Zoekresultaten 1-10 van de 612 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:163 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6641

    Deels gegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster heeft de tandarts bezocht vanwege een (niet pijnlijk) plekje aan haar tandvlees. Zij verwijt de tandarts dat de behandeling te uitvoerig en deels onnodig was en dat de tandarts een onjuiste diagnose heeft gesteld. Het college is van oordeel dat met name het blootstellen van klaagster aan straling, zonder eerst te beoordelen of het maken van een foto gerechtvaardigd is en zonder te streven naar de laagst haalbare dosis straling, de tandarts kan worden aangerekend. Ook het niet goed bijhouden van het patiëntendossier en het te werk gaan zonder daaraan voorafgaand de patiënte te informeren en toestemming te vragen, zijn tuchtrechtelijk verwijtbaar. De tandarts heeft ter zitting erkend dat haar handelwijze omtrent het maken van een röntgenfoto niet juist was en heeft zich in zoverre toetsbaar opgesteld. Deels gegronde klacht, waarschuwing en publicatie in het algemeen belang.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:164 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7223

    Voorzittersbeslissing. Het verkeerd noteren van een jaartal in een brief aan de huisarts, namelijk 2018 in plaats van 2017, wordt gekwalificeerd als eenvoudige verschrijving. Het tuchtrecht is niet bedoeld om verschrijvingen in een medisch dossier aan de orde te stellen. Daarom is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk van onvoldoende gewicht is. 

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:165 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6532

    Deels gegronde en deels verjaarde klacht tegen een tandarts. De klacht bestaat uit diverse onderdelen en betreft -samengevat- het verwijt dat de tandarts niet de juiste tandheelkundige zorg aan klaagster heeft verleend. In 2008 heeft de tandarts bij klaagster vijf implantaten in de bovenkaak geplaatst. In de periode daarop zijn kronen en meermaals tijdelijke en definitieve bruggen geplaatst. Het bleek een langdurig en zeer pijnlijk proces, waarin telkens sprake was van terugkerende ernstige pijnklachten. In de zoektocht naar de oorza(a)k(en) werden ook derden geconsulteerd zonder dat een duidelijke oorzaak is gevonden. In 2015 is één van de implantaten verwijderd, waardoor de spanning in de bovenkaak wat afnam. Uiteindelijk is klaagster (in december 2015) bij de tandarts weggegaan. Er ontbreekt op dit moment een groot deel van haar gebit; de situatie is (nog) niet hersteld. Het college is van oordeel dat bij klaagster sprake is geweest van een zeer complexe casus met persisterende en ernstige pijnklachten, waarbij steeds nieuwe beslissingen zijn genomen ten aanzien van de vervolgbehandelingen. De tandarts heeft nagelaten, althans dit blijkt nergens uit, zich ervan te vergewissen dat klaagster de verkregen informatie steeds heeft begrepen en dat zij uitdrukkelijke toestemming gaf voor de vervolgbehandelingen. Een en ander is ook niet goed bijgehouden in het medisch dossier. Dit wordt de tandarts aangerekend. Het college verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar klachten die zien op het handelen van vóór 2 november 2013 en verklaart één klachtonderdeel gegrond en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Waarschuwing en publicatie in het algemeen belang.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:144 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2258

    Klaagster was onder behandeling bij de arts vanwege al langer bestaande pijnklachten in de onderrug die toenamen. Klaagster was tevens bekend met een paniekstoornis en stond ten tijde van de behandeling door de arts onder behandeling van een psycholoog in verband met PTSS-klachten. Klaagster verwijt de arts dat hij haar ten onrechte niet op de hoogte heeft gesteld van het advies van een door de arts geconsulteerde orthopedisch chirurg, zonder overleg een tweede discogram heeft afgezegd, zonder haar toestemming telefonisch overleg heeft gevoerd met haar echtgenoot en haar ten onrechte heeft doorverwezen naar een psychiater. Het RTG heeft het eerste klachtonderdeel ongegrond verklaard. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel heeft het RTG geoordeeld dat de arts weliswaar wat explicieter had kunnen zijn in zijn berichtgeving maar dit niet dusdanig verwijtbaar is dat dit tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel moet leiden. De arts erkent dat hij telefonisch overleg heeft gevoerd met de echtgenoot over de behandeling aan klaagster, zonder dat klaagster hiervoor toestemming had gegeven. Het RTG heeft dit klachtonderdeel gegrond verklaard. Met betrekking tot het vierde klachtonderdeel heeft het RTG geoordeeld dat de arts duidelijker met klaagster had kunnen communiceren, maar hij klaagster op goede gronden heeft verwezen. Ook dit klachtonderdeel is door het RTG ongegrond verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de arts de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het namens klaagster ingestelde beroep tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdelen één, twee en vier.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:138 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2111

    Klacht tegen een huisarts. Klager is in een periode van ongeveer twee jaar (2012-2014) blootgesteld geweest aan rioolgassen in zijn woning en wil daarvoor schadevergoeding. In opdracht van klagers rechtsbijstandsverzekeraar heeft de huisarts een advies uitgebracht over de relatie tussen deze blootstelling en de gestelde gezondheidsschade. De huisarts concludeert dat die relatie er niet is. Klager verwijt de huisarts dat hij op onjuiste gronden tot het advies is gekomen en dat de conclusie ervan onjuist is. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat niet is voldaan aan de eerste en derde eis die aan een deugdelijk rapport moeten worden gesteld en verklaart het eerste klachtonderdeel gegrond. Het tweede klachtonderdeel acht het Regionaal Tuchtcollege ongegrond. Aan de huisarts is de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de huisarts tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:139 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2251

    Klacht tegen orthopedisch chirurg. Klager heeft sinds een scooterongeluk in 2000 invaliderende klachten aan zijn rechterknie. In september 2022 kwam klager voor het eerst bij de orthopedisch chirurg terecht. Klager wilde graag een kijkoperatie aan zijn knie omdat verschillende artsen in de jaren daarvoor geen oorzaak hadden kunnen vinden voor zijn klachten. De orthopedisch chirurg heeft klager onderzocht en geconcludeerd dat er op basis van de onderzoeken geen aanwijzingen waren voor aantoonbare afwijkingen in de knie, en dat er geen medische indicatie was om een kijkoperatie te verrichten. Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij ten onrechte geen kijkoperatie wilde uitvoeren bij hem. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:140 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2281

    De orthopedisch chirurg heeft bij klaagster via een kijkoperatie de meniscus in de rechterknie verwijderd. Enige maanden daarna is bij klaagster trombose in deze knie vastgesteld. Volgens klaagster had de orthopedisch chirurg haar profylactische antistolling dienen voor schrijven omdat zij rookt en anticonceptie gebruikt. Verder verwijt klaagster de orthopedisch chirurg onder