Zoekresultaten 1861-1870 van de 2796 resultaten

  • ECLI:NL:TNOKAMS:2012:YC0897 Kamer van toezicht Amsterdam 505420/NT 11-54 P

    Wanneer geen duidelijke andersluidende afspraken zijn gemaakt, zullen in een geval als het onderhavige, waarin beide gerechtigden hebben ingestemd met het in depot houden van een bedrag, slechts met instemming van beide gerechtigden door de notaris betalingen ten laste van het depotbedrag mogen worden gedaan.

  • ECLI:NL:TNOKZUT:2012:YC0919 Kamer van toezicht Zutphen 15/2011

          onderdeel 1: doelbewust heeft nagelaten met klaagster te communiceren, maar in plaats daarvan steeds met [oudste dochter erlater] gesproken heeft. De notaris heeft naar het oordeel van de Kamer een afdoende verklaring gegeven voor de contacten die hij met [oudste dochter erflater]heeft gehad voorafgaande aan de besprekingen met onder meer klaagster op 28 april 2010 en met [gemachtigde klaagster] op 11 november 2010. Niet gebleken is dat hij klaagster buiten spel heeft gezet door haar als boedelnotaris niet te informeren over de inhoud van zijn voornamelijk telefonische contacten met [oudste dochter van erflater]. Na de gemotiveerde betwisting door de notaris heeft klaagster de door haar aan hem verweten partijdigheid niet nader onderbouwd. Dit klachtonderdeel moet gelet op dit alles ongegrond verklaard worden.    onderdeel 2: dat de notaris zich tijdens de bespreking op 28 april 2010 uit eigen beweging heeft opgeworpen als boedelnotaris en zich heeft voorgedaan als executeur. Zou de notaris zonder dat hem daartoe opdracht was gegeven deze werkzaamheden hebben verricht, dan had het voor de hand gelegen dat klaagster en/of (een van) haar kinderen bij hem aan de bel zou hebben getrokken over zijn eigenmachtig optreden. Uit het feit dat dat niet is gebeurd, leidt de Kamer af dat de notaris heeft gehandeld ingevolge een door klaagster en de kinderen tijdens de bespreking op 28 april 2010 uitdrukkelijk aan hem verstrekte opdracht om als boedelnotaris de nalatenschap van erflater af te wikkelen. De klacht dat de notaris zich heeft opgeworpen als boedelnotaris zonder daartoe door klaagster en haar kinderen te zijn benoemd wordt daarom verworpen. onderdeel 3: bewust dan wel onbewust de mogelijkheid van defiscalisatie heeft gemist met alle nadelige financiële gevolgen voor haar van dien. Klaagster heeft niet weersproken dat de notaris bij de eerste bespreking op 28 april 2010 het onderwerp defiscalisatie aan de orde heeft gesteld. Ook heeft zij niet betwist dat de notaris er niet meer aan toegekomen is om dit onderwerp diepgaander te onderzoeken en met haar te bespreken omdat zij eerder al haar opdracht dienaangaande had ingetrokken. Het verwijt dat de notaris de mogelijkheid van defiscalisatie heeft gemist kan gelet op dit alles geen stand houden, zodat dit klachtonderdeel ongegrond verklaard zal worden. onderdeel 4: de drie dochters heeft geadviseerd de boedelvolmachten aan klaagster in te trekken en na zijn ontslag als boedelnotaris zijn benoeming tot partijnotaris door de drie dochters heeft aanvaard. Na gemotiveerde betwisting heeft klaagster haar klacht dat er sprake is van belangenverstrengeling door het optreden van de notaris als partijnotaris, niet nader onderbouwd. Ten slotte moet ook de stelling van klaagster dat de notaris haar dochters heeft geadviseerd de boedelvolmacht in te trekken, verworpen worden. Na deze betwisting heeft klaagster de door haar gestelde advisering onvoldoende nader onderbouwd, zodat ook dit onderdeel van haar klacht ongegrond is.  

