ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1605 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.322
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1605 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-09-2011 |
Datum publicatie: | 15-12-2011 |
Zaaknummer(s): | C2010.322 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager is na een bedrijfsongeval vanwege hoofdpijn- en nekklachten, verwezen naar de afdeling neurologie van het ziekenhuis waar klager door twee neurologen is gezien.Later ontstonden bij klager momenten van afwezigheid. Van klager is een EEG en een CT-scan gemaakt en een MRI van de hersenen. Klager heeft tegen beide neurologen een klacht ingediend. Klager verwijt de neuroloog dat hij het MRI-onderzoek heeft beperkt tot de hersenen en niet de halswervelkolom voor de nekklachten heeft onderzocht. Tevens verwijt hij de neuroloog dat hij niet heeft willen meewerken aan vervroeging van de gemaakte afspraak naar een andere datum dan 10 november 2009. Het RTG wijst de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2010.322 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: C. (vader),
tegen
D., neuroloog, werkzaam te E., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mw. mr. A.W. Hielkema, als juriste verbonden aan Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna te noemen klager - heeft op 30 december 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen neuroloog D. - hierna te noemen de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 31 augustus 2010, onder nummer 2009 H 247b heeft dat College de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 16 juni 2011 tegelijk behandeld met de zaak A. / F., neuroloog (C2010.321). De zaken zijn niet gevoegd. Ter terechtzitting zijn verschenen: de gemachtigde van klager de heer C. voornoemd alsmede de arts bijgestaan door mr. A.W. Hielkema voornoemd. Klager is hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen zonder bericht van verhindering niet verschenen.
De zaak is over en weer bepleit. Mr. A.W. Hielkema heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.
“2. De feiten
Klager was in maart 2009 betrokken geraakt bij een bedrijfsongeval waarbij hij met zijn hoofd tegen de voorruit van een vorkheftruck was aangekomen. Hij had zijn nek verdraaid en had sindsdien pijn in zijn nek.
Klager heeft daarna behandelingen van een fysiotherapeut ondergaan welke niet (afdoende) soelaas boden.
Vanaf oktober 2009 had hij nu en dan momenten van afwezigheid. Hij staarde voor zich uit en vertoonde trekkingen met de rechterarm. In verband met deze absences heeft de huisarts hem naar de afdeling neurologie van het G.-ziekenhuis te E. (hierna: het Ziekenhuis) verwezen waar de collega van de arts klager, na lichamelijk onderzoek door de coassistent, op 2 november 2009 heeft gezien. Op 3 november 2009 is een EEG gemaakt (geen bijzonderheden). Klager werd op 4 november 2009 op de afdeling SEH gepresenteerd, nadat hij door zijn echtgenote op de grond was aangetroffen met een absenceachtige aanval.
In opdracht van de arts is op die dag een CT scan gemaakt (geen afwijkingen). Een herhaald uitgesproken wens van klager om een MRI van de halswervelkolom te maken is afgewezen.
De arts heeft wel een MRI hersenen aangevraagd die op 18 november 2009 is gemaakt, evenmin met bijzonderheden. Voor 24 november 2009 was een vervolg poliafspraak gemaakt. Door of namens klager is om vervroeging van die afspraak gevraagd, waarop een afspraak voor 10 november is aangeboden die klager en zijn familie niet uitkwam. Een andere afspraak was niet mogelijk. De oorspronkelijk gemaakte afspraak van 24 november 2009, die was blijven staan, heeft klager afgezegd. “
2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.
“3. De klacht
Klager verwijt de arts dat hij het MRI-onderzoek heeft beperkt tot de hersenen en niet de halswervelkolom voor de nekklachten heeft onderzocht. Tevens verwijt hij de arts dat hij niet heeft willen meewerken aan vervroeging van de gemaakte afspraak naar een andere datum dan die van 10 november 2009.
4. Het standpunt van de arts
De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt hieronder daarop ingegaan.”
2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“5. De beoordeling
5.1 De arts is in samenwerking met zijn collega-neuroloog, tegen wie eveneens een klacht is ingediend, tot de conclusie gekomen dat de lichamelijke klachten van klager sinds oktober 2009 niet te verklaren waren door de nekklachten die sinds het bedrijfsongeval bestonden en ondanks fysiotherapie (mogelijk) waren blijven bestaan. Tot die beoordeling is de arts gekomen op grond van de absence(-achtige) symptomen waarmee klager sinds kort kampte, en de uitkomst van het lichamelijk onderzoek op
2 november 2009 en de uitslagen van de neurologische onderzoeken (EEG en CT) daarna die niet wezen op de nekklachten als de oorzaak. Achteraf bleek de MRI van de hersenen, waarop ook altijd hoog cervicaal wordt afgebeeld, evenmin bijzonderheden te vertonen die het verband tussen de recente klachten en het bedrijfsongeval aannemelijk maakte. Het was daarom gerechtvaardigd dat de arts zich primair richtte op de epileptische aanvallen van klager als oorzaak en niet op de nekklachten. Hij is daarom begrijpelijkerwijze niet ingegaan op het verzoek om de halswervelkolom in het onderzoek te betrekken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
5.2. Vervroeging van de gemaakte poli-afspraak is niet mogelijk gebleken. Klager, althans zijn vader, waren kennelijk niet in staat om op 10 november 2009 te komen. Zoals hij heeft gesteld, had hij inderdaad de vrijheid om niet te motiveren waarom hij op die dag niet kon komen. Voor zover de arts, of het medisch personeel, hieruit de conclusie heeft getrokken dat het probleem (in de ogen van klager) niet ernstig was, zou dit onjuist zijn. Het is te betreuren dat niet een poging is ondernomen om alsnog een andere afspraak op een andere datum vóór 24 november 2009 gedaan te krijgen en de arts niet in elk geval heeft geprobeerd de ongerustheid bij klager en zijn familieleden weg te nemen toen de afspraak niet vervroegd kon worden. Omdat de arts niet verwijtbaar primair uitging van epilepsie als oorzaak van de recente klachten, en deze aandoening niet als hoogst acuut behandeling behoefde, mocht hij ervoor kiezen om de afspraak op iets langere termijn te handhaven.. De arts is op dit punt geen verwijt te maken. Ook het tweede klachtonderdeel is ongegrond.
