Zoekresultaten 2221-2230 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:152 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4768

    Klaagster kwam bij de huisarts na ontdekking van een knobbel in haar borst. De huisarts verwees haar voor een echo. De echo is niet gemaakt. Zes maanden later bleek borstkanker met uitzaaiingen. Klaagster verwijt de huisarts nalatigheid: handelen in strijd met de NHG-standaard Borstkanker, niet vertellen dat klaagster zelf een afspraak voor de echo moest maken en geen regie over het proces voeren. Dit alles heeft geleid tot een te late diagnose met vergaande gevolgen voor klaagster. Het college oordeelt dat de huisarts niet in strijd heeft gehandeld met de NHG-richtlijn en ook overigens geen verwijt treft. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2023/5362

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige. De verpleegkundige heeft tijdens haar werk opiaten (sterke pijnstillers) voor eigen gebruik gestolen. Zij gebruikte deze middelen in privétijd en tijdens haar werk als verpleegkundige in de directe patiëntenzorg. Het college oordeelt dat de verpleegkundige door haar verslaving aan opiaten de geschiktheid voor het uitoefenen van haar beroep mist. Naar het oordeel van het college is het niet verantwoord dat zij nog het beroep van verpleegkundige uitoefent. De verpleegkundige is al uitgeschreven uit het BIG-register. Verbod op wederinschrijving.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:99 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-497/DB/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Klacht deels niet-ontvankelijk vanwege tijdverloop. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk omdat handelen plaatsvond na de uitschrijving als advocaat.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/3998

    Klaagster is dementerend en opgenomen in de zorginstelling waar verweerder als verpleegkundig specialist werkte. Na een val uit bed had klaagster pijn aan haar schouder en arm. Vanwege het afgesproken terughoudend beleid kreeg klaagster eerst enkel pijnmedicatie. Uiteindelijk is klaagster ruim twee weken later in het ziekenhuis onderzocht. De arm bleek uit de kom en klaagster is geopereerd. Het college komt tot het oordeel dat verweerder enkel onzorgvuldig heeft gehandeld als het gaat om het tijdstip van het insturen. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:202 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4667

    Deels gegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft meerdere klachten over beoordeling door de verzekeringsarts en de verslaglegging daarvan. Ook verwijt klager de verzekeringsarts dat zij geen gehoor heeft gegeven aan zijn verzoek tot inzage van de medische rapportage voorafgaand aan de beslissing in de bezwaarprocedure. Het recht van klager op inzage en correctie van feitelijke onjuistheden vindt zijn grondslag in artikel 8 lid 2 en 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming. De betrokkene moet dit recht wel actief inroepen. Dat klager dit heeft gedaan tijdens het spreekuur staat niet ter discussie. Ook als klager zich tijdens het spreekuur onbeleefd of intimiderend heeft gedragen doet dit aan zijn recht op inzage en correctie niets af. Vanaf het moment dat klager uitsprak de rapportage in te willen zien, lag het op de weg van de verzekeringsarts om dit verzoek te honoreren. Klacht in zoverre gegrond verklaard en voor het overige ongegrond. Het college volstaat met de enkele constatering dat de verzekerings­arts klager actiever had moeten begeleiden in zijn verzoek om inzage vooraf van de rapportage. Klacht deels gegrond, geen maatregel.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:141 Raad van Discipline Amsterdam 22-994/A/A

    Ongegrond verzet

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:142 Raad van Discipline Amsterdam 23-220/A/A

    Raadbeslissing; Gedeeltelijk gegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat. Verweerster heeft in haar dienstverlening aan klager ernstige steken laten van vallen. Niet alleen heeft verweerster onvoldoende professionele distantie ten opzichte van klager betracht, maar bovendien heeft verweerster nagelaten klager te informeren dat het openbaar ministerie een hoger beroepszaak had ingepland. Verweerster heeft hiermee niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Rekening houdend met alle omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een berisping passend en geboden is. Aangezien de raad verweerster in de beslissing op het dekenbezwaar met kenmerk 23-219/A/A/D van dezelfde datum reeds in de proceskosten heeft veroordeeld, ziet de raad aanleiding om de proceskosten te matigen, in die zin dat de veroordeling zal worden beperkt tot € 25,- aan reiskosten van klager.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:143 Raad van Discipline Amsterdam 23-219/A/A/D

    Gegrond dekenbezwaar; Verweerster heeft met haar opstelling tijdens de behandeling van de klachtzaak 23-220/A/A de deken ernstig belemmerd in haar toezichthoudende taak. Verweerster heeft hiermee in strijd gehandeld met gedragsregel 29 en de kernwaarden integriteit en deskundigheid. Gelet op de ernst van de gedragingen van verweerster, haar afwezigheid in deze procedure, maar ook haar blanco tuchtrechtelijk verleden, acht de raad - in navolging van de deken - het passend en geboden om bij wijze van stok achter de deur aan verweerster de maatregel van voorwaardelijke schorsing van 26 weken met een proeftijd van twee jaar op te leggen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:144 Raad van Discipline Amsterdam 23-011/A/A

    Ongegrond verzet

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:40 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/413659 KL RK 23-1

    Klacht ontvankelijk. Niet kan worden vastgesteld dat klager eerder dan door de akte van rectificatie van 9 januari 2020 op de hoogte was van het handelen en nalaten dat hij de notaris verwijt. Dit geldt in het bijzonder voor de onjuiste omschrijving van het overgedragen perceel. Klacht daarom aangemerkt als tijdig ingediend.Inhoudelijk ongegrond. Klager, naar zijn zeggen noodgedwongen, heeft na een voorafgaande betaling van een bedrag van € 10.000,00 contant met de verkoper afgesproken het oorspronkelijk overeengekomen bedrag van € 120.000,00 alsnog in zijn geheel te betalen, waardoor het totaalbedrag van de koopsom volgens de akte van 11 juli 2019 in totaal € 130.000,00 bedraagt. De kandidaat-notaris mocht van deze gewijzigde overeenstemming uitgaan.Verder heeft de notaris heeft op grond van het zogenaamde verkoperskaartje in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat een (kennelijke) fout is gemaakt bij het intekenen van het over te dragen (deel van het) perceel. De notaris heeft dit in de procedure ook inzichtelijk gemaakt. Geen tuchtrechtelijk verwijt voor wat betreft het passeren van de rectificatieakte.