ECLI:NL:TGZRAMS:2023:132 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4312
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:132 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-05-2023 |
Datum publicatie: | 23-05-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4312 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Het college kan jegens de gz-psycholoog geen (duidelijke) klacht halen uit de stukken van klager. Met de gz-psycholoog meent ook het college dat er vermoedelijk sprake is van persoonsverwarring nu de gz-psycholoog nimmer werkzaam is geweest in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum en nu een gz-psycholoog ook niet bevoegd is tot het (laten) toedienen van dwangmedicatie. Dat de gz-psycholoog dit gedaan zou hebben volgt ook niet uit de stukken. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
A2022/4312
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 23 mei 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B, klager,
tegen
C,
GZ-psycholoog, werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de gz-psycholoog,
gemachtigde: mr. M.E.M. van Eeden, werkzaam te Utrecht.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 30 mei 2022;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift.
De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van
het college in
gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
Het college
heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.
2. Wat houdt de klacht in?
Klager heeft vrij onsamenhangende brieven geschreven, waarin hij onder meer klaagt
over zijn
(gedwongen) behandeling in een penitentiair psychiatrisch centrum na een voorwaardelijk
strafrechtelijke veroordeling op 11 maart 2021 (en een besluit tot zorgmachtiging).
Klager
beschrijft1 dat hij in oktober 2020 (zo begrijpt het college) in het E, (zo begrijpt
het college)
door de gz-psycholoog bij de nek werd gegrepen en in een isoleercel werd geduwd. Vervolgens
werd
hij gedwongen geïnjecteerd door de gz-psycholoog. Hem is dwangmedicatie toegediend.
3. Wat is het verweer?
De gz-psycholoog weet niet wat hem wordt verweten. Vermoedelijk is klager de naam
van de
gz-psycholoog te weten gekomen vanwege zijn werkzaamheden bij het F. Tijdens een voorgeleiding
voor
de rechter-commissaris strafzaken wordt er bij het F, een plaatsingsadvies gevraagd
voor een verdachte die speciale zorg nodig heeft (indien de officier van justitie
daartoe aanleiding ziet). Verweerder heeft destijds op basis van de aanwezige stukken
geadviseerd om klager in een E, te plaatsen en heeft klager niet gezien of gesproken.
Zijn advies
heeft de gz-psycholoog ondertekend met zijn naam en functie. De gz- psycholoog is
nimmer werkzaam
geweest in E, en bovendien is de gz-psycholoog niet bevoegd en bekwaam om dwangmedicatie
toe te
dienen. De gz-psycholoog meent dat sprake is van persoonsverwarring.
4. Wat zijn de overwegingen van het college?
4.1 Het college komt tot de conclusie dat de klacht niet slaagt en dat de gz-psycholoog
niet
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.
4.2 Klager is in 2020-2021 beoordeeld door verschillende hulpverleners in het kader
van acute
psychiatrische zorg na enige incidenten (onder andere mishandeling) die klager heeft
veroorzaakt.
In zijn klaagschrift en in de bijlagen beschrijft hij de gang van zaken destijds en
vermeldt
verschillende namen van hulpverleners, waaronder ook de naam van de gz- psycholoog.
4.3 Het college kan jegens de gz-psycholoog geen (duidelijke) klacht halen uit de
stukken van
klager. Met de gz-psycholoog meent ook het college dat er vermoedelijk sprake is van
persoonsverwarring nu de gz-psycholoog nimmer werkzaam is geweest in het E, en nu
een gz-psycholoog
ook niet bevoegd is tot het (laten) toedienen van dwangmedicatie. Dat de gz-psycholoog
dit gedaan
zou hebben volgt ook niet uit de stukken.
4.4 De conclusie is dat klager zijn verwijten jegens de gz-psycholoog niet voldoende
heeft
onderbouwd en dat de klacht als kennelijk ongegrond wordt beoordeeld.
5. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 23 mei 2023 door R.A. Dozy, voorzitter, E. Pans, lid-jurist,
M.J.E. Lemmens, M.D. Mostert-Uijterwijk en G.G.A. Schuitemaker, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door E.A. Weiland, secretaris.