5.3 Uit het voorgaande volgt dat beide klachtonderdelen ongegrond zijn en deze zonder verder onderzoek in raadkamer zullen worden afgewezen”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1 staan weergegeven. Dit echter met dien verstande dat de huisarts klager niet in verband met absences maar in verband met de regelmatig optredende nek- en hoofdpijn in verband met het hoog energetisch trauma (van maart 2009) heeft verwezen naar de afdeling neurologie van het G.-ziekenhuis te E..
4. Beoordeling van het hoger beroep
Procedure.
4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert (impliciet) tot vernietiging van de bestreden beslissing en tot gegrond verklaring van zijn klacht in hoger beroep.
4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert impliciet tot verwerping van het beroep.
Beoordeling
4.3 Het beroep van klager heeft betrekking op twee klachtonderdelen. Ten eerste verwijt klager de arts dat hij het MRI-onderzoek heeft beperkt tot de hersenen en niet de halswervelkolom voor de nekklachten heeft onderzocht. Ten tweede verwijt klager de arts dat hij niet heeft willen meewerken aan vervroeging van de gemaakte afspraak naar een andere datum dan 10 november 2009.
4.4 Wat betreft het eerste klachtonderdeel overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt.
Op 2 november 2009 is klager neurologisch onderzocht naar aanleiding van een pijnlijke nek en twee pijnaanvallen op het werk en thuis, gepaard gaand met perioden van afwezigheid en trekkingen van de rechter arm. Na door zijn echtgenote op de grond te zijn gevonden is klager op 4 november 2009 onderzocht op de afdeling SEH van hetzelfde ziekenhuis door de arts-assistent onder supervisie van de arts. De arts-assistent heeft een uitvoerige anamnese afgenomen waarbij ook de nek is onderzocht. Zij constateert onder meer dat de nek drukpijnlijk is. Ook deze anamnese en het klinische onderzoek duiden er niet noodzakelijkerwijs op dat de oorzaak van de lichamelijke klachten (de hoofdpijn en met name de absences) hun oorzaak vinden in de halswervelkolom. Noch de anamnese noch de verdere neurologische onderzoeksbevindingen moesten de arts derhalve aanleiding geven om de halswervel- kolom van klager nader door middel van een MRI-scan te onderzoeken.
Dat de arts in navolging van de neuroloog die klager op 2 november 2009 had onderzocht eveneens dacht aan epileptische aanvallen en zich ook richtte op neurologisch onderzoek van de hersenen (EEG, CT en MRI) om een verklaring te vinden voor de hoofdpijn met de absences, acht het Centraal Tuchtcollege gerechtvaardigd. Ook deze onderzoeken leverden echter geen bijzonderheden op en gaven daarnaast geen aanleiding om te veronderstellen dat de oorzaak van genoemde lichamelijke klachten gezocht moest worden in de halswervelkolom. Ook na dit onderzoek bestond er voor het verrichten van een MRI-scan van de halswervelkolom voor deze arts geen neurologische indicatie.
Dit klachtonderdeel faalt.
4.5 Wat betreft het tweede klachtonderdeel overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt.
Van het aanbod van de arts om klager op 10 november 2009 op de polikliniek te beoordelen heeft klager om hem moverende redenen geen gebruik gemaakt.
Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat, aangezien de arts uitging en kon uitgaan van epilepsie als meest waarschijnlijke oorzaak van de lichamelijke klachten van klager en deze aandoening geen onmiddellijke behandeling behoefden, vervroeging van de afspraak niet noodzakelijk was. De arts mocht er gelet op de omstandigheden voor kiezen om de afspraak op 24 november 2009 te handhaven. De door klager betwiste stelling van de arts dat de arts op 13 november 2009 nog heeft aangeboden om klager op de polikliniek te zien, kan, wat hier verder ook van zij, derhalve onbesproken blijven.
Dit klachtonderdeel slaagt evenmin.
4.6 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep van klager te worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter,
mrs. H.C. Cusell en M. Zandbergen, leden-juristen en dr. C.C. Tijssen en P.J. Schimmel, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 15 september 2011, door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Voorzitter w.g.
Secretaris w.g.