Zoekresultaten 20601-20610 van de 44039 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:65 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-1185/DH/DH

    Dekenbezwaar. Verweerder heeft, bij het zich onttrekken aan een zaak, onvoldoende zorgvuldigheid jegens zijn cliënt betracht. De raad acht de maatregel van berisping passend en geboden, mede gelet op het feit dat verweerder meermalen voor vergelijkbare overtredingen door de tuchtrechter is bestraft.

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:62 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-857

    Klager verwijt verweerder hem op diverse punten niet adequaat te hebben bijgestaan. In de kwestie van de wijziging van de kinderalimentatie heeft verweerder onvoldoende voortvarend gehandeld. De raad is met klager van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door deze kwestie jarenlang te laten slepen. Hetzelfde geldt voor de zaak over de omgangsregeling. verweerder heeft daarnaast een termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bij de Belastingdienst laten verlopen. Dat is onbegrijpelijk voor een advocaat die zich afficheert als fiscaal advocaat. Ook stelt verweerder dat hij met klager de afspraak heeft gemaakt dat hij niet op basis van een toevoeging maar betalend voor hem zou optreden. Verweerder heeft dat echter niet schriftelijk vastgelegd. Klager ontkent deze afspraken. Dit handelen van verweerder is in strijd met een behoorlijk advocaat betaamt. Al deze naar het oordeel van de raad terechte verwijten van klager leiden tot het opleggen van een voorwaardelijke schorsing aan verweerder van vier weken.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2017:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen GP2016/22

    Klacht tegen gezondheidszorgpsycholoog. Verweerder geeft aan zijn cliënte een brief mee om te overleggen aan de mediator in een echtscheidingsprocedure . In de brief staan (belastende) verklaringen over klager en hij dient hierover een klacht in. Klacht gegrond voor dit onderdeel en er volgt een berisping. Klager niet-ontvankelijk voor wat betreft zijn overige klachten.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:62 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 150074

    Klacht van Openbaar Ministerie dat advocaat heeft getracht getuige te beïnvloeden. Advocaat beroept zich op zijn zwijgrecht en het verschoningsrecht. Het gaat erom of en in hoeverre de verweten handelingen en gedragingen verband houden met hetgeen zijn cliënt aan de advocaat heeft toevertrouwd en hebben plaatsgevonden binnen het kader van de juridische dienstverlening. De deken, die in opdracht van het hof onderzoek heeft verricht, is tot de conclusie gekomen dat de contacten tussen de advocaat en de getuige kunnen worden aangemerkt als geschied in het kader van de rechtsbijstand van de advocaat aan zijn cliënt. Mede in aanmerking genomen de bevindingen van de deken heeft het hof niet kunnen vaststellen dat de advocaat zich niet gerechtvaardigd heeft beroepen op zijn geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht. Het hof kan niet met voldoende zekerheid aanemen dat de handelingen en gedragingen het tuchtrechtelijke verwijt van beïnvloeding van de getuige opleveren. Klacht ongegrond. Bekrachtiging.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2017:81 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-211/DB/ZWB

    Niet gebleken dat zij de rechtbank onjuiste gegevens heeft verstrekt of heeft misleid. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2017:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2016/350

    Klaagster verwijt verweerster, chirurg, onzorgvuldig handelen in het postoperatieve traject van haar echtgenoot. De echtgenoot van klaagster was enkele maanden eerder geopereerd aan een rectumcarcinoom en onderging vervolgens een herstelbehandeling. Verweerster was als operateur bij de operaties betrokken. Het verwijt van klaagster komt erop neer dat haar echtgenoot na de hersteloperatie niet is gezien door (voldoende ervaren) artsen en dat te lang is gewacht met ingrijpen toen het slechter met haar echtgenoot ging. De echtgenoot van klaagster is enkele weken na de hersteloperatie overleden. Verweerster voert verweer. Ongegrond

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:63 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160102-W

    Beslissing op een wrakingsverzoek. Wrakingsgrond houdt in dat artikel 6 EVRM is geschonden omdat (de behandelend kamer van) het hof niet bereid is de beklaagde advocaat in de gelegenheid te stellen om een behoorlijk preliminair verweer te voeren en daarover eerst te oordelen voordat tot een inhoudelijke behandeling wordt gekomen. Ook wordt aangevoerd dat de afwijzende beslissing van het hof al was genomen voorafgaand aan de zitting. De stelling dat de behandelend kamer geen gelegenheid heeft gegeven een behoorlijk preliminair verweer te voeren mist feitelijke grondslag. Geen rechtsregel verplicht het hof na gevoerde preliminaire verweren eerst een schriftelijke tussenbeslissing te nemen alvorens aan de inhoudelijke behandeling van de zaak toe te komen. Uit het beeldverslag van de zitting blijkt dat de beslissing het verzoek om een tussentijdse beslissing op de preliminiaire verweren af te wijzen ter zitting door het voltallige hof is genomen. Het wrakingsverzoek is ongegrond en wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2017:59 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-208

    Ongegronde klacht tegen een neuroloog. De neuroloog heeft ter zake van zijn informatieplicht aan de ouders van patiëntje rekening houdend met alle factoren in deze casus de grenzen van artikel 7:448 BW niet overschreden. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:64 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160239

    Klacht tegen eigen advocaat. De klacht is niet-ontvankelijk (de klachtonderdelen zien op dezelfde opdracht en hetzelfde feitencomplex als klaagster aan een eerdere klacht ten grondslag heeft gelegd). Bekrachtiging.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:58 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160282

    De door verweerster opgestelde en verzonden facturen zijn ten naam gesteld van klaagster, de werkgever van de cliënt van verweerster, hoewel klaagster geen opdrachtgeefster was en gelet op de aard van de opdracht (rechtshulp bij echtscheiding) ook niet kon zijn. Anders dan verweerster meent, kan haar van deze handelwijze een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het verweer dat zij, zonder verificatie bij klaagster, af mocht gaan op de mededeling van haar cliënt, dat klaagster hetgeen hij verschuldigd mocht worden zou voorschieten en verrekenen met het salaris, is niet redengevend. Ook die door haar gestelde omstandigheid – wat daar ook van zij – ontsloeg haar niet van de plicht de facturen te adresseren aan haar opdrachtgever, en ook overigens volledig en ondubbelzinnig in te richten (met vermelding van de aard van de werkzaamheden en het verwijzen naar bijlagen). Door de onjuiste tenaamstelling en de onvolledige inrichting van de facturen kunnen immers misverstanden ontstaan en kan er misbruik van worden gemaakt, welk risico zich hier ook heeft verwezenlijkt (vgl. HvD 2 december 2013, 6712). Verweerster heeft aldus niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.