Zoekresultaten 12231-12240 van de 12844 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0613 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/293T

      Klaagster verweet de tandarts dat hij in de periode dat hij haar heeft behandeld verrichtingen heeft gedeclareerd die niet zijn gedaan. De tandarts heeft dit ter zitting erkend. Hij heeft aangevoerd dat hij de klacht onderling wilde oplossen maar dat hij daartoe niet in de gelegenheid is gesteld vanwege een conflict met zijn voormalig compagnon. Het college stelde voorop dat een tandarts zelfstandig verantwoordelijk is voor een correcte afhandeling van declaraties met betrekking tot de behandeling die is verricht. Het college heeft de tandarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0614 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2008 O 063

    Klaagster verwijt de psychotherapeut dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld en die diagnose tijdens de behandeling nooit heeft medegedeeld en dat hij zich zeer onprofessioneel heeft gedragen door verbale agressie en een bedreigende houding, waardoor hij klaagster angst heeft berokkend. De psychotherapeut heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klachten. Het College acht de klacht op meerdere onderdelen gegrond en beveelt ten aanzien van de psychotherapeut de doorhaling van de inschrijving in het register.      

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0615 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2008 H 178a

    Klager verwijt de huisarts, dat zij niet binnen 15 minuten na het telefonische verzoek een visite heeft afgelegd en dus geen urgentie aan de melding heeft gegeven, dan wel onvoldoende snel heeft gereageerd. De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. Het College wijst de klacht af.      

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0606 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09234a

    Klaagster verwijt verweerder dat hij haar echtgenoot drie verschillende bloedverdunnende medicijnen heeft toegediend en dat hij aan haar geen informatie heeft verstrekt over de behandeling, de mogelijke gevolgen en eventuele alternatieven. Verweerder heeft gemotiveerd verweerder gevoerd. Het college is van oordeel dat het medicatiebeleid zeer zorgvuldig en naar de regelen der kunst is geweest. Vast staat dat het beleid met patiënt en klaagster is besproken. Het risico op een bloeding zoals zich korte tijd later heeft voorgedaan, is zodanig minimaal dat het niet nodig en gebruikelijk is de patiënt over dit risico te informeren. Ongegrond.  

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0607 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09234b

    Klaagster verwijt verweerder dat hij haar echtgenoot drie verschillende bloedverdunnende medicijnen heeft toegediend en dat hij aan haar geen informatie heeft verstrekt over de behandeling, de mogelijke gevolgen en eventuele alternatieven. Verweerder heeft gemotiveerd verweerder gevoerd. Het college is van oordeel dat het medicatiebeleid zeer zorgvuldig en naar de regelen der kunst is geweest. Vast staat dat het beleid met patiënt en klaagster is besproken. Het risico op een bloeding zoals zich korte tijd later heeft voorgedaan, is zodanig minimaal dat het niet nodig en gebruikelijk is de patiënt over dit risico te informeren. Ongegrond.  

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0608 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09234c

    Klaagster verwijt verweerder dat hij haar echtgenoot drie verschillende bloedverdunnende medicijnen heeft toegediend en dat hij aan haar geen informatie heeft verstrekt over de behandeling, de mogelijke gevolgen en eventuele alternatieven. Verweerder stelt dat hij geen enkele bemoeiing met de behandeling heeft gehad, zodat klaagster niet-ontvankelijk is. Voor het college is komen vast te staan dat verweerder inderdaad geen enkele bemoeiing met de zaak heeft gehad. Ongegrond.  

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0603 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 041/2009

    Klacht tegen neuroloog. Bij patiënte is in 2001 de diagnose epilepsie gesteld. Zij is hiervoor bij verweerder onder behandeling. In 2004 wordt zij onder de douche onwel. Verweerder is van oordeel dat dit geen epileptisch insult is. In 2005 heeft verweerder een verklaring geschreven voor het CBR voor het nemen van rijlessen. In mei 2007 is begonnen met afbouw van de medicatie. Patiënte komt in juni 2007 om bij een auto ongeluk. Klagers verwijten verweerder onder meer het bagatelliseren van de klacht, het nemen van oongeloorloofde riscico's met de toestemming het rijbewijs te mogen halen en het niet geven van een rijverbod na het voorstel de medicatie af te bouwen. Het college is van oordeel dat verweerder ten onrechte niet heeft onderkend dat er in 2004 in ieder geval sprake was van een bewustzijnstoornis en hij heeft op dat punt niet gehandeld conform paragraaf 7.3 van de regeling van het CBR "Eisen aan de medische rijgeschiktheid". Klacht gedeeltelijk gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0604 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 137/2008

      Klager verwijt verweerder, bedrijfsarts, dat hij tekortgeschoten is in de zorg die van hem mocht worden verwacht door onder meer zijn superviserende taken onvoldoende uit te voeren. Verweerder was belast met superviserende taken en klachtafhandeling, en had de eindverantwoording voor het waarborgen van kwaliteit en deskundige verzuimbegeleiding. Het college acht de klacht gegrond maar ziet af van het opleggen van een maatregel omdat verweerder in zekere zin het slachtoffer was van de werkdruk die hij ervoer bij zijn organisatie.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0605 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 144/2008

    Verweerder was basisarts en onder supervisie werkzaam als bedrijfsarts. De klacht houdt onder meer in dat verweerder klager een ondeugdelijk advies heeft gegeven en geen informatie heeft gegeven over een onafhankelijk deskundigenoordeel bij het UWV. De klacht wordt afgewezen.  

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0601 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 267/2009

      Betrekkelijk zeldzame schouder fractuur na trauma, geen traumatische bursitis zoals aanvankelijk gediagnosticeerd. Na paar weken werd atrofie van de musculus infraspinatus vastgesteld. Er bleek sprake van dislocatie van de tuberculum majus. Gelet op bij anamnese vertelde trauma, tegen deur gelopen, de zeldzaamheid van de uiteindelijke diagnose, welke eigenlijk alleen door een val op ene gestrekte arm kan plaatsvinden, heeft verweerder van een traumatische bursitis mogen uitgaan en daarvoor behandeling, middels een kenacort injectie mogen inzetten. Klacht afgewezen.