Zoekresultaten 751-760 van de 13039 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:110 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1771

    Klacht tegen psychiater. Klager heeft sinds 2009 onafgebroken een rechterlijke machtiging opgelegd gekregen. De psychiater heeft klager een aantal keer beoordeeld voor de verlenging van de rechterlijke machtiging (zorgmachtiging). Klager verwijt de psychiater dat zij geen onafhankelijke psychiater is en dat zij bij de rechter dingen beweert over het ziekbeeld van klager zonder klager te zien of te spreken. Klager verwijt de psychiater verder dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan insluiping en dat de psychiater zonder toestemming bijna in zijn woning stond. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:106 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1236

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager is ten behoeve van zijn re-integratie na ziekte begeleid door een bedrijfsarts. Nadat de begeleiding door deze bedrijfsarts is gestaakt, is beklaagde verzocht de begeleiding op zich te nemen. Vervolgens heeft een briefwisseling plaatsgevonden tussen klager en de beklaagde over onder meer het bedrijfsgeneeskundig dossier. Uiteindelijk heeft beklaagde klager schriftelijk laten weten de begeleiding niet op zich te zullen nemen. Klager verwijt de beklaagde – onder meer – tegenwerking bij het verkrijgen van het complete bedrijfsgeneeskundig dossier en het eenzijdig en ongemotiveerd onttrekken aan en het stopzetten van de verzuimbegeleiding. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachten ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:107 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1462

    Klacht tegen chirurg. De chirurg heeft bij klager een operatie (thoracoscopische) uitgevoerd sympatectomie vanwege klachten van overmatig okselzweten (hyperhidrosis). Later heeft de chirurg klager opnieuw geopereerd in verband met de aanhoudende klachten aan de linkerzijde van de borstholte ter hoogte van het litteken. Klager verwijt de chirurg dat hij: (1) bij de eerste operatie een medische fout heeft gemaakt, (2) het medisch dossier van klager onjuist heeft bijgehouden, (3) onvoldoende kennis en ervaring had om de operatie uit te voeren, (4) klager voor de operatie niet heeft laten weten dat hij de operatie niet (volledig) zelf zou verrichten, (5) klager tijdens de intake niet heeft gewezen op de risico’s van de operatie en (6) bij de tweede operatie klager na het verlaten van de operatiekamer geen/onvoldoende nazorg heeft geboden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager, dat alleen betrekking heeft op de klachtonderdelen 1 tot en met 5.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:108 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022.1721

    Klacht tegen huisarts. Klager was tot eind 2021 patiënt in de praktijk van de huisarts. Klager voelt zich onder meer onheus bejegend en niet serieus genomen door de huisarts en stelt dat de huisarts hem passende zorg heeft geweigerd. Hij maakt de huisarts in dat verband  meerdere verwijten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:123 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5148

    IGJ heeft onderzoek gedaan naar de zorg voor een patiënte bij de organisatie waar beklaagde werkte als psychiater. De patiënte leed aan anorexia nervosa en persoonlijkheidsproblematiek. Zij was sinds 2014 onder behandeling bij verschillende instellingen. Ook was zij diverse keren opgenomen. De psychiater was in ieder geval vanaf mei 2018 regiebehandelaar. Patiënte is eind 2018 overleden. IGJ verwijt de psychiater dat hij de behandeling van patiënte op onzorgvuldige wijze heeft uitgevoerd en onvoldoende verslag heeft gedaan van haar behandeling. Het college komt tot het oordeel dat de psychiater bij de behandeling van patiënte tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat de klacht gegrond is. De psychiater heeft – kort gezegd – onvoldoende regie gevoerd over de behandeling van patiënte en ook de verslaglegging daarvan was onvoldoende. Het college legt een geheel voorwaardelijke schorsing op van twee maanden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:109 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1799

    Klacht tegen een gynaecoloog.  Klaagster is bevallen in het ziekenhuis waar de gynaecoloog werkzaam is. Een klinisch verloskundige heeft de bevalling begeleid. Bij de bevalling was het niet nodig een beroep te doen op de gynaecoloog, zij was dan ook niet bij de bevalling aanwezig. De klacht gaat over wat de gynaecoloog heeft gezegd tijdens een klachtprocedure van klaagster tegen onder andere de klinisch verloskundige die de bevalling heeft geleid over waarom ‘ja‘ is aangevinkt in het partusverslag bij ‘navelstrengbloeddonatie’. Klaagster heeft er ook over geklaagd dat de gynaecoloog ten onrechte in haar medisch dossier heeft gekeken. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:153 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4663

