ECLI:NL:TGDKG:2017:208 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/625098 / DW RK 17/232

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:208
Datum uitspraak: 21-11-2017
Datum publicatie: 03-01-2018
Zaaknummer(s): C/13/625098 / DW RK 17/232
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 november 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 21 februari 2017 met zaaknummer C/13/615537 / DW RK 16/1029 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/625098 / DW RK 17/232 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

gemachtigde [ ],

tegen:

[ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 20 september 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift ingekomen op 25 oktober 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 21 februari 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 21 februari 2017. Bij brief ingekomen op 6 maart 2017 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail van 26 juni 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift op het verzet ingediend. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 10 oktober 2017 alwaar de gemachtigde van klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 21 november 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er - zo is in de voorzittersbeslissing verwoord - samengevat over dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder een hoog bedrag van klager wilde hebben. De gerechtsdeurwaarder is ten onrechte doorgegaan met een incassotraject, terwijl dat stopgezet zou worden. In 2015 kreeg klager ineens een dagvaarding. Vervolgens heeft klager verweer gevoerd bij de rechtbank. Op 4 augustus 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een sommatiebrief gestuurd, waaruit volgde dat de vordering met € 100,00 is verhoogd. Klager heeft geen antwoord gekregen op een op 6 augustus 2016 ingediende klacht. De gerechtsdeurwaarder heeft ook rente berekend zonder dat het vonnis definitief is.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft overwogen dat klager de gerechtsdeurwaarder allereerst verwijt dat hij het incassotraject niet zou hebben stopgezet. Klager heeft onvoldoende onderbouwd waarom de gerechtsdeurwaarder daartoe gehouden zou zijn. Uit het door klager overgelegde schrijven van 9 september 2013 volgt dat klager destijds bezwaar heeft gemaakt tegen de vordering. Zodra de gerechtsdeurwaarder op de hoogte is geraakt van het bezwaar, heeft hij dat bezwaar voorgelegd aan zijn opdrachtgever. Vervolgens is het dossier aangehouden in afwachting van een reactie van de opdrachtgever. Dat getuigt niet van onbehoorlijk handelen van de gerechtsdeurwaarder. Integendeel, de gerechtsdeurwaarder heeft gehandeld als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt.

5.2 Verder heeft de voorzitter overwogen dat hij uit de klacht opmaakt dat klager het kennelijk niet eens is met hetgeen waartoe hij bij vonnis van 27 juli 2016 is veroordeeld. De bezwaren van klager tegen de inhoud van het vonnis, zoals de hoogte van het toegewezen bedrag, kunnen niet leiden tot het oordeel dat de executerende gerechtsdeurwaarder klachtwaardig heeft gehandeld. Indien klager het niet eens was met het vonnis, dan stond daar een rechtsmiddel (hoger beroep) voor open.

5.3 De voorzitter heeft voorts overwogen dat de verhoging van € 100,00 waar klager het in zijn klacht over heeft, de kosten die na het vonnis zijn gemaakt betreffen. Nu klager bij vonnis van 27 juli 2016 in de proceskosten is veroordeeld, mag de gerechtsdeurwaarder die kosten uit hoofde van dat vonnis in rekening brengen. Indien vervolgens bij een (eventuele) executie een geschil ontstaat over de hoogte van deze kosten, dan dienen deze kosten door de gewone rechter te worden begroot. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

5.4 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat klager heeft gesteld dat hij geen antwoord heeft gekregen op zijn ingediende klacht van 6 augustus 2016. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde productie 3 blijkt dat er wel degelijk een reactie is gegeven op de klacht. Dit is gebeurd bij schrijven van 10 augustus 2016. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende aangevoerd. De brief van 10 augustus 2016 is door hem niet ontvangen. De gerechtsdeurwaarder heeft dus niet tijdig gereageerd op de klacht en bovendien zou de klacht afgehandeld moeten worden door de klachtenfunctionaris. Klager heeft verder aangevoerd dat het vonnis nog niet in kracht van gewijsde was gegaan en daarom mochten er geen nakosten gevorderd worden. Ook had klager de opdrachtgever verzocht het traject te stoppen maar de gerechtsdeurwaarder heeft de invordering gewoon doorgezet, hetgeen onbehoorlijk was. De gerechtsdeurwaarder heeft onterecht en verzonnen bedragen in rekening gebracht, zonder klager hieromtrent te informeren. De gerechtsdeurwaarder is met leugens naar de rechter gegaan;

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de gronden van het verzet gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Dat de brief van 10 augustus 2016 niet door klager is ontvangen, is door de gerechtsdeurwaarder gemotiveerd betwist. Dat de klacht niet is afgehandeld door een klachtenfunctionaris binnen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, is door klager niet onderbouwd. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat de omstandigheid dat het vonnis nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, geen invloed heeft op de verschuldigdheid van de nakosten. Van het onbehoorlijk door laten lopen van de incassoprocedure, is gelet op het verweer van de gerechtsdeurwaarder niet gebleken. Dat klager het niet eens is met de vordering doet niet ter zake nu de kantonrechter op tegenspraak op de vordering heeft beslist.

8.2 De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren dan ook geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

9. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.W. Nijenhuis, voorzitter, mr. C.W. Inden en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.