ECLI:NL:TGDKG:2024:50 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/726121 / DW RK 22/443 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:50
Datum uitspraak: 31-05-2024
Datum publicatie: 31-05-2024
Zaaknummer(s): C/13/726121 / DW RK 22/443 MK/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft afspraken met zijn opdrachtgever met betrekking tot betalingsvoorstellen en verzoeken tegen finale kwijting in dit geval ‘strikt’ nageleefd. Bij die stand van zaken is de gerechtsdeurwaarder niet verplicht geweest om elk voorstel aan zijn opdrachtgever voor te leggen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 mei 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/726121 / DW RK 22/443 MK/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

gemachtigde: [   ],

tegen:

M.L.B. Mak,

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigden: [   ] en [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 30 november 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 30 januari 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 april 2024 alwaar klaagster, haar gemachtigde en de gemachtigden van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 31 mei 2024.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is belast met drie vorderingen van het Centraal Justitieel Incassobureau op klaagster.
  • Omdat betaling in het minnelijke traject is uitgebleven is op 25 oktober 2022  executoriaal derdenbeslag gelegd onder de werkgever van klaagster.
  • Bij e-mail van 28 oktober 2022 is namens klaagster verzocht om akkoord te gaan met een betalingsregeling van € 100,00 per maand.
  • Bij e-mail van 14 november 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat hij geen contact met de opdrachtgever zal opnemen met betrekking tot het verzoek om finale kwijting, omdat de opdrachtgever dergelijke verzoeken niet in behandeling neemt. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht om nadere bewijsstukken teneinde de juiste beslagvrije voet te kunnen berekenen.
  • Hierop heeft klaagster bij e-mail van 15 november 2022 gereageerd.
  • Bij e-mail van 17 november 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een kopie van de (over-)betekening van het loonbeslag verstrekt, waaruit kan worden opgemaakt op basis van welke gegevens de beslagvrije voet is vastgesteld. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat hij het verzoek van klaagster om een betalingsregeling niet zal voorleggen aan de opdrachtgever, maar dat de gerechtsdeurwaarder zelf beoordeelt of akkoord kan worden gegaan met een betalingsregeling.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich – samengevat – erover dat de gerechtsdeurwaarder:

  1. weigert het betalingsvoorstel van klaagster van € 100,00 per maand met de opdrachtgever te overleggen en ten onrechte volhoudt dat het zou gaan om een voorstel tegen finale kwijting;
  2. weigert de juiste beslagvrije voet toe te passen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van voornoemd artikel.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. heeft de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt gesteld dat het betalingsvoorstel van klaagster van 28 oktober 2022 moet worden opgevat als een verzoek tegen finale kwijting. Klaagster heeft immers een maandelijkse regeling voorgesteld ter voldoening van (alleen) de openstaande boetebedragen, zonder de bijkomende kosten. De gerechtsdeurwaarder heeft een staande afspraak met de opdrachtgever dat dergelijke verzoeken niet aan de opdrachtgever voorgelegd hoeven te worden, omdat deze per definitie worden afgewezen. Ten aanzien van betalingsafspraken verwijst de gerechtsdeurwaarder naar de website van haar opdrachtgever, waaruit volgt dat betalingsafspraken eveneens niet aan de opdrachtgever voorgelegd hoeven te worden.

4.3 Ter zitting, onder verwijzing naar haar e-mail van 15 november 2022, heeft klaagster verklaard nooit de intentie te hebben gehad een verzoek tegen finale kwijting te doen en dat het spijtig is dat de gerechtsdeurwaarder haar e-mail zo heeft opgevat en daar verder niet op is ingegaan.

4.4 De gerechtsdeurwaarder blijft, ook ter zitting, bij zijn stelling terecht te hebben begrepen dat klaagster een verzoek tegen finale kwijting beoogde. Hij verwijst daarbij naar het voorstel van klaagster dat “in elk geval tot aan de boetebedragen” noemt waaruit hij begreep dat geen bereidheid bestond ook de kosten te betalen. Wel erkent de (gemachtigde van de) gerechtsdeurwaarder inmiddels dat het handiger was geweest telefonisch contact te zoeken met klaagster dan over en weer te mailen nu er kennelijk sprake was van een misverstand en klaagster daar ook op heeft gewezen. De kamer onderstreept dit inzicht, maar komt alles afwegend niet tot het oordeel dat hier sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. De gerechtsdeurwaarder heeft afspraken met zijn opdrachtgever gemaakt die in dit geval ‘strikt’ zijn nageleefd. Bij die stand van zaken is de gerechtsdeurwaarder niet verplicht om elk voorstel aan zijn opdrachtgever voor te leggen.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer dat niet is komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarder weigerachtig is geweest om de beslagvrije voet aan te passen. De gerechtsdeurwaarder heeft de beslagvrije voet vastgesteld aan de hand van gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen en de Basisregistratie personen. Met de (over-)betekening van het loonbeslag was dit voor klaagster kenbaar. Het is aan klaagster om deze gegevens aan te vullen dan wel te corrigeren indien de beslagvrije voet niet correct is toegepast. In de e-mail van 17 november 2022 is klaagster verzocht bewijsstukken aan te leveren van de bedragen die zij zelf heeft ingevuld in haar eigen berekening van de beslagvrije voet. Niet is gebleken dat klaagster deze heeft aangeleverd zodat een nieuwe beslagvrije voet kon worden vastgesteld. Ook op dit punt kan de gerechtsdeurwaarder geen (tuchtrechtelijk) verwijt worden gemaakt.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.