ECLI:NL:TGZRAMS:2014:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2014/010T
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2014:45 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-05-2014 |
Datum publicatie: | 20-05-2014 |
Zaaknummer(s): | 2014/010T |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster heeft een klacht over de orthodontische behandeling van haar minderjarige dochter. Klaagster verwijt de tandarts dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld en deze niet tijdig heeft aangepast. Daarnaast heeft de tandarts onvoldoende informatie verstrekt en is hij op laconieke wijze omgegaan met klaagster. Er is verweer gevoerd. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 15 oktober 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te ’s Gravenhage en naar dit college doorgestuurde en op 6 januari 2014 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a a g s t e r,
tegen
C,
tandarts,
wonende te D,
werkzaam te E,
v e r w e e r s t e r,
gemachtigde mr. L. Beij, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;
- het e-mailbericht van de gemachtigde van verweerder, binnengekomen op 5 maart 2014 met foto’s en een verklaring van de praktijkmanager;
- de foto’s ingezonden door de gemachtigde van klaagster per e-mailbericht van 17 maart 2014;
- de ter terechtzitting overgelegde studiemodellen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.
Partijen waren aanwezig.
Klaagster werd bijgestaan door haar moeder tevens gemachtigde voornoemd en verweerster door haar gemachtigde voornoemd.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Verweerster is sinds 2006 als tandarts werkzaam in tandartsenpraktijk F in E. Verweerster heeft haar opleiding deels in G en deels in H genoten. Verweerster sprak aanvankelijk Engels met haar patiënten, waarbij de assistente soms als tolk fungeerde. Inmiddels spreekt verweerster zoveel mogelijk Nederlands met haar patiënten. Verweerster houdt zich als tandarts voornamelijk bezig met orthodontie en heeft hiervoor ook aanvullende opleidingen gedaan.
2.2 Klaagster, geboren op januari 1996, is vanwege een geïmpacteerd element, de 13, door haar tandarts, de heer F, binnen de praktijk verwezen naar verweerster.
2.3 Klaagster heeft met haar ouders op 12 juni 2008 het eerste gesprek met verweerster gehad. Verweerster schetste hierbij twee mogelijke behandelopties te weten een optie waarbij element 13 operatief zou worden verwijderd door de kaakchirurg of een optie waarbij element 13 behouden kon blijven. Het element zou dan moeten worden vrijgelegd en de positie daarna door middel van orthodontie worden gecorrigeerd.
2.4 Klaagster en haar ouders hebben gekozen voor de tweede behandeloptie, waarbij element 13 behouden zou blijven. In december 2008 is het melkelement 53 geëxtraheerd en is een beugel geplaatst. Vervolgens heeft de kaakchirurg element 13 vrijgelegd en voorzien van een bracket met ligatuur.
2.5 In het jaar hieropvolgend is klaagster regelmatig voor controle geweest bij verweerster en de preventieassistente. Er zijn röntgenfoto’s gemaakt om de ligging van element 13 te monitoren. De positie van het element 13 liet echter nog weinig verandering zien.
2.6 Element 13 is uiteindelijk in juli 2010 doorgebroken.
2.7 Uit de aantekeningen in het dossier blijkt dat de lange duur van de behandeling op verschillende momenten onderwerp van gesprek is geweest. Op 1 september 2011 heeft er een gesprek plaatsgevonden met klaagster en klaagsters moeder.
Over dit gesprek is in het dossier aangetekend :“ Behandeling gaat nog zeker duren tot Feb 2012. Met moeder besproken waarom ze allang bezig is. A wordt het zat. Uitgelegd dat de behandeling niet sneller kan. Wel proberen om de afspraken elke 3 weken te plannen. BG” . Op 30 augustus 2012 is de vader van patiënte meegegaan naar de praktijk. Over dit consult is in het dossier aangetekend: “Vader was mee, wilden graag weten hoelang nog, want verz. betaalt niet meer. C. heeft afgesproken minder te declareren. Niet te zeggen hoe lang nog. Kan niet te snel anders kans op verliezen 12-13. BG”.
Op 14 februari 2013 is in het dossier aangetekend voor zover van belang: (..) “Ouders waren hier om te vragen hoe of wat met de behandeling, A geeft thuis steeds aan dat ze het zat is en klaar met de beugel. Uitgelegd dat het vandaag niet duidelijk is hoelang de behandeling nog zal gaan duren, botaanmaak tpv 13 is erg langzaam, hierdoor kunnen wij niet sneller gaan met de behandeling, ouders snappen het wel maar zijn al een lange periode bezig en zijn er nu wel eens klaar mee. bs”
2.8 Op 6 september 2013 is klaagster gezien door een andere tandarts die uitleg heeft gegeven over de behandeling. In het dossier is hierover aangetekend: “ A is bij I geweest om te kijken naar de orthobehandeling. De ouder zijn niet tevreden over de manier waarop de behandeling plaats vind. Ze zeggen dat A is al 5 jaar bezig met de beugel, zij wordt nu 18 en zij is helemal klaar met de beugel.
