ECLI:NL:TAHVD:2024:91 Hof van Discipline 's Gravenhage 230269D

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:91
Datum uitspraak: 11-03-2024
Datum publicatie: 29-03-2024
Zaaknummer(s): 230269D
Onderwerp: Maatregelen, subonderwerp: Schorsing
Beslissingen: Overige (tussen)beslissingen
Inhoudsindicatie: Het hof bepaalt na intrekking van het hoger beroep de ingangsdatum van de in eerste aanleg opgelegde schorsing.

Beslissing van 11 maart 2024

in de zaak 230269D

naar aanleiding van het hoger beroep van:

(…)

voorheen advocaat in het arrondissement Oost-Brabant

verweerder

tegen:

de deken van de orde van advocaten

in het arrondissement Oost-Brabant

ambtshalve

1. DE PROCEDURE

Bij de raad van discipline

    1. De Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen de deken en verweerder (zaaknummer: 23-171/DB/OB/D) een beslissing gewezen op 28 augustus 2023. In deze beslissing is het bezwaar van de deken in alle onderdelen gegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twaalf weken opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten.
    1. Deze beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRSHE:2023:105 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof van discipline

    1. Het beroepschrift van verweerder tegen de beslissing is op 26 september 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

1.4 Verder bevat het dossier van het hof:

  • de stukken van de raad;
  • het verweerschrift van de deken.
    1. Bij brief van 26 februari 2024 heeft verweerder laten weten dat hij zijn hoger beroep intrekt.
    1. Verweerder en de deken hebben vervolgens de gelegenheid gekregen om zich uit te laten op grond van artikel 56 lid 5 Advocatenwet.
    1. De deken heeft op 28 februari 2024 laten weten dat verweerder niet meer op het tableau staat ingeschreven en dat wat hem betreft wordt bepaald dat de schorsing ingaat op het moment dat verweerder zou worden herbeëdigd.
    1. Verweerder heeft de griffier op 4 maart 2024 telefonisch laten weten dat hij zich refereert aan het oordeel van het hof.

2. BEOORDELING HOF

    1. Op grond van artikel 56 lid 5 Advocatenwet bepaalt het hof de dag waarop de maatregel aanvangt in het geval in eerste aanleg een schorsing is opgelegd en het tegen die beslissing gerichte hoger beroep is ingetrokken.
    1. Omdat verweerder op het moment van het uitspreken van deze beslissing niet op het tableau staat ingeschreven zal het hof geen concrete datum bepalen. Schorsingen kunnen immers alleen ten uitvoer worden gelegd bij inschrijving op het tableau. In plaats daarvan bepaalt het hof dat de schorsing ingaat op de datum waarop verweerder, na herbeëdiging, zal zijn ingeschreven op het tableau. Daarbij geldt dat deze schorsing niet tegelijkertijd met een andere schorsing tenuitvoergelegd kan worden.

3. BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bepaalt dat de door de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch (zaaknummer: 23-171/DB/OB/D) aan verweerder opgelegde schorsing ingaat op de datum waarop verweerder, na herbeëdiging, zal zijn ingeschreven op het tableau.

Deze beslissing is gewezen door mr. E.W. de Groot, voorzitter, mrs. B.J.R. van Tongeren en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2024.