Zoekresultaten 811-820 van de 13039 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:91 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1161

    Klacht tegen arts werkzaam bij Bureau Rijbewijskeuringen. Klager werd verdacht van rijden onder invloed. De beklaagde arts heeft klager onderzocht onder supervisie van de keurende psychiater (eveneens aangeklaagd: C2021/1162). De conclusie van het rapport was dat klager niet rijbevoegd was met als gevolg dat zijn rijbewijs door het CBR ongeldig is verklaard. Klager heeft vervolgens een tuchtklacht ingediend tegen de arts en de psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege en het Centraal Tuchtcollege hebben de klacht destijds ongegrond verklaard. Klager is daarnaast in bezwaar gegaan bij het CBR en uiteindelijk in hoger beroep gegaan bij de bestuursrechter (ABRvS).  De ABRvS heeft het hoger beroep gegrond verklaard, zodat het CBR een nieuw besluit op bezwaar moest nemen over de (on)geldigheid van het rijbewijs. Het CBR heeft hiervoor nieuwe informatie gevraagd. De keurend psychiater heeft deze informatie verstrekt in een brief die de arts mede heeft ondertekend. Mede op basis van deze informatie heeft het CBR het rijbewijs van klager wederom ongeldig verklaard. De nieuwe tuchtklacht van klager gaat over hetgeen de arts in de brief heeft verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht, voor zover gericht tegen de (inhoud van de) brief, ongegrond verklaard en klager voor het overige i.v.m. ne bis in idem niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:92 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1162

    Klacht tegen psychiater werkzaam bij Bureau Rijbewijskeuringen. Klager werd verdacht van rijden onder invloed. Een arts (eveneens aangeklaagd: C2021/1161) heeft klager onderzocht onder supervisie van de beklaagde keurend psychiater. De conclusie van het rapport was dat klager niet rijbevoegd was met als gevolg dat zijn rijbewijs door het CBR ongeldig is verklaard. Klager heeft vervolgens een tuchtklacht ingediend tegen de arts en de psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege en het Centraal Tuchtcollege hebben de klacht destijds ongegrond verklaard. Klager is daarnaast in bezwaar gegaan bij het CBR en uiteindelijk in hoger beroep gegaan bij de bestuursrechter (ABRvS).  De ABRvS heeft het hoger beroep gegrond verklaard, zodat het CBR een nieuw besluit op bezwaar moest nemen over de (on)geldigheid van het rijbewijs. Het CBR heeft hiervoor nieuwe informatie gevraagd. De psychiater heeft deze informatie verstrekt in een brief die de arts mede heeft ondertekend. Mede op basis van deze informatie heeft het CBR het rijbewijs van klager wederom ongeldig verklaard. De nieuwe tuchtklacht van klager gaat over hetgeen de psychiater in de brief heeft verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht, voor zover gericht tegen de (inhoud van de) brief, ongegrond verklaard en klager voor het overige i.v.m. ne bis in idem niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:134 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5126

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. Klagers zijn de ouders van een destijds 16-jarige zoon die onder behandeling was bij een kliniek voor jongeren met een combinatie van psychische stoornissen en gedragsproblemen. De GZ-psycholoog was medebehandelaar van de zoon. Tijdens een behandelplanbespreking waarbij de zoon, klagers, een gemeenteambtenaar jeugd- en gezinshulp, de sociotherapeut/persoonlijk begeleider van de zoon, de regiebehandelaar en de GZ-psycholoog aanwezig waren, heeft de GZ-psycholoog naar voren gebracht dat er in de jeugd van de zoon sprake is geweest van verwaarlozing en mishandeling. Hierna escaleerde het gesprek. Klagers verwijten de GZ-psycholoog dat zij onrechtmatige beschuldigingen heeft geuit jegens klagers en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan laster. Tevens vormden de uitingen een ernstige breuk op hun privacy door de aanwezigheid van derden bij het gesprek en een ernstige aantasting van hen als persoon. De GZ-psycholoog heeft de klacht bestreden. Het college is van oordeel dat de woorden van de GZ-psycholoog niet gelukkig gekozen zijn, maar kunnen ook niet als onrechtmatige  worden bestempeld, in de zin dat er sprake zou zijn van laster. Een andere woordkeuze had wellicht escalatie kunnen voorkomen> het handelen van de GZ-psycholoog valt echter wel binnen de tuchtrechtelijke normen nu zij tijdens dit gesprek ook als doel voor ogen had om het interactiepatroon tussen de zoon en klagers bespreekbaar te maken en daarmee te weken aan herstel van de relatie. De GZ-psycholoog heeft ook ingezien dat een vervolggesprek nodig was en zij heeft dat ook teruggekoppeld aan de instelling waarvoor zij werkte. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:129 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5267