De ouders zij niet tevreden dat controles hooguit 1 minuut zijn en daarna komt de orthoassistente het werk doen.
De ouders wisten niet precies wat er aan de hand was met A. I heeft met de eerste en met de laatste OPG uitgelegd wat de bedoeling was van de orthobehandeling. De ouders hebben tegen I gezegd dat ze in 5 min hebben begrepen wat C (verweerster, RTG) niet in 5 of 6 jaar tijd heeft uitgelegd.
De 12 heeft niet genoeg bot. Nu even afwachten, J.”
2.19 Op 19 september 2013 zijn klaagster en haar ouders voor het laatst bij verweerster geweest. Verweerster heeft voorgesteld om aan de hand van een overzichtsfoto te laten zien dat er wel bot aanwezig was. De ouders en klaagster weigerden toestemming hiervoor te verlenen en hebben aan verweerster en de tandarts gevraagd om een vergoeding voor de gemaakte kosten. Ze hebben hun ontevredenheid over de behandeling geuit en ook de onduidelijkheid die er in de communicatie is ontstaan. De ouders hebben aangekondigd juridische stappen te ondernemen.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij jegens klaagster had behoren te betrachten door:
1. een verkeerde diagnose te stellen;
2. deze diagnose niet tijdig aan te passen;
3. geen informatie te verstrekken voor het geval de voorgestelde behandeling niet zou slagen en
4. laconiek met klaagster om te gaan.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1 Ten aanzien van de eerste twee klachtonderdelen die zich voor een gezamenlijke behandeling lenen wordt het volgende overwogen.
Uit de feiten zoals hierboven weergegeven onder 2.7 en 2.8 volgt dat met name de lange duur van de behandeling voor klagers een terugkerend onderwerp van gesprek is geweest. Niet gezegd kan echter worden dat de lange duur van de behandeling de conclusie rechtvaardigt dat de diagnose niet goed is geweest of niet tijdig is bijgesteld. Verweerster heeft terecht geconstateerd dat element 13 geïmpacteerd was. De behandelopties die verweerster vervolgens heeft voorgesteld zijn naar het oordeel van het college adequaat geweest. Verweerster heeft nadat het element 13 is vrijgelegd de situatie ten aanzien van dit element in de gaten gehouden met behulp van overzichtsfoto’s. De lange duur van de behandeling houdt verband met de lange duur van de doorbraak van de 13 en voorts met de langzame botombouw rond dit element. De gekozen behandeloptie droeg dit risico in zich en verweerster kan hiervan geen verwijt worden gemaakt. Deze klachtonderdelen slagen derhalve niet.
5.2 Ten aanzien van het derde klachtonderdeel over de beperkte informatieverstrekking aan klaagster overweegt het college als volgt. Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting besproken is blijkt dat de verwachtingen van klaagster en haar ouders over de duur van de behandeling uiteen liepen. Of verweerster bij aanvang van de behandeling bewust een verkeerde verwachting heeft gewekt over de duur van de behandeling, of die verkeerde verwachting later verwijtbaar niet heeft bijgesteld kan echter niet worden vastgesteld nu de lezingen van partijen op dit punt uiteenlopen en ook de behandeling ter terechtzitting geen helderheid heeft gebracht. Gedurende de behandeling is blijkens de daarover bijgehouden aantekeningen wel verschillende keren over het langzame verloop gesproken. Niet kan worden uitgesloten dat er enige ruis in de communicatie is geweest en wellicht heeft het feit dat, zoals ook ter terechtzitting is gebleken, verweerster de Nederlandse taal niet optimaal beheerst hierbij een rol gespeeld. Deze veronderstelling is echter, wat daarvan verder ook zij, onvoldoende om verweerster op dit punt een verwijt te maken. Het klachtonderdeel slaagt derhalve niet.
5.3 Ten slotte is aan de orde het vierde klachtonderdeel over de laconieke omgang van verweerster met klaagster. Nu verweerster ontkent dat hiervan sprake is geweest en klaagster haar klacht onvoldoende concreet heeft onderbouwd, kan dit klachtonderdeel evenmin slagen.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.
Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.
Aldus gewezen op 25 maart 2014 door:
mr. E.A. Messer, voorzitter,
H.C. Van Renswoude, F.S. Kroon, R. Müller, leden-tandarts,
mr. A. Wilken, lid-jurist,
mr. A. Tingen, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 20 mei 2014 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. E.A. Messer, voorzitter
w.g. A. Tingen, secretaris