  • ECLI:NL:TNOKZUT:2012:YC0921 Kamer van toezicht Zutphen 17/2011

        Het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is gegrond.   Klachtonderdeel 1: trage afwikkeling nalatenschap De Kamer is van oordeel dat het tijdsverloop deels is te wijten aan klaagster zelf. De lange duur van de afwikkeling na de mondelinge behandeling van de eerste klacht op 28 april 2011 is echter ook te wijten aan de passieve houding van de notaris in de periode van 9 juni 2011 tot de ontvangst van de brief van [gemachtigde] 10 oktober 2011.  Het feit dat de vakantieperiode in deze maanden viel, zoals door de notaris naar voren is gebracht tijdens de mondelinge behandeling van de klacht, doet daar gezien de bijzondere omstandigheden van dit dossier niet aan af.  Dit klachtonderdeel is derhalve deels gegrond. Klachtonderdeel 2: de brief van 9 juni 2011 Dit klachtonderdeel treft doel, voor zover het het niet tijdig verzenden van de brief van 9 juni 2011, de adressering daarvan aan klaagster en niet aan de advocaat en het uitblijven van een rappel betreft. Klachtonderdeel 3: onder druk gezet om akkoordverklaring te ondertekenen Het is naar het oordeel van de Kamer niet vast komen staan dat de notaris klaagster onder druk heeft gezet om de meegezonden akkoordverklaring te ondertekenen, omdat hij anders niet tot uitbetaling van enig bedrag zou overgaan. Specificaties en bankafschriften plegen niet op voorhand met de staat van uitgaven en ontvangsten te worden meegestuurd, tenzij dit van tevoren is verzocht. Klaagster heeft tijdens de zitting verklaard dat zij een dergelijk verzoek niet heeft gedaan.   Dit klachtonderdeel is tevergeefs voorgesteld. Klachtonderdeel 4: onjuist en onbehoorlijk gedeclareerd De Kamer is van oordeel dat de notaris voldoende heeft weerlegd dat hij voornemens zou zijn geweest om de kosten van de klachtenprocedures op klaagster te verhalen. Zij voegt hieraan toe dat het wel begrijpelijk is dat klaagster in die veronderstelling was, daar de uitdraai zonder enige toelichting aan haar was gepresenteerd. De notaris had er dan ook beter aan gedaan om er direct bij te vermelden dat niet alle op de uitdraai vermelde kosten gedeclareerd zouden worden. Het verwijt van klaagster dat de notaris haar op 7 november 2011 bewust heeft misleid door in de nieuwe versie van de declaratie niet alle afgesproken wijzigingen door te voeren, is niet toereikend onderbouwd en moet daarom ongegrond worden verklaard. Het is de Kamer niet gebleken dat klaagster op 7 november 2011 onder druk is gezet door de notaris. Bovendien werd zij begeleid door haar advocaat, die indien nodig had kunnen ingrijpen. De Kamer deelt niet de mening van klaagster dat de notaris geen kosten bij haar mag declareren vanaf het moment dat zij haar volmacht had ingetrokken in 2008. Klaagster heeft nog aangevoerd dat de declaratie op diverse punten onjuist dan wel te hoog is. Zij heeft ingevolge artikel 55, tweede lid, Wna reeds een geschil over de hoogte van de declaratie aanhangig gemaakt bij de voorzitter van het bestuur van de Zutphense ring van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie. Ingevolge vaste jurisprudentie van het Gerechtshof te Amsterdam komt de Kamer van Toezicht slechts een marginale toetsing van de hoogte van declaraties toe. De Kamer ziet in de declaratie geen aanleiding om daarover een tuchtrechtelijk oordeel uit te spreken. Het vierde klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.   De Kamer is van oordeel dat de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken dient te worden opgelegd. Op zichzelf beschouwd zijn de geconstateerde onzorgvuldigheden niet dusdanig ernstig dat zij deze maatregel rechtvaardigen. Gelet echter op de eerdere gegrondverklaring door de Kamer in deze zaak, rekent zij het de notaris bijzonder zwaar aan dat hij daarna nog steeds niet de prioriteit heeft gegeven aan de afwikkeling van deze nalatenschap die van hem onder deze omstandigheden verwacht had mogen worden.   De Kamer betrekt bij haar oordeel niet alleen haar gegrondverklaring in de eerdere klacht in deze zaak, maar ook haar gegrondverklaringen in ander klachten over de trage afwikkeling van nalatenschappen.

