ECLI:NL:TGDKG:2017:203 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/609512 / DW RK 582.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:203
Datum uitspraak: 28-11-2017
Datum publicatie: 03-01-2018
Zaaknummer(s): C/13/609512 / DW RK 582.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 november 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 24 mei 2016 met zaaknummer C/13/588279 / DW RK 493.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/609512 / DW RK 582.2016 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

oud-gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen ingekomen op 5 juni 2015 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij brief ingekomen op 6 juli 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij brieven met producties ingekomen op 10 juli 2015, 28 juli 2015 en 5 augustus 2015 heeft klager nader gereageerd. Bij beslissing van 24 mei 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 24 mei 2016. Bij brief ingekomen op 7 juni 2016 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 20 oktober 2017 alwaar niemand is verschenen. De uitspraak is bepaald op 28 november 2017.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij vier jaar lang wel ten laste van hem heeft geïncasseerd maar zijn ex-partner bewust heeft ontzien. Nadat klager de gerechtsdeurwaarder daarop gewezen had, heeft deze laten weten dat op een bepaald moment haar inkomsten niet te traceren waren. Volgens klager betekende het feit dat haar uitkering was beëindigd niet dat zij geen inkomsten meer genoot.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat bij een hoofdelijke veroordeling verhaal mag worden gezocht uitsluitend bij één partij. Dat geldt ook indien verhaal op beide partijen mogelijk is. De partij die de schuld betaalt kan vervolgens verhaal zoeken op zijn wederpartij. Overigens is volgens de gerechtsdeurwaarder wel degelijk getracht om ook bij de ex-partner direct volledig verhaal te zoeken voor haar aandeel in de schuld.

5.2 De voorzitter heeft daarnaast overwogen dat in de brieven die na de klacht zijn ontvangen klager de gerechtsdeurwaarder onder meer ook heeft verweten dat deze heeft geweigerd om een verklaring van algehele voldoening van de schuld te verstrekken en niet op zijn brieven reageert. Uit de van de gerechtsdeurwaarder afkomstige brieven die zijn overgelegd blijkt dat klager wel degelijk behoorlijk is geïnformeerd en op een wijze die in overeenstemming is met de tuchtrechtelijke norm.

6. De gronden van het verzet

Klager is het niet met de beslissing van de voorzitter eens en heeft in verzet zijn eerder aangevoerd gronden ten aanzien van de hoofdelijke veroordeling herhaald. Klager blijft van mening dat het voor de gerechtsdeurwaarder niet onmogelijk was om de inkomstenbron van zijn ex-partner te achterhalen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond;

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. A. Sissing en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.