Zoekresultaten 1271-1280 van de 42209 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4761

    “Klacht tegen een gz-psycholoog die werkzaam is in haar eigen praktijk en in loondienst van een stichting die ondersteuning biedt aan mensen met een verstandelijke beperking.Klager is door de gz-psycholoog behandeld voor traumaverwerking (EMDR). Klager verwijt de gz-psycholoog onder meer dat zij ervoor heeft gezorgd dat hij zich onveilig heeft gevoeld, tegen hem heeft gelogen over haar contacten met derden, zijn privacy heeft geschonden en ervoor heeft gezorgd dat hij bijna is opgesloten in een instelling.Het college oordeelt dat de klacht deels gegrond is en legt de maatregel van waarschuwing op.”

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:235 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-645/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Dat het lang duurt, is niet aan verweerder te wijten.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:281 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-001/AL/GLD

    Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. De door klager aangevoerde verzetgronden slagen dan ook niet. In de voorzittersbeslissing is ingegaan op de volgens klager door zijn ex-echtgenote geopende bankrekening en de weigering om met hem in gesprek te gaan. Voor wat betreft de door klager ter zitting nog naar voren gebrachte aangifte van stalking is het de raad niet gebleken dat verweerster iets met deze aangifte te maken heeft. Verder heeft de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond. 

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:288 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-016/AL/GLD

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:282 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-693/AL/OV

    Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. De door klager aangevoerde verzetgronden slagen niet. De zaak waar klager bij verweerder over heeft geklaagd is begonnen bij het medisch tuchtcollege waar mr. W. de behandelend psychiater van de dochter van klager heeft bijgestaan. Volgens klager heeft mr. W. bij zijn verdediging van deze psychiater feiten naar voren gebracht die in strijd zijn met de waarheid, waardoor een andere zaak is ontstaan dan de zaak die klager aan de orde wil stellen. In het midden kan worden gelaten of dat zo is, omdat klager bij de tuchtrechter tot aan de hoogste feitelijke instantie over mr. W. heeft geklaagd en er geen klachtwaardig handelen van mr. W. is vastgesteld. In de voorzittersbeslissing is geoordeeld dat verweerder de juiste procedure heeft gevolgd bij zijn onderzoek naar de klacht over mr. W. Daaruit kan niet worden afgeleid dat de deken bij zijn onderzoek iets is vergeten. Verder is de juiste maatstaf toegepast en is rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond. 

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:289 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-271/AL/GLD

    Raadsbeslissing. Verweerder heeft klager bijgestaan in een letselschadeprocedure. Verweerder heeft voor klager een toevoeging aangevraagd en gekregen. Al vrij snel is klager voor verweerder onverwacht overgestapt naar een andere belangenbehartiger. Daarop heeft verweerder een declaratie opgemaakt en deze gezonden aan de verzekeraar van de wederpartij in de letselschadeprocedure. Klager klaagt erover dat verweerder hem geen opdrachtbevestiging heeft gezonden, dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door aan de verzekeraar door te geven dat en waarom hij klager niet meer bijstond, dat verweerder een declaratie heeft gestuurd terwijl de zaak op toevoeging werd behandeld en dat de declaratie excessief was. De raad oordeelt dat verweerder wel degelijk een opdrachtbevestiging (per e-mail) heeft gezonden. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Ook is de raad van oordeel dat verweerder door het doorgeven aan de verzekeraar dat en waarom hij klager niet meer bijstond (klager heeft een andere belangenbehartiger) geen schending van de geheimhoudingsplicht is. Wel is de raad van oordeel dat verweerder in strijd met gedragsregel 18 lid 2 een declaratie heeft verzonden, terwijl de toevoeging nog niet was ingetrokken en dat dit klachtwaardig is. Dit klachtonderdeel is gegrond. Dat de declaratie excessief zou zijn is de raad niet gebleken. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Maatregel: waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:283 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-1003/AL/MN

    De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerder - als bestuurder van een vennootschap - met betrekking tot een beleggingsproduct. Klagers stellen dat verweerder door de bemoeienis die verweerder met dat beleggingsproduct heeft gehad en de wijze waarop verweerder zich met betrekking tot dat beleggingsproduct aan klagers heeft gepresenteerd, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad is van de oordeel dat de aard en de kenmerken van dit beleggingsproduct - ook na de uitleg hierover door verweerder - tot zeker hoogte ondoorzichtig blijven, en dat er mede door de hoge voorgestelde rendementen kan worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid ervan. Dat gegeven is echter onvoldoende om vast te stellen dat verweerder zich - in zijn coördinerende en/of adviserende rol - schuldig zou hebben gemaakt aan oplichting, fraude of valsheid in geschrifte. De in deze klachtprocedure voorhanden zijnde informatie over het beleggingsproduct en over de handelingen die verweerder daarbij heeft verricht, is onvoldoende om die verstrekkende conclusie te trekken. Dat betekent dat ook niet vast is komen te staan dat door dit handelen van verweerder het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Deze klachtonderdelen worden daarom ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:290 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-149/AL/NN

    Raadsbeslissing. Klagers hebben met de client van verweerder (een vennootschap) een overeenkomst gesloten, inhoudende onder meer dat klagers vastgoedcursussen zouden volgen om vastgoedbelegger te worden. Klagers zijn daarover ontevreden en zijn gezamenlijk een procedure tegen de vennootschap gestart, waarbij zij zich hebben laten bijstaan door een advocaat. Verweerder trad op voor de vennootschap. Een kleine week later heeft verweerder alle klagers persoonlijk een brief doen toekomen, waarin zij – onder meer – persoonlijk aansprakelijk worden gesteld wegens onrechtmatig handelen. De klacht ziet erop dat verweerder de brief in strijd met gedragsregel 25 heeft gezonden aan klagers persoonlijk, terwijl hij wist dat klagers werden bijgestaan door een advocaat. De brief is volgens klagers enkel bedoeld om klagers te intimideren. Dat laatste is naar het oordeel van de raad niet komen vast te staan. Wel had verweerder de brief niet rechtstreeks aan klagers mogen sturen, omdat hij wist dat klagers een advocaat hadden. De uitzonderingen van gedragsregel 25 gelden in dit geval niet. Dit klachtonderdeel is gegrond, de overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. Maatregel: waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:284 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-419/AL/MN

    Raadsbeslissing. Klaagster verwijt verweerder (de advocaat van haar wederpartij in een erfrechtkwestie) dat hij zich onnodig grievend jegens haar heeft uitgelaten, onvoldoende professionele distantie in acht heeft genomen en te nauw betrokken te zijn bij zijn cliënten, zijn persoonlijke belangen een rol heeft laten spelen en zich onvoldoende heeft ingespannen om tussen partijen tot een oplossing te komen. Het zwaartepunt ligt voor klaagster bij een door verweerder aan klaagster geschreven brief. De raad stelt ten aanzien daarvan voorop dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline aan de advocaat een ruimte mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. De raad overweegt dat verweerder zijn brief  weliswaar fors heeft ingezet, maar binnen de grenzen van het betamelijke is gebleven en niet buiten de grenzen van de vrijheid die een advocaat heeft is getreden. Verweerder heeft dus niet klachtwaardig gehandeld en dit klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard. Ook de overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. 

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:278 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-963/AL/GLD

    Hoewel de zakelijke toonzetting van haar aan klaagster gerichte e-mail als intimiderend kan zijn ervaren is naar het oordeel van de raad van ongepaste bewoordingen geen sprake. Het verwijt dat een reactie van de cliënt van verweerster uitbleef, daarvoor kan verweerster niet verantwoordelijk worden gehouden. Verweerster heeft als partijdige belangenbehartiger het standpunt van haar cliënt verwoord, zonder daarbij de belangen van klaagster onnodig of onevenredig te hebben geschaad. Ongegrond.