  • ECLI:NL:TNOKZUT:2012:YC0923 Kamer van toezicht Zutphen 9/2011

     De kandidaat-notaris heeft op 16 oktober 2008 het concept van de boedelbeschrijving aan klaagster gezonden en in reactie daarop heeft klaagster op 24 november 2008 een brief gestuurd met het verzoek om een groot aantal stukken ter onderbouwing toe te zenden omdat zij de juistheid van de boedelomschrijving in twijfel trok. Uit deze brief van klaagster bleek dat er aan de kant van klaagster geen vertrouwen was in de opgave van de heer [partner] en dat de relatie tussen hen verstoord was geraakt. Dit had voor de kandidaat-notaris aanleiding moeten zijn om minder aan partijen over te laten en de regie naar haar toe te trekken. Zij had in ieder geval vanaf dat moment het testament als uitgangspunt moeten nemen. Dit betekent dat zij had moeten bevorderen dat de waardering in onderling overleg met de legatarissen tot stand zou komen en zo nodig door tussenkomst van een taxateur. De kandidaat-notaris heeft in haar verweer ook erkend dat zij er beter aan had gedaan om aan te dringen op benoeming van een taxateur.   Klaagster maakt de kandidaat-notaris terecht het verwijt dat zij onvoldoende heeft nagegaan of er daadwerkelijk overeenstemming bestond tussen klaagster en de heer [partner] over de inhoud van de akte van boedelbeschrijving, voordat zij de akte in handen van de notaris stelde om te passeren. Zij had de laatste conceptakte aan beide partijen moeten toezenden en moeten wachten op akkoordbevinding van beide partijen. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft de gemachtigde van verweerders verklaard dat zich geen schriftelijk akkoord van de advocaat van klaagster in het dossier bevindt en dat de Kamer beschikt over alle stukken in dit verband. Hij heeft hieraan toegevoegd dat de heer [partner] namens zijn advocaat [advocaat partner] telefonisch aan de kandidaat-notaris heeft doorgegeven dat het akkoord was en de akte kon worden verleden. De Kamer acht dit bericht van de heer [partner] onvoldoende om de akte klaar te maken voor passeren door de notaris.     Conclusie dient derhalve te zijn dat klachtonderdeel 2 tegen de kandidaat-notaris gegrond is voor zover het betrekking heeft op de totstandkoming van de boedelbeschrijving en het in handen van de notaris stellen van de akte van boedelbeschrijving en klachtonderdeel 3 tegen de notaris gegrond is voor zover het betrekking heeft op het passeren van de akte van boedelbeschrijving zonder dat vaststond dat partijen met de inhoud van de akte hadden ingestemd. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond. De Kamer is van oordeel dat de bij klachtonderdeel 2 geconstateerde onzorgvuldigheden van de kandidaat-notaris dusdanig ernstig zijn dat ter zake daarvan de maatregel van waarschuwing dient te worden opgelegd. Zij neemt daarbij in aanmerking dat door de passieve opstelling van de kandidaat-notaris het conflict over de waardering van de nalatenschap onnodig lang heeft voortgeduurd en uiteindelijk tot gerechtelijke procedures heeft geleid. Ten aanzien van de bij klachtonderdeel 3 geconstateerde onzorgvuldigheid van de notaris acht de Kamer oplegging van een maatregel te verstrekkend. De Kamer zal volstaan met de constatering dat de klacht op het bovengenoemde onderdeel terecht is opgeworpen.        

  • ECLI:NL:TNOKSHE:2012:YC0899 Kamer van toezicht 's-Hertogenbosch Kln.12.09

    De notaris wordt verweten dat hij als boedelnotaris de verdeling van de nalatenschap niet voldoende voortvarend afhandelt. De notaris dient het geschil tussen de erfgenamen te beslechten. De kamer oordeelt een deel van de klacht te oud. Het overige deel van de klacht verklaart de kamer ongegrond.

  • ECLI:NL:TNOKSHE:2012:YC0900 Kamer van toezicht 's-Hertogenbosch Kln.12.11

    De notaris wordt verweten dat hij klager had moeten inlichten dat hij ruilverkavelingsrente zou moeten gaan betalen. Klager heeft de klacht buiten de drie jaar termijn ingediend en is daarom niet-ontvankelijk. Ten overvloede is de kamer van oordeel dat klager wist dat hij ruilverkavelingsrente moest gaan betalen op het moment van het tekenen van de koopakte. De notaris kan in de gegeven situatie geen verwijt worden gemaakt, zodat de klacht ongegrond zou worden verklaard.

  • ECLI:NL:TNOKSHE:2012:YC0901 Kamer van toezicht 's-Hertogenbosch Kln.12.02

    De notaris wordt verweten dat hij ten onrechte heeft meegewerkt aan het wijzigen van huwelijksvoorwaarden. Wetenschap van het mogelijk handelen dienaangaande in 2007. Klacht is ingediend in 2012. Overschrijding van de drie jaar termijn, zodat klaagster niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar klacht.

  • ECLI:NL:TNOKSHE:2012:YC0902 Kamer van toezicht 's-Hertogenbosch Kln.11.32

    Klacht door het BFT. De notarissen krijgen de maatregel van berisping voor het laten ontstaan van een negatieve bewaringspositie en hebben deze niet onverwijld aangevuld. Zij hebben derdengelden gebruikt voor hun kantoor.

  • ECLI:NL:TNOKSHE:2012:YC0898 Kamer van toezicht 's-Hertogenbosch Kln.11.17

    Notaris wordt verweten mee te hebben gewerkt om de boedel van een BV van klager weg te laten halen en daardoor partijdig te hebben gehandeld. De klacht is ongegrond nu de notaris zich diende te houden aan een uitspraak in deze van de Voorzieningenrechter.

  • ECLI:NL:TNOKARN:2012:YC0896 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2011/1009

      Uit het door de plaatsvervangend-voorzitter uitgevoerde onderzoek volgt dat de notaris heeft meegewerkt aan tientallen aandelenoverdrachten terwijl de transacties diverse kenmerken hadden die zijn genoemd op de lijst van indicatoren die als bijlage bij de handleiding Wwft is gevoegd. De notaris had nader onderzoek moeten doen, doch daarvan is onvoldoende gebleken. Voorts heeft de notaris enkele malen een cessie verzorgd door de overgenomen vennootschap aan haar nieuwe eigenaar van een aanzienlijke vordering op de voormalige moedervennootschap van de verkochte vennootschap en gelijktijdige kwijtschelding van deze vordering door de nieuwe eigenaar. De notaris wist of behoorde te weten dat dat daardoor schuldeisers van de overgenomen vennootschap konden worden benadeeld. De Kamer komt voorts tot het oordeel dat de notaris zijn werkzaamheden voor de betreffende opdrachtgever had dienen te melden toen hij vernam dat deze te kwader trouw was. De Kamer is van oordeel dat de notaris het aanzien van het notariaat ernstig heeft geschaad en legt hem de maatregel van ontzetting uit het ambt op.