (neuro)psycholoog, een onjuist en onvolledig rapport heeft opgesteld en zijn beroepsgeheim en het blokkeringsrecht heeft geschonden. Het college overweegt dat de gz-psycholoog op een bordje bij de deur van zijn praktijk en in een aantal brieven ten onrechte de titel ‘klinisch psycholoog’ vermeld. Deze titel is een door de Wet BIG erkende specialistentitel die is voorbehouden aan degenen die zijn ingeschreven in het desbetreffende specialistenregister. Hoewel wellicht niet opzettelijk, heeft de gz-psycholoog met het onjuiste titelgebruik de indruk gewekt of kunnen wekken dat hij nog altijd klinisch psycholoog is. Ook is het college van oordeel dat de gz-psycholoog een onvolledig conceptrapport ter inzage heeft verstrekt, omdat bij het eerste conceptrapport de antwoorden op de onderzoeksvragen ontbraken en de testscores niet waren bijgevoegd. Verder is het college van oordeel dat de gz-psycholoog in een brief aan de bij de letselschadezaak betrokken medisch adviseurs - over een met klager gevoerd gesprek - te veel inhoudelijke informatie met hen heeft gedeeld. Naar het oordeel van het college heeft de gz-psycholoog hiermee het blokkeringsrecht en ook het beroepsgeheim geschonden. Het college tekent hierbij aan dat de schending van het beroepsgeheim relatief beperkt is, omdat de medische informatie die hij heeft gedeeld al grotendeels bekend was bij de medisch adviseurs.De klacht wordt deels gegrond verklaard en het college legt de maatregel op van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:31 Accountantskamer Zwolle 22/1740 Wtra AK

    Het Openbaar Ministerie verwijt betrokkene in vervolg op de tegen hem aanhangig gemaakte strafzaak, dat hij facturen in de administraties van zijn vennootschappen heeft opgemaakt, opgenomen en/of heeft betaald, hoewel de omschrijvingen op die facturen niet kloppen met de werkelijkheid. Betrokkene is strafrechtelijk veroordeeld, maar heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld dat nog moet worden behandeld. De Accountantskamer oordeelt dat betrokkene eraan heeft meegewerkt en geaccepteerd dat gedurende een ruime periode (2013 t/m 2017) in totaal twaalf facturen in het maatschappelijk verkeer zijn gebracht die valse informatie bevatten en daardoor in ernstige mate de fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit heeft geschonden. De inschrijving van betrokkene als accountant moet daarom worden doorgehaald en betrokkene mag zich pas na 10 jaar eventueel opnieuw inschrijven.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4059

    Gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij hem onheus en onprofessioneel heeft bejegend tijdens het consult. Een andere klacht is dat de bedrijfsarts volgens klager heeft geweigerd zijn medisch dossier aan hem te verstrekken. Het college overweegt dat de bedrijfsarts zich in het consult niet professioneel heeft opgesteld en klager onheus heeft bejegend. Dit blijkt al uit de transcriptie van het gesprek, maar nog indringender uit de geluidsopname. Dit wordt in feite ook erkend door de bedrijfsarts. De redenen die hij heeft aangevoerd om zijn “strategie” te rechtvaardigen, overtuigen niet. Daar komt bij dat ook de wijze waarop de bedrijfsarts het verslag heeft gemaakt van het consult, in het geheel geen recht doet aan hetgeen daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De bedrijfsarts heeft vervolgens evenmin (inhoudelijk) gereageerd op de e-mail van klager waarin hij zegt dat het verslag niet klopt en vreest voor een schorsing/korting van zijn uitkering. Klachtonderdeel gegrond. Het andere klachtonderdeel is ook gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:68 Raad van Discipline Amsterdam 23-146/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat. Verweerster heeft klager met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht bijgestaan, ook nadat klager over verweerster een klacht bij de deken had ingediend. Ook heeft verweerster adequaat en naar behoren gereageerd op klagers interne klachten.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:88 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4116

    Klacht tegen patholoog. Klaagster is de dochter van een patiënte die in 2019 aan de gevolgen van vulvakanker is overleden. De patholoog is betrokken geweest bij de behandeling van patiënte doordat hij in 2012 een vulvabiopt van patiënte heeft beoordeeld. Volgens klaagster is de patholoog destijds tot onjuiste bevindingen gekomen doordat hij fouten zou hebben gemaakt in de manier waarop hij het biopt heeft onderzocht. De patholoog zou hierdoor de ernst van de aangetroffen afwijkingen hebben gemist. Het college deelt de verwijten niet en verklaart de klacht ongegrond. Deze zaak hangt samen met de zaak Z2022/4188, waarin op dezelfde dag uitgedaan is gedaan.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:65 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1401

    Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De specialist ouderengeneeskunde was sinds begin 2021 de behandelend arts van een 84-jarige man (patiënt). Klaagster is de dochter van patiënt. Tijdens het verlof van de specialist ouderengeneeskunde is de zorg voor patiënt tijdelijk overgenomen door een semi-arts en een collega specialist ouderengeneeskunde. Patiënt werd in die periode benauwd, had koorts en een lage bloeddruk en een lage saturatie. De collega specialist ouderengeneeskunde heeft patiënt via een vlindernaald morfinegegeven en heeft hem - op verzoek van klaagster - ingestuurd naar het ziekenhuis. Enkele dagen later is de patiënt overleden aan de gevolgen van refractair hartfalen.Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij klaagster noch de familie heeft geïnformeerd of gekend in het proces c.q. beleid dat zij heeft opgestart, dat de patiënt pas na forse druk vanuit klaagster naar het ziekenhuis is ingestuurd, en dat de patiënt zonder overleg via een vlindernaald morfine is toegediend. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht omdat sprake is van dermate bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om te twijfelen of klaagster met het indienen van haar klacht de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in klachtonderdeel twee en drie, maar acht haar wel ontvankelijk in het eerste klachtonderdeel. Nu beide partijen daar in beroep expliciet om hebben verzocht, verwijst het Centraal Tuchtcollege de zaak terug naar het Regionaal Tuchtcollege voor inhoudelijke behandeling van het eerste klachtonderdeel.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:82 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5068

    Klacht tegen huisarts deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond.De voorzitter is met beklaagde van oordeel dat de klacht niet-ontvankelijk is voor zover deze is gebaseerd op de stelling dat zij financiële schade heeft geleden door wanprestatie van beklaagde. Vermogensschade raakt niet aan de individuele gezondheidszorg.Het enkele feit dat beklaagde alleen voor spoedgevallen zou hebben waargenomen, is op zichzelf onvoldoende grondslag om haar een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Klaagster lijkt uit te gaan van de veronderstelling dat beklaagde alle patiënten van klaagster diende te zien. Zo ver gaat de waarneemovereenkomst, zoals die er destijds lag (zie artikel 4), niet. Dat beklaagde noodzakelijke zorg aan patiënten van klaagster heeft geweigerd, heeft zij niet onderbouwd.