Zoekresultaten 19711-19720 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:248 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-591/DH/RO c

    voorzittersbeslissing; klacht ingediend door klager namens vvebestuur; later heeft klager zich op het standpunt gesteld dat hij de klaacht als vvebestuurder pro se heeft ingediend; in die hoedanigheid is hij ontvankelijk; klacht kennelijk ongegrond; zie ook 16-591DH/RO b

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:71 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.291

      De klacht heeft betrekking op de behandeling van de broer van klager, hierna patiënt, overleden in 2012. Verweerder is als uroloog betrokken geweest bij de behandeling van patiënt. Klager verwijt verweerder kort gezegd dat hij: 1) heeft geweigerd een afschrift van het volledige patiëntendossier van patiënt te verstrekken, nu de verslaglegging van de talrijke bezoeken van klager met patiënt aan de SEH vóór 2012 ontbreekt, en 2) medisch nalatig heeft gehandeld doordat hij op dan wel vanaf 25 januari 2012 geen preventief onderzoek heeft ingesteld om de diagnose kanker uit te sluiten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:65 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.117

      Patiënte (de moeder van klager), die onder andere leed aan dementie, type alzheimer, is op 26 oktober 2014 met pneumonie opgenomen in het ziekenhuis. Bij die opname was door de dienstdoende arts gezien de conditie van de patiënte een niet-escalerend beleid afgesproken. Patiënte zou niet gereanimeerd worden en niet naar de intensive care worden overgeplaatst. In de ochtend van 27 oktober 2014 is patiënte door de behandeld medisch specialisten aan de arts overdragen. Klager verwijt de arts – verkort weergegeven – dat hij patiënte niet de vereiste zorg heeft geboden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:59 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.442

     

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:242 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-245/DH/DH-a

    voorzittersbeslissing; klacht over kwaliteit van dienstverlening kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:255 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-485/DH/RO

    Klacht over eigen advocaat. De raad stelt voorop dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij gemaakte afspraken schriftelijk vastlegt in een opdrachtbevestiging of een ander schriftelijk stuk, juist om discussies achteraf over de inhoud van de opdracht en de nadien gevolgde strategie te voorkomen. Nu verweerder hiervoor niet heeft zorggedragen, kan de raad niet vaststellen welke afspraken zijn gemaakt omtrent de te volgen strategie. Klacht gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:22 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-132/DH/RO

    Klacht over eigen advocaat. Klaagster verwijt verweerder onder meer dat hij haar niet van alle correspondentie met derden en processtukken een afschrift heeft gezonden. Verweerders stelling dat hij met klaagster was overeengekomen dat hij haar niet alle processtukken en correspondentie in afschrift hoefde toe te zenden, is door klaagster ter zitting van de raad uitdrukkelijk betwist. Het bewijsrisico van een niet vastgelegde afspraak berust bij de advocaat. De raad moet het er daarom voor houden dat verweerder, zonder de ondubbelzinnige instemming van klaagster en zelfs tegen de wens van klaagster in, klaagster niet in alle zaken die hij voor haar heeft behartigd in alle gevallen een afschrift van processtukken dan wel correspondentie heeft toegezonden. Verweerder heeft in zoverre tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klacht voor het overige ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:249 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-607/dh/ro

    voorzittersbeslissing; kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:72 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.292

      De klacht heeft betrekking op de behandeling van de broer van klager, hierna patiënt, overleden in 2012. Verweerster, destijds uroloog in opleiding, is betrokken geweest bij de behandeling van patiënt. Klager verwijt verweerster kort gezegd dat zij: 1) medisch nalatig heeft gehandeld doordat zij geen preventief onderzoek heeft ingesteld om de diagnose kanker uit te sluiten, 2) ten onrechte heeft verklaard dat zij de behandelopties en de daaraan verbonden risico’s heeft besproken met patiënt, en 3) de juiste weergave van het poliklinisch consult dat plaatsvond op 9 maart 2012 ontkent. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:66 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.133

      Klacht tegen GZ-psycholoog over behandeling minderjarige zoon van klaagster. Klaagster heeft een veelheid aan klachtonderdelen tegen verweerster (gz-psycholoog) ingediend. Klaagsters maakt verweerster de volgende verwijten:1. dat er nooit een behandelplan werd opgesteld of bijgewerkt door verweerster, dat de ingezette lijn uit het behandelplan van een collega van verweerster niet werd vervolgd en dat het advies met betrekking tot gezinsdiagnostisch onderzoek van een collega van verweerster niet werd opgevolgd; 2. dat verweerster onterecht heeft ingezet op een systeemaanpak in de vorm van mediatietherapie met als gevolg dat de zoon daardoor niet de individuele behandeling kreeg die hij nodig had; 3.  dat er door verweerster als hoofdbehandelaar van de zoon geen contact werd opgenomen na terugkeer van haar verlof over dringende nog niet beantwoorde hulpvragen; 4. dat verweerster zich niet verdiepte in de aanleiding tot het schrijven van het afscheidsbriefje van de zoon en er onvoldoende opvolging aan gaf; 5. dat verweerster zich niet of nauwelijks verdiepte in, en anticipeerde op de individuele problematiek en behandeling van de zoon, specifiek dat zij niet reageerde op de herhaalde en dringende hulpvraag met betrekking tot de ernstige overprikkeling, bloedfobie, vastlopen in het regulier onderwijs en toename van agressie; 6. dat verweerster onvoldoende anticipeerde op de schoolproblematiek van de zoon naar aanleiding van de handleiding en het gesprek. Het RTG is van oordeel dat verweerster als hoofdbehandelaar  geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en de behandeling van de zoon voldoende heeft gecoördineerd, gevolgd en waar nodig in gang gezet. Klacht is op alle onderdelen ongegrond verklaard en  afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster en gelast/verzoekt de publicatie.