Zoekresultaten 9921-9930 van de 13835 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRSGR:2014:59 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2013-033
- Datum publicatie: 20-05-2014
- Datum uitspraak: 20-05-2014
- ECLI:NL:TGZRSGR:2014:59
Het college concludeert dat de huisarts niet aan de verplichting ingevolge artikel 7:456 van het Burgerlijk Wetboek heeft voldaan om de patiënt desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van het medisch dossier te verstrekken, behoudens een hier niet ter zake doende uitzondering. Voorts wordt vastgesteld dat de door de arts geschreven verwijsbrief passages bevat die medisch gezien niet relevant zijn en dat de vermelding ‘ter geruststelling’ op de voorhand de indruk wekt dat verwijzing in feite niet nodig is. Klager heeft begrijpelijkerwijs om een nieuwe verwijsbrief gevraagd, waaraan de arts uiteindelijk niet bereid is geweest tegemoet te komen. De arts had niet als voorwaarde voor afgifte van het kopiedossier en de verwijsbrief mogen stellen dat klager persoonlijk op de afspraak bij de arts zou komen. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2014:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2014/010T
- Datum publicatie: 20-05-2014
- Datum uitspraak: 20-05-2014
- ECLI:NL:TGZRAMS:2014:45
Klaagster heeft een klacht over de orthodontische behandeling van haar minderjarige dochter. Klaagster verwijt de tandarts dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld en deze niet tijdig heeft aangepast. Daarnaast heeft de tandarts onvoldoende informatie verstrekt en is hij op laconieke wijze omgegaan met klaagster. Er is verweer gevoerd.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:205 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.159
- Datum publicatie: 16-05-2014
- Datum uitspraak: 15-05-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:205
Bij klagers dochter, patiënte, is de diagnose schizofrenie gesteld. Zij wordt sinds begin jaren 90 ambulant behandeld in de instelling waar verweerster, psychiater, als geneesheer directeur werkzaam is. In die tijd is patiënte een aantal malen opgenomen met een BOPZ-maatregel. Verweerster is in 2011 betrokken geweest o.a. bij verzoeken van patiënte om de rechterlijke machtiging op te heffen en bij het formeel goedkeuren van dwangbehandeling. Klager verwijt verweerster dat patiënte: 1. In de instelling is vergiftigd met medicatie. 2. In 2011 vier maanden in de instelling opgesloten is geweest waardoor zij verlammingsverschijnselen kreeg in haar hele lichaam. 3. De naam van de medicatie niet mocht weten. 4. In 2010 de mededeling heeft gekregen dat de therapie was mislukt, en dat men haar had vernederd. 5. Later in 2010 (opnieuw) zonder enig bewijs schizofreen is verklaard. 6. Begin 2010 zonder eten en drinken en zonder geld op straat is gezet. 7. Voorts vult klager bij repliek zijn klaagschrift aan met een aantal klachten die o.a. het mentorschap, de bewindvoering, de verhuurder van de woning van patiënte betreffen. Het RTG Den Haag heeft de klachtonderdelen 1 t/m 6 kennelijk ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel 7. De klacht is afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:206 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.160
- Datum publicatie: 16-05-2014
- Datum uitspraak: 15-05-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:206
Bij klagers dochter, patiënte, is de diagnose schizofrenie gesteld. Zij wordt sinds begin jaren 90 ambulant behandeld in de instelling waar verweerder, psychiater, werkzaam is. In die tijd is patiënte een aantal malen opgenomen met een BOPZ-maatregel. Verweerder is in 2011 drie maanden bij de behandeling van patiënte betrokken geweest. Klager verwijt verweerder dat hij: 1. Mede aansprakelijk is voor de vergiftiging van patiënte met medicatie; 2. Voorts vult klager bij repliek zijn klaagschrift aan met een aantal klachten die o.a. het mentorschap, de bewindvoering, de verhuurder van de woning van patiënte betreffen. Het RTG Den Haag heeft klachtonderdeel 1 kennelijk ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel 2. De klacht is afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:200 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.154
- Datum publicatie: 16-05-2014
- Datum uitspraak: 15-05-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:200
Bij klagers dochter, patiënte, is de diagnose schizofrenie gesteld. Zij wordt sinds begin jaren 90 ambulant behandeld in de instelling waar verweerster, psychiater, werkzaam is. In die tijd is patiënte een aantal malen opgenomen met een BOPZ-maatregel. Klager verwijt verweerster dat patiënte: 1. In de instelling is vergiftigd met medicatie. 2. In 2011 vier maanden in de instelling opgesloten is geweest waardoor zij verlammingsverschijnselen kreeg in haar hele lichaam. 3. De naam van de medicatie niet mocht weten. 4. In 2010 de mededeling heeft gekregen dat de therapie was mislukt, en dat men haar had vernederd. 5. Later in 2010 (opnieuw) zonder enig bewijs schizofreen is verklaard. 6. Begin 2010 zonder eten en drinken en zonder geld op straat is gezet. 7. Voorts vult klager bij repliek zijn klaagschrift aan met een aantal klachten die o.a. het mentorschap, de bewindvoering, de verhuurder van de woning van patiënte betreffen. Het RTG Den Haag heeft de klachtonderdelen 1 t/m 6 kennelijk ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel 7. De klacht is afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:207 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.161
- Datum publicatie: 16-05-2014
- Datum uitspraak: 15-05-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:207
