ECLI:NL:TGZCTG:2023:109 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1799
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2023:109 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-06-2023 |
Datum publicatie: | 19-06-2023 |
Zaaknummer(s): | C2023/1799 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een gynaecoloog. Klaagster is bevallen in het ziekenhuis waar de gynaecoloog werkzaam is. Een klinisch verloskundige heeft de bevalling begeleid. Bij de bevalling was het niet nodig een beroep te doen op de gynaecoloog, zij was dan ook niet bij de bevalling aanwezig. De klacht gaat over wat de gynaecoloog heeft gezegd tijdens een klachtprocedure van klaagster tegen onder andere de klinisch verloskundige die de bevalling heeft geleid over waarom ‘ja‘ is aangevinkt in het partusverslag bij ‘navelstrengbloeddonatie’. Klaagster heeft er ook over geklaagd dat de gynaecoloog ten onrechte in haar medisch dossier heeft gekeken. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1799 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. S. Sabir, advocaat te Den Haag,
tegen
C., gynaecoloog, werkzaam te B., verweerster in beide
instanties, gemachtigde: mr. L. Greebe, verbonden aan
DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klaagster – heeft op 25 maart 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam
tegen C. – hierna de gynaecoloog– een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 november
2022, onder nummer A2022/4097, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Klaagster is van die beslissing op tijd in beroep gekomen. De gynaecoloog heeft een
verweerschrift in beroep ingediend.
Op 27 maart 2022 heeft het Centraal Tuchtcollege nog een e-mailbericht ontvangen van
klaagster (e-mailbericht van 27 maart 2023 13:18 uur met bijlagen).
De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege
van 17 mei 2023. Op de zitting zijn verschenen klaagster, bijgestaan door mr. Sabir,
en de gynaecoloog, bijgestaan door mr. Greebe. Partijen hebben hun standpunten nader
toegelicht. Mr. Sabir heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zij
aan het Centraal Tuchtcollege en aan de wederpartij heeft overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld.
“2. Waar gaat de zaak over?
Klaagster is bevallen in het ziekenhuis D. te B.. Een klinisch verloskundige heeft
de bevalling begeleid. Verweerster was de verantwoordelijk gynaecoloog. Bij de bevalling
was het niet nodig een beroep te doen op de gynaecoloog. De gynaecoloog is dan ook
niet bij de bevalling aanwezig geweest. De klacht van klaagster tegen de gynaecoloog
heeft geen betrekking op wat is gebeurd tijdens de bevalling. De klacht gaat over
wat de gynaecoloog heeft gezegd tijdens de klachtprocedure van klaagster tegen onder
andere de klinisch verloskundige die de bevalling heeft begeleid over waarom “ja”
in het partusverslag is aangevinkt bij “navelstrengbloeddonatie”.
3. Wat houdt de klacht in?
Volgens klaagster heeft de gynaecoloog tijdens de klachtprocedure in het ziekenhuis
gelogen. Zij heeft verschillende en tegenstrijdige verklaringen gegeven over de betekenis
van het vermelde “ja” in het partusverslag bij navelstrengbloeddonatie. Zij heeft
gezegd dat het woord “ja” betekent dat toestemming is verleend voor navelstrengbloeddonatie
op verzoek van ouders door een door de ouders ingeschakelde organisatie. Maar ze heeft
ook gezegd dat het woord “ja” betekent dat sprake is van bloeddonatie voor wetenschappelijk
onderzoek.
Klaagster heeft er ook over geklaagd dat de gynaecoloog ten onrechte in haar medisch
dossier heeft gekeken. Klaagster heeft hiervoor geen toestemming verleend.
4. Wat is het verweer van de gynaecoloog?
De gynaecoloog heeft naar voren gebracht dat het voor haar lastig is om er achter
te komen wat er precies is gebeurd. Zij is niet betrokken geweest bij de bevalling
en weet dan ook niet wie “ja” heeft ingevuld en waarom dit is gebeurd. Zij heeft geprobeerd
tijdens de klachtprocedure in het ziekenhuis uit te leggen hoe het gegaan zou kunnen
zijn en wat degene die “ja” heeft ingevuld zou kunnen hebben gedacht. Dit op basis
van de interpretatie van de informatie die zij van klaagster kreeg. Zij heeft ook
in algemene zin uitgelegd waarom deze vraag op het formulier staat en in welke omstandigheden
wel en niet “ja” moet worden ingevuld. Op het formulier mag alleen “ja” worden ingevuld
als het gaat om een verzoek van ouders door een door die ouders zelf ingeschakelde
organisatie. Als het gaat om donatie in verband met wetenschappelijk onderzoek mag
geen “ja” worden ingevuld. Hiervoor zijn aparte formulieren.
De gynaecoloog heeft verder uiteengezet dat zij als verantwoord gynaecoloog behandelaar
is en daarom het medisch dossier mag inkijken.
5. Wat zijn de overwegingen van het college?
Het college komt tot de conclusie dat de gynaecoloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Voor het opleggen van een maatregel is dan ook geen plaats. Het college
licht dat als volgt toe.
5.1 De vraag is of de gynaecoloog heeft gehandeld zoals van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame en redelijk handelende’ gynaecoloog.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de gynaecoloog geldende beroepsnormen
en de wetenschappelijke inzichten ten tijde van het handelen.
5.2 De gynaecoloog heeft gehandeld zoals van haar mocht worden verwacht. Zij is
niet bij de bevalling geweest en kan dan ook uit eigen waarneming niets verklaren.
Dat heeft zij ook niet gedaan. Zij kan niet weten wie “ja” heeft vermeld en waarom
dit is gebeurd. Zij kan niet meer doen – navraag bij de betrokkenen leverde niets
op – dan proberen uitleg te geven over de betekenis van de vraag en uit te leggen
wat gebeurd zou kunnen zijn. Dat heeft zij gedaan zoals van haar verwacht mag worden.
De gynaecoloog is hierbij – op basis van hetgeen zij van de aan haar verstrekte informatie
heeft begrepen - van verschillende uitgangsposities uitgegaan, hetgeen blijkbaar tot
verwarring bij klaagster heeft geleid. Dat kan de gynaecoloog niet worden aangerekend.
Op basis van de door de gynaecoloog gehanteerde uitgangspunten is van tegenstrijdigheid
geen sprake. Van liegen door de gynaecoloog is al helemaal geen sprake.
5.3 Reeds omdat over haar is geklaagd mag de gynaecoloog volgens vaste rechtspraak
van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg kennisnemen van het medisch
dossier van klaagster.
Conclusie
5.4 De conclusie is dat het zonder meer duidelijk is dat de beide onderdelen
van de klacht ongegrond zijn.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
die zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet
of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Het beroep van klaagster heeft tot doel dat het Centraal Tuchtcollege de zaak in volle
omvang beoordeelt en de klacht alsnog gegrond verklaart.
4.2 De gynaecoloog heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij is van mening
dat het beroep van klaagster moet worden verworpen en de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege moet worden bevestigd.
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel
dat de klacht van klaagster ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege licht dat hierna
toe.
4.4 Klaagster verwijt de gynaecoloog dat zij tijdens de klachtprocedure in het
ziekenhuis heeft gelogen. Zij heeft volgens klaagster verschillende en tegenstrijdige
verklaringen gegeven over de betekenis van het in het partusverslag vermelde ‘ja’
achter navelstrengdonatie. De gynaecoloog heeft tijdens een gesprek onder begeleiding
van de klachtenfunctionaris op 15 mei 2021 gezegd dat het woord ‘ja’ betekent dat
toestemming is verleend voor navelstrengbloeddonatie op verzoek van ouders voor privédoeleinden.
Maar tijdens de hoorzitting van de klachtencommissie van het ziekenhuis heeft de gynaecoloog
gezegd dat het betekent dat sprake is van bloeddonatie voor wetenschappelijk onderzoek,
aldus klaagster. Klaagster verwijt de gynaecoloog ook dat zij ten onrechte in haar
medisch dossier heeft gekeken. Klaagster heeft de gynaecoloog hiervoor geen toestemming
gegeven en zij hadden geen behandelrelatie.
4.5 Wat betreft het eerste deel van de klacht, over de uitspraken over de betekenis
van het woord ‘ja’ op het partusverslag, komt het Centraal Tuchtcollege tot dezelfde
constateringen als het Regionaal Tuchtcollege in de beslissing hierover onder overweging
5.2 heeft overwogen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met die overwegingen van
het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze hier over.
4.6 Het Centraal Tuchtcollege is het ook eens met de conclusie van het Regionaal
Tuchtcollege dat de gynaecoloog kennis mocht nemen van het medisch dossier van klaagster,
maar komt wel op andere gronden tot deze conclusie.
4.7 De gynaecoloog heeft op 8 augustus 2021 en op 7 oktober 2021 inzage gehad in
het medisch dossier van klaagster. Anders dan het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen,
was op dat moment nog niet over de gynaecoloog geklaagd. Wel heeft klaagster op 18
februari 2021 bij het ziekenhuis een klacht ingediend over de bij haar bevalling betrokken
klinisch verloskundige en verpleegkundige. Tijdens de bevalling van klaagster was
de gynaecoloog de superviserend gynaecoloog. Dit betekent onder meer dat zij bij aanvang
van de dienst werd geïnformeerd over de opgenomen patiënten en dat zij eindverantwoordelijke
was voor zowel de polikliniek gynaecologie als de afdeling verloskunde. Om invulling
te kunnen geven aan deze rol dient de gynaecoloog het medisch dossier van patiënten
te kunnen raadplegen, ook in het geval van klachten over de onder haar verantwoordelijkheid
verleende zorg. Bezien tegen deze achtergrond heeft de gynaecoloog vanaf het moment
dat haar bekend werd dat een klacht was ingediend over zorgverleners die onder haar
verantwoordelijkheid vielen tot aan de afhandeling van de klacht, het medisch dossier
van klaagster mogen inzien.
4.8 Dit betekent dat de klacht van klaagster ongegrond is. Het beroep zal worden
verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter; A.S. Gratama
en
R.A. van der Pol, leden-juristen en F.W. Jansen en P.J.Q. van der Linden, leden-beroepsgenoten
en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2023.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.