    Gegronde klacht tegen een GZ-psycholoog/psychotherapeut (zie A2023/5330) die zich in november 2022 in beide hoedanigheden heeft laten uitschrijven. Klaagster heeft van oktober 2021 tot en met september 2022 onder behandeling gestaan van verweerder vanwege klachten van depressie, trauma en een verbroken relatie met haar familie ten gevolg een problematische jeugd. Naast de behandeling in de woning van verweerder heeft voorts frequent contact via Whatsapp plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder, veelal buiten kantooruren en soms midden in de nacht. De behandeling heeft behalve uit het voeren van gesprekken ook tweemaal bestaan uit wat door verweerder “lichaamswerk” wordt genoemd of “lichaamsgerichte oefeningen”. Deze twee sessies vonden plaats in de slaapkamer van verweerder in het voorjaar van 2022. Klaagster verwijt verweerder dat hij niet heeft gehandeld volgens de geldende professionele standaard terzake, omdat zijn behandeling onsamenhangend, dwingend, chaotisch en beschadigend was en verweerder zich jegens haar grensoverschrijdend heeft gedragen. Het college heeft geoordeeld dat verweerder klaagster niet heeft behandeld volgens de geldende professionele standaard. Verweerder heeft geen diagnostiek verricht, geen instrumenten gebruikt hiervoor, geen classificatie verricht en voorts niet gehandeld naar de GGZ-standaarden. Verweerder heeft de classificatie  borderline stoornis gesteld zonder het verrichten van diagnostiek. Voorts heeft hij niet voldaan aan de eisen voor dossiervorming zoals die gelden binnen de beroepsgroep. Zowel qua vorm als qua inhoud voldoet de door verweerder als dossier overgelegde teksten geenszins aan de eisen die aan een behandeldossier moeten worden gesteld. Daar komt bij dat verweerder het originele behandeldossier heeft vernietigd, naar eigen zeggen omdat dit toch voor niemand leesbaar zou zijn. Verweerder heeft de wettelijke bewaartermijn voor dossiers met voeten getreden. Er is bij de ‘”lichaamsgerichte” oefeningen die verweerder bij/met klaagster heeft gedaan geen sprake geweest van een erkend therapeutisch kader. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het geen normale behandeling was en allemaal chaos was. Het college benadrukt dat het aan verweerder als professional/behandelaar  was geweest om structuur aan te brengen in de behandeling die hij geeft en, indien zich complexe of problematische situaties zouden voordoen in de behandeling, hierover overleg te plegen met vakgenoten via het kwaliteitsinstrument van intervisie. Ten aanzien van het grensoverschrijdend gedrag oordeelt het college dat dit zich op verschillende dimensies heeft gemanifesteerd: de wijze waarop de behandeling plaatsvond, de contacten buiten de behandeling om en de locaties waarop de behandeling plaatsvond. Beide klachtonderdelen zijn gegrond. Het college ontzegt verweerder het recht zich weer in het register in te schrijven dan wel beveelt de doorhaling van de inschrijving van verweerder in het register, voor het geval hij op het moment van het onherroepelijk worden van deze beslissing weer is ingeschreven in het register. In het kader van het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:130 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5330

    Gegronde klacht tegen een psychotherapeut/GZ psycholoog (zie A2023/5267) die zich in november 2022 in beide hoedanigheden heeft laten uitschrijven. Klaagster heeft van oktober 2021 tot en met september 2022 onder behandeling gestaan van verweerder vanwege klachten van depressie, trauma en een verbroken relatie met haar familie ten gevolg een problematische jeugd. Naast de behandeling in de woning van verweerder heeft voorts frequent contact via Whatsapp plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder, veelal buiten kantooruren en soms midden in de nacht. De behandeling heeft behalve uit het voeren van gesprekken ook tweemaal bestaan uit wat door verweerder “lichaamswerk” wordt genoemd of “lichaamsgerichte oefeningen”. Deze twee sessies vonden plaats in de slaapkamer van verweerder in het voorjaar van 2022. Klaagster verwijt verweerder dat hij niet heeft gehandeld volgens de geldende professionele standaard terzake, omdat zijn behandeling onsamenhangend, dwingend, chaotisch en beschadigend was en verweerder zich jegens haar grensoverschrijdend heeft gedragen. Het college heeft geoordeeld dat verweerder klaagster niet heeft behandeld volgens de geldende professionele standaard. Verweerder heeft geen diagnostiek verricht, geen instrumenten gebruikt hiervoor, geen classificatie verricht en voorts niet gehandeld naar de GGZ-standaarden. Verweerder heeft de classificatie  borderline stoornis gesteld zonder het verrichten van diagnostiek. Voorts heeft hij niet voldaan aan de eisen voor dossiervorming zoals die gelden binnen de beroepsgroep. Zowel qua vorm als qua inhoud voldoet de door verweerder als dossier overgelegde teksten geenszins aan de eisen die aan een behandeldossier moeten worden gesteld. Daar komt bij dat verweerder het originele behandeldossier heeft vernietigd, naar eigen zeggen omdat dit toch voor niemand leesbaar zou zijn. Verweerder heeft de wettelijke bewaartermijn voor dossiers met voeten getreden. Er is bij de ‘”lichaamsgerichte” oefeningen die verweerder bij/met klaagster heeft gedaan geen sprake geweest van een erkend therapeutisch kader. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het geen normale behandeling was en allemaal chaos was. Het college benadrukt dat het aan verweerder als professional/behandelaar  was geweest om structuur aan te brengen in de behandeling die hij geeft en, indien zich complexe of problematische situaties zouden voordoen in de behandeling, hierover overleg te plegen met vakgenoten via het kwaliteitsinstrument van intervisie. Ten aanzien van het grensoverschrijdend gedrag oordeelt het college dat dit zich op verschillende dimensies heeft gemanifesteerd: de wijze waarop de behandeling plaatsvond, de contacten buiten de behandeling om en de locaties waarop de behandeling plaatsvond. Beide klachtonderdelen zijn gegrond. Het college ontzegt verweerder het recht zich weer in het register in te schrijven dan wel beveelt de doorhaling van de inschrijving van verweerder in het register, voor het geval hij op het moment van het onherroepelijk worden van deze beslissing weer is ingeschreven in het register. In het kader van het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:131 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5123

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Klaagster neemt de gz-psycholoog kwalijk dat zij er niet voor klaagster was op een zo cruciaal moment, ondanks het feit dat de gz-psycholoog wist dat klaagster gedrogeerd was. Wat betreft dit klachtonderdeel oordeelt het college dat het verwijt niet gegrond is, afgaande op de verslaglegging van de gz-psycholoog in het patiëntendossier. Uit de verslaglegging van die dag volgt dat de gz-psycholoog zeer nauw betrokken was bij de (crisis-)situatie waarin klaagster zich toen bevond. Het college ziet niet in wat de gz-psycholoog toen meer of anders had moeten doen. Klaagster verwijt de gz-psycholoog ook verdraaiing van feiten en valsheid in geschrifte. Daarvan is volgens het college geen sprake. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:132 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4312

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Het college kan jegens de gz-psycholoog geen (duidelijke) klacht halen uit de stukken van klager. Met de gz-psycholoog meent ook het college dat er vermoedelijk sprake is van persoonsverwarring nu de gz-psycholoog nimmer werkzaam is geweest in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum en nu een gz-psycholoog ook niet bevoegd is tot het (laten) toedienen van dwangmedicatie. Dat de gz-psycholoog dit gedaan zou hebben volgt ook niet uit de stukken. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:133 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4538

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Klager stelt dat het aan de GZ-psycholoog is te wijten dat hij een LPFZ-status heeft gekregen en dat de GZ-psycholoog dit onder valse beschuldigingen heeft aangevraagd. Naar het oordeel van het college is de aanvraag van de LFPZ-status zorgvuldig overwogen en voldoende onderbouwd. Het college ziet geen aanknopingspunten om te oordelen dat sprake is van valse beschuldigingen jegens klager. Het college heeft verder kennisgenomen van een deel van de door klager aangeleverde beslissingen tot afzondering. Het college overweegt dat niet blijkt dat de beslissingen tot afzondering van klager op onzorgvuldige wijze zijn genomen. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:106 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5140

    Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat deze zonder klaagster te hebben gezien over haar heeft geoordeeld op basis van verklaringen van familieleden. De huisarts zou hebben geoordeeld dat klaagster aan een psychose zou leiden, als gevolg waarvan klaagster gedwongen opgenomen is geweest. De huisarts is werkzaam bij de praktijk waar klaagster ingeschreven is. Zij was echter afwezig toen het voorgaande speelde en heeft hier dus geen betrokkenheid bij gehad. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:107 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5012

    Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat deze zonder klaagster te hebben gezien over haar heeft geoordeeld op basis van verklaringen van familieleden. De huisarts zou hebben geoordeeld dat klaagster aan een psychose zou leiden, als gevolg waarvan klaagster gedwongen opgenomen is geweest. De huisarts is werkzaam bij de praktijk waar klaagster ingeschreven is. Hij was echter afwezig toen het voorgaande speelde en heeft hier dus geen betrokkenheid bij gehad. De klacht is kennelijk ongegrond.