Bij klagers dochter, patiënte, is de diagnose schizofrenie gesteld. Zij wordt sinds begin jaren 90 ambulant behandeld in de instelling waar verweerder, psychiater, werkzaam is. In die tijd is patiënte een aantal malen opgenomen met een BOPZ-maatregel. Verweerder is in 2011 drie maanden bij de behandeling van patiënte betrokken geweest. Klager verwijt verweerder dat hij: 1. Mede aansprakelijk is voor de vergiftiging van patiënte met medicatie; 2. Voorts vult klager bij repliek zijn klaagschrift aan met een aantal klachten die o.a. het mentorschap, de bewindvoering, de verhuurder van de woning van patiënte betreffen. Het RTG Den Haag heeft klachtonderdeel 1 kennelijk ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel 2. De klacht is afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:201 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.155
- Datum publicatie: 16-05-2014
- Datum uitspraak: 15-05-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:201
Bij klagers dochter, patiënte, is de diagnose schizofrenie gesteld. Zij wordt sinds begin jaren 90 ambulant behandeld in de instelling waar verweerster, psychiater, werkzaam is. In die tijd is patiënte een aantal malen opgenomen met een BOPZ-maatregel. Verweerster is bij een aantal opnames van patiënte betrokken geweest. Klager verwijt verweerster dat patiënte: 1. In de instelling is vergiftigd met medicatie. 2. In 2011 vier maanden in de instelling opgesloten is geweest waardoor zij verlammingsverschijnselen kreeg in haar hele lichaam. 3. De naam van de medicatie niet mocht weten. 4. In 2010 de mededeling heeft gekregen dat de therapie was mislukt, en dat men haar had vernederd. 5. Later in 2010 (opnieuw) zonder enig bewijs schizofreen is verklaard. 6. Begin 2010 zonder eten en drinken en zonder geld op straat is gezet. 7. Voorts vult klager bij repliek zijn klaagschrift aan met een aantal klachten die o.a. het mentorschap, de bewindvoering, de verhuurder van de woning van patiënte betreffen. Het RTG Den Haag heeft de klachtonderdelen 1 t/m 6 kennelijk ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel 7. De klacht is afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:202 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.156
- Datum publicatie: 16-05-2014
- Datum uitspraak: 15-05-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:202
Bij klagers dochter, patiënte, is de diagnose schizofrenie gesteld. Zij wordt sinds begin jaren 90 ambulant behandeld in de instelling waar verweerster, gz-psycholoog, werkzaam is. Verweerster heeft als BIG-geregistreerd gz-psycholoog eenmaal contact gehad met patiënte om haar te informeren over het feit dat zij door de ambulance zou worden teruggebracht naar de kliniek. Klager verwijt verweerster dat patiënte: 1. In de instelling is vergiftigd met medicatie. 2. In 2011 4 maanden in de instelling opgesloten is geweest waardoor zij verlammingsverschijnselen kreeg in haar hele lichaam. 3. De naam van de medicatie niet mocht weten. 4. In 2010 de mededeling heeft gekregen dat de therapie was mislukt, en dat men haar had vernederd. 5. Later in 2010 (opnieuw) zonder enig bewijs schizofreen is verklaard. 6. Begin 2010 zonder eten en drinken en zonder geld op straat is gezet. 7. Voorts vult klager bij repliek zijn klaagschrift aan met een aantal klachten die o.a. het mentorschap, de bewindvoering, de verhuurder van de woning van patiënte betreffen. Het RTG Den Haag heeft de klachtonderdelen 1 t/m 6 kennelijk ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel 7. De klacht is afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:203 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.157
- Datum publicatie: 16-05-2014
- Datum uitspraak: 15-05-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:203
Bij klagers dochter, patiënte, is de diagnose schizofrenie gesteld. Zij wordt sinds begin jaren 90 ambulant behandeld in de instelling waar verweerder, arts, werkzaam is. Verweerder was in 2011 gedurende 5 maanden bij de klinische behandeling van patiënte betrokken. Klager verwijt verweerder dat patiënte: 1. In de instelling is vergiftigd met medicatie. 2. In 2011 vier maanden in de instelling opgesloten is geweest waardoor zij verlammingsverschijnselen kreeg in haar hele lichaam. 3. De naam van de medicatie niet mocht weten. 4. In 2010 de mededeling heeft gekregen dat de therapie was mislukt, en dat men haar had vernederd. 5. Later in 2010 (opnieuw) zonder enig bewijs schizofreen is verklaard. 6. Begin 2010 zonder eten en drinken en zonder geld op straat is gezet. 7. Voorts vult klager bij repliek zijn klaagschrift aan met een aantal klachten die o.a. het mentorschap, de bewindvoering, de verhuurder van de woning van patiënte betreffen. Het RTG Den Haag heeft de klachtonderdelen 1 t/m 6 kennelijk ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel 7. De klacht is afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:204 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.158
- Datum publicatie: 16-05-2014
- Datum uitspraak: 15-05-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:204
Bij klagers dochter, patiënte, is de diagnose schizofrenie gesteld. Zij wordt sinds begin jaren 90 ambulant behandeld in de instelling waar verweerster, gz-psycholoog, werkzaam is. In 2011 is verweerster bij de behandeling van patiënte betrokken geweest. Klager verwijt verweerster dat patiënte: 1. In de instelling is vergiftigd met medicatie. 2. In 2011 4 maanden in de instelling opgesloten is geweest waardoor zij verlammingsverschijnselen kreeg in haar hele lichaam. 3. De naam van de medicatie niet mocht weten. 4. In 2010 de mededeling heeft gekregen dat de therapie was mislukt, en dat men haar had vernederd. 5. Later in 2010 (opnieuw) zonder enig bewijs schizofreen is verklaard. 6. Begin 2010 zonder eten en drinken en zonder geld op straat is gezet. 7. Voorts vult klager bij repliek zijn klaagschrift aan met een aantal klachten die o.a. het mentorschap, de bewindvoering, de verhuurder van de woning van patiënte betreffen. Het RTG Den Haag heeft de klachtonderdelen 1 t/m 6 kennelijk ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel 7. De klacht is afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.