ECLI:NL:TGDKG:2018:24 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 702.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:24
Datum uitspraak: 06-03-2018
Datum publicatie: 26-03-2018
Zaaknummer(s): 702.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht gedeeltelijk gegrond. Berisping. De gerechtsdeurwaarder heeft de brieven van klager, welke betrekking hadden op het aanpassen van de beslagvrije voet niet binnen een redelijk termijn beantwoord. De Kamer is van oordeel dat er tussen de datum waarop het eerste verzoek om aanpassingen is ontvangen en de datum waarop de wijziging is vastgesteld teveel tijd heeft gezeten, maar ook tussen het moment waarop het rekeningnummer bekend was en de datum waarop de gelden daadwerkelijk zijn teruggestort. De gerechtsdeurwaarder is in dezen allesbehalve voortvarend te werk gegaan.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 3

Beslissing van 6 maart 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/611254 / DW RK 16/702 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager ,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 4 juli 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen (een medewerkster van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 augustus 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 januari 2018 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 maart 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een notariële akte van geldlening met hypotheekstelling ten laste van klager.

- Op 29 februari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd op de uitkering van klager.

- Op 15 maart 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een formulier aan klager toegezonden waarmee klager een verzoek kon doen om de thans vastgestelde beslagvrije voet te wijzigen.

- Op 22 maart 2016 heeft klager het desbetreffende formulier retour gezonden en daarbij een brief meegestuurd waarin hij o.a. om opheldering vraagt met betrekking tot het gelegde beslag.

- Op 23 maart 2016 heeft klager nog een brief naar de gerechtsdeurwaarder gestuurd waarin hij onder meer bezwaar maakt tegen de vordering.

- Bij brief van 22 april 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een brief ontvangen van de door klager ingeschakelde rechtsbijstandsverzekeraar Achmea, met het verzoek de beslagvrije voet aan te passen.

- Bij brief van 3 mei 2016 erkent de gerechtsdeurwaarder dat het eerdere verzoek van klager langer is blijven liggen dan wenselijk en biedt hiervoor zijn excuses aan. De gerechtsdeurwaarder verzoekt tevens om nadere bewijsstukken.

- Op 17 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder alle benodigde stukken in zijn bezit en hij stelt op 23 mei 2016 opnieuw de beslagvrije voet vast. De gerechtsdeurwaarder informeert eveneens naar een bankrekeningnummer waar het teveel aan ingehouden bedragen naar overgemaakt kan worden.

- Op 23 juni 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een bericht van Achmea ontvangen dat het restitutiebedrag aan hen overgemaakt kon worden.

- Op 6 juli 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder het restititutiebedrag overgemaakt.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er - samengevat – over dat de gerechtsdeurwaarder:

a) ervoor gezorgd heeft dat hij in de financiële problemen is geraakt;

b) hem stelselmatig heeft tegengewerkt;

c) ervoor gezorgd heeft dat hij geen psychotherapie meer heeft kunnen volgen;

d) ervoor gezorgd heeft dat hij een advocaat in de arm moest nemen;

e) zijn brieven niet heeft beantwoord;

f) te lang heeft gedaan over de afwikkeling van de beslagvrije voet.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangegeven dat de behandeling van het betreffende dossier, wat de snelheid van beantwoording van het allereerste verzoek van klager betreft, absoluut niet de schoonheidsprijs verdient. De klacht die hij op dat onderdeel heeft geuit, is terecht. Helaas is het eerste verzoek van klager niet adequaat opgepakt en kwam de zaak pas in een stroomversnelling, nadat Achmea Rechtsbijstand er aan te pas kwam. Vanaf het moment dat de gerechtsdeurwaarder de benodigde gegevens om de verzochte wijziging te beoordelen in zijn bezit kreeg – 17 mei 2016 – heeft hij direct de aanpassing doorgevoerd en op 23 mei 2016 met de derdebeslagene gecommuniceerd. Om de als gevolg van de wijziging ontstane restitutieplicht te kunnen uitvoeren, moest de gerechtsdeurwaarder beschikken over het juiste bankrekeningnummer en dat ontving hij op 23 juni 2016, waarna hij op 6 juli 2016 de restitutie daadwerkelijk uitvoerde. De gerechtsdeurwaarder verzoekt de Kamer, indien de klacht gegrond wordt verklaard, geen maatregel op te leggen aangezien hij nadat de juiste gegevens waren ontvangen, de beslagvrije voet direct heeft aangepast en de teveel ingehouden bedragen heeft gerestitueerd.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge het daartoe bepaalde in de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen slechts klachten worden ingediend tegen gerechtsdeurwaarders (waaronder mede worden begrepen waarnemend-, toegevoegd- en kandidaat-gerechtsdeurwaarders). Klachten tegen een gerechts­deur­waar­ders­kantoor of medewerkers van een kantoor worden daarbij geacht te zijn gericht tegen gerechtsdeurwaarders, die voor dit kantoor c.q. de medewerkers verantwoordelijk zijn.

4.2 De in de aanhef genoemde gerechts­deur­­waarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat zij als gerechtsdeurwaarder leiding geeft aan de afdeling waar het betreffende dossier in behandeling en zij verantwoordelijkheid draagt voor de bij haar werkzame medewerkers. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van de klachtonderdelen a, b, c en d overweegt de Kamer dat de enkele niet nader door klager onderbouwde stellingen onvoldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen. Klager volstaat met algemeenheden zonder nadere toelichting of onderbouwing.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel e erkent de gerechtsdeurwaarder dat hij niet heeft gereageerd op de brieven van klager van 22 en 23 maart 2016. Dit was aan zijn aandacht ontsnapt. Dat de gerechtsdeurwaarder hiervoor zijn excuses heeft gemaakt doet niet af aan het gegeven dat van een gerechtsdeurwaarder verwacht mag worden dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde (of geweest zijnde) executie binnen een redelijke termijn beantwoordt. In dit geval zijn het twee brieven in twee dagen tijd. Nu beantwoording van de brieven pas een volle maand later heeft plaatsgevonden – en alleen, zo lijkt het, na tussenkomst van Achmea – kan er allerminst van een redelijke termijn gesproken worden. Klachtonderdeel e is dan ook terecht voorgesteld.

4.5 Onderdeel van de brief van klager van 22 maart 2016 was, als geïnstrueerd door de gerechtsdeurwaarder, het ingevulde formulier waarmee klager een verzoek kon doen om de beslagvrije voet te wijzigen. Als gevolg van het niet adequaat reageren – achteraf is ook gebleken dat het formulier niet voorzien was van bewijsstukken en daar is door de gerechtsdeurwaarder niet op geacteerd – is het verzoek om wijziging blijven liggen. Na tussenkomst van Achmea op 22 april 2016, met een gelijkluidend verzoek om wijziging, is de gerechtsdeurwaarder op 23 mei 2016 er aan toegekomen om de beslagvrije voet opnieuw te berekenen en vast te stellen. Op dezelfde dag heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht om een rekeningnummer zodat de te veel aan ingehouden bedragen gerestitueerd konden worden. Nadat de gerechtsdeurwaarder op 23 juni 2016 het bericht ontving dat de som van het te restitueren bedrag naar Achmea overgemaakt kon worden is op 6 juli 2016 de restitutie uitgevoerd. De Kamer is niet alleen van oordeel dat er tussen de datum waarop het eerste verzoek om aanpassingen van de beslagvrije voet is ontvangen en de datum waarop de wijziging is vastgesteld teveel tijd heeft gezeten, maar ook tussen het moment waarop het rekeningnummer bekend was en de datum waarop de gelden daadwerkelijk zijn teruggestort. De beslagene heeft belang bij een tijdige en correcte vaststelling van een beslagvrije voet en eventueel te veel ingehouden gelden dienen, zodra vastgesteld, ook tijdig te worden terugbetaald. Dit proces, tot aan terugbetaling, is allesbehalve voortvarend afgehandeld door de gerechtsdeurwaarder. Klachtonderdeel f is dan ook terecht voorgesteld.

4.6 Op grond van het voorgaande dient de klacht gegrond te worden verklaard. Met name gelet op het grote belang van een juiste toepassing van de beslagvrije voet en een snelle en correcte aanpassing daarvan indien daartoe aanleiding bestaat, zoals in deze zaak, acht de Kamer na te melden maatregel op zijn plaats.

4.7. Op grond van het voorgaande beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart de klachtonderdelen e en f gegrond;

- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;

- legt de gerechtsdeurwaarder voor de gegronde delen de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. A. Sissing en mr. A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.