ECLI:NL:TGZCTG:2023:108 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022.1721

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:108
Datum uitspraak: 19-06-2023
Datum publicatie: 19-06-2023
Zaaknummer(s): C2022.1721
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klager was tot eind 2021 patiënt in de praktijk van de huisarts. Klager voelt zich onder meer onheus bejegend en niet serieus genomen door de huisarts en stelt dat de huisarts hem passende zorg heeft geweigerd. Hij maakt de huisarts in dat verband  meerdere verwijten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2022.1721 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., huisarts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. P.H.N. Keuning-Taapken.
1.    Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 24 februari 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 23 augustus 2022, onder nummer A2022/3953, heeft dat College geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Vervolgens zijn nog enkele producties in het geding gebracht.  
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 20 maart 2023, waar zijn verschenen klager, vergezeld van zijn zoon D. die als tolk heeft opgetreden, en de huisarts, bijgestaan door mr. P.H.N. Keuning-Taapken. De zaak is over en weer toegelicht. Mr. Keuning-Taapken heeft dat gedaan aan de hand van pleitnotities die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.
Na sluiting van de behandeling heeft klager de voorzitter mr. E.J. Daalder gewraakt. De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek op 22 mei 2022 afgewezen.
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. Waar gaat de zaak over?
2.1    Klager was tot eind 2021 patiënt in de praktijk van de huisarts. Hij voelt zich onder meer onheus bejegend en niet serieus genomen door de huisarts en stelt dat de huisarts hem passende zorg heeft geweigerd. De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. 
2.2    Het college komt tot de conclusie dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat hierna toe. 

3. Wat houdt de klacht in? 
Klager verwijt de huisarts dat zij
1)    voorrang zou hebben gegeven aan corporatisme en solidariteit tussen artsen boven het geven van passende zorg aan klager;
2)    de toegang van klager tot passende zorg zou hebben ontzegd, aangezien zij werkt met artsen in opleiding;
3)    klager zonder reden heeft doorverwezen naar een reumatoloog;
4)    niet op de hoogte is van fysiotherapie als alternatief voor gespecialiseerde geneeskunde;
5)    racisme en minachting laat zien jegens een persoon van buitenlandse afkomst die niet goed Nederlands spreekt;
6)    door haar weigering passende zorg aan klager te verlenen heeft bijgedragen aan het ontwikkelen van klachten bij klager;
7)    een bijdrage levert aan de degradatie van het imago van de arts en van de geneeskunde. 
4. Wat is het verweer? 
De huisarts heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.
5. Wat zijn de overwegingen van het college?
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen.
Klachtonderdelen 1,4 en 7 gezamenlijk besproken: corporatisme, niet op de hoogte zijn van het belang van fysiotherapie en imagoschade
5.2 Het college is het met de huisarts eens dat de klachtonderdelen 1), 4) en 7) onvoldoende duidelijk of feitelijk zijn geformuleerd. Ook na het mondeling vooronderzoek blijft onduidelijk wat klager bedoelt met deze verwijten. Voor zover klager onder meer bedoeld heeft te zeggen dat de huisarts hem op grond van de door hem geformuleerde verwijten geen passende zorg heeft verleend, stelt het college vast dat de huisarts dit gemotiveerd heeft bestreden en is het college van oordeel dat er op basis van het dossier geen aanleiding is om tot een dergelijke conclusie te komen. Deze klachtonderdelen zijn daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen 2 en 6: toegang tot passende zorg ontzegd door te werken met artsen in opleiding en medische klachten door weigering passende zorg
5.3 Het college stelt vast dat de praktijk van de huisarts een zogenoemde ‘opleidingspraktijk’ is. De huisarts begeleidt daarbij artsen in hun specialisatie tot huisarts. De huisartsen in opleiding zijn geregistreerde artsen en bevoegd om zelfstandig spreekuur te houden. De zorg door een huisarts in opleiding is volwaardige medische zorg. Het college is dan ook met de huisarts van oordeel dat klager op geen enkele manier passende zorg is ontzegd doordat er huisartsen in opleiding in de praktijk werken. Het college is ook van oordeel dat het medisch dossier geen enkele aanleiding geeft om te veronderstellen dat de huisarts de klachten van klager niet serieus zou hebben genomen of zou hebben bijgedragen aan het ontstaan of verergeren van de medische klachten van klager. Deze klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 3: zonder reden doorverwijzen naar reumatoloog
5.4 De huisarts heeft toegelicht dat zij de enkelklachten van klager eerst zelf heeft geprobeerd te behandelen. Toen dit geen of onvoldoende effect had heeft zij klager naar een orthopeed verwezen. Omdat de enkelklachten bleven bestaan en klager niet terug naar de orthopeed en ook niet naar een podotherapeut wilde, heeft de huisarts hem uiteindelijk naar de reumatoloog verwezen. Het college is met de huisarts van oordeel dat dit (mede gelet op de toelichting door de huisarts tijdens het mondeling vooronderzoek) een logische stap is bij persisterende gewrichtsklachten met mogelijk zwelling, waarbij medicamenteuze behandeling (NSAID’s) en orthopedische behandeling (beoordeling en injectie) niet helpen. 
Een reumatoloog kan meedenken en oordelen over een breed scala aan -al dan niet inflammatoire- gewrichtsklachten. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. 
Klachtonderdeel 5: racisme
5.5 Het college is van oordeel dat in het medisch dossier niets terug te lezen is wat kan duiden op discriminatie. Klager heeft zijn (vergaand) verwijt op geen enkele wijze onderbouwd. Zijn verwijzing tijdens het mondeling vooronderzoek naar de opmerking in het medisch dossier ‘het valt wel mee’ kan niet als zodanige onderbouwing dienen – nog daargelaten dat deze opmerking is gemaakt door een collega van de huisarts. Ook dit resterende klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. 
Conclusie
5.6 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.”. 
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. Waar gaat de zaak over?” zijn weergegeven.
4.    Beoordeling van het beroep
Procedure
4.1    In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen/nalaten van de huisarts nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 maart 2023 is dat debat voortgezet. 
4.2    Het beroep van klager strekt ertoe – zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege – dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard. 
4.3    De huisarts kan zich vinden in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en stelt zich op het standpunt dat het beroep van klager moet worden verworpen.   
Beoordeling
4.4     Uit het oogpunt van een goede en eerlijke procesorde kunnen in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege worden voorgelegd die deel uitmaken van de oorspronkelijke klacht die aan het Regionaal Tuchtcollege is voorgelegd. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover in beroep sprake is van uitbreiding van de klacht, kan klager daarin dus niet worden ontvangen.
4.5     Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege kan zich vinden in de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege onder 5, en neemt die over. Klager klaagt in brede zin over het handelen van de huisarts, maar maakt zijn verwijten daarbij niet steeds concreet. Het Centraal Tuchtcollege ziet in het dossier en het door klager aangevoerde geen enkele aanwijzing dat de huisarts tekort is geschoten in de behandeling en bejegening van klager, zodat de klacht ongegrond is. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen. 
5.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover hij in beroep nieuwe klachten heeft ingediend;
verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder, voorzitter, H.M. Wattendorff en 
R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en C.A. Lindeboom en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden- beroepsgenoten en N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2023. 
            Voorzitter   w.g.            Secretaris  w.g.