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft niet gehandeld volgens de NVAB Richtlijn Conflicten in de werksituatie. De bedrijfsarts heeft haar inschatting dat geen sprake was van arbeidsongeschiktheid op grond van ziekte of gebrek, volstrekt onvoldoende onderbouwd. Ook heeft zij nagelaten haar oordeel te herzien toen klaagster haar klachten aan de bedrijfsarts kenbaar maakte. Met de wetenschap dat de huisarts van oordeel was dat er sprake was van ziekte, had het op de weg van de bedrijfsarts gelegen om informatie in te winnen bij de huisarts. Dit heeft zij nagelaten. Onheuse bejegening komt niet vast te staan. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:187 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5163

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. De bedrijfsarts is de supervisor van de arts die klaagster heeft gezien. De klacht bestaat uit 11 onderdelen. Klaagster verwijt de bedrijfsarts kortgezegd dat hij tekort is geschoten in de supervisie van de arts. Het college oordeelt dat bij gebrek aan dossiervoering en toetsbare informatie over de supervisie, de (inhoud van de) gevoerde gesprekken en het bekwaamheidsniveau van de arts, anders dan hetgeen is opgenomen in de Samenwerkingsovereenkomst, de supervisie onvoldoende is geweest. Uit het ten tijde van deze zaak geldende Standpunt van de NVAB, volgt dat supervisie aantoonbaar moet plaatsvinden. Daarvan is in dit geval geen sprake. Klacht gedeeltelijk gegrond. Berisping. Publicatie. Kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:188 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4923

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager is van mening dat de bedrijfsarts in strijd heeft gehandeld met wet- en regelgeving, door zich onder directe beïnvloeding van de werkgever niet objectief, zelfstandig en onafhankelijk op te stellen. Het college overweegt dat uit het dossier van klager volgt dat er meerdere (oor)zaken speelden. Het college is van oordeel dat het aankruisen van zowel de optie ‘arbeidsgerelateerd’ als ‘niet arbeidsgerelateerd’ in de gegeven omstandigheden gebruikelijk is. Dat de bedrijfsarts zich daarbij heeft laten leiden of instrueren door de werkgever, is niet gebleken of aannemelijk gemaakt. Verder is het binnen de beroepsgroep gebruikelijk dat bij een aanvankelijke verwachting van relatief kortdurend verzuim, niet (altijd) binnen de termijn van zes weken een Probleemanalyse wordt opgesteld. De bedrijfsarts heeft volgens de Regeling Procesgang eerste en tweede ziektejaar gehandeld, door op het moment dat langdurig verzuim dreigde, direct een Probleemanalyse op te stellen. Ook is het college van oordeel dat niet is gebleken of aannemelijk is gemaakt dat de bedrijfsarts op instructie van de werkgever medische informatie heeft opgevraagd. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:148 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4122

    Ongegronde klacht tegen een arts. De arts heeft als gemeentelijk lijkschouwer na een lijkschouwing een verklaring van overlijden afgegeven, omdat hij ervan overtuigd was dat de dood was ingetreden door een natuurlijke oorzaak. Volgens klaagster was sprake van zodanig verdachte omstandigheden dat de arts deze overtuiging niet had mogen krijgen en daarom de verklaring niet had mogen afgeven. Het college overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid dat klaagster gelet op de zeer nauwe vriendschapsband die zij met de overledene had zij, gelet op de afwezigheid van andere, meer aangewezen personen, geacht kan worden de veronderstelde wil van de overledene in het verband van deze klacht te vertegenwoordigen.Voor de inhoudelijke behoordeling heeft het college van de arts de beschikking gekregen over onder andere het schouwverslag, waarbij hij verzocht heeft te bepalen dat het kennisnemen van deze stukken niet zou worden toegestaan aan klaagster (art. 67 lid 3 Wet BIG). De voorzitter heeft dit verzoek gehonoreerd.Het college stelt vast dat de arts bij zijn onderzoek overwegend de in de Richtlijn Lijkschouw van het Forensisch Medisch Genootschap voorgeschreven werkwijze heeft gevolgd. De conclusie van de arts in het schouwverslag dat hij overtuigd is van een natuurlijke doodsoorzaak is begrijpelijk gemotiveerd en voldoende onderbouwd. Wat de vermoedelijke doodsoorzaak betreft overweegt het college dat een schouwarts, als hij ervan overtuigd is dat de dood door een natuurlijke oorzaak is ingetreden, op grond van de uitwendige kenmerken van het lichaam een inschatting moet maken van de meest waarschijnlijke doodsoorzaak. Daar zit naar zijn aard onzekerheid in. Als achteraf sprake blijkt te zijn van een andere oorzaak, dan is het niet per definitie tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de schouwarts eerst tot een andere conclusie is gekomen. Dat is alleen het geval als het onderzoek waarop de betreffende conclusie berust onzorgvuldig is geweest of als de conclusie niet op grond van de bevindingen had kunnen worden getrokken. Dat is hier niet het geval. De conclusie is dat de arts niet onzorgvuldig heeft gehandeld door de verklaring van overlijden af te geven. Het college verklaart de klacht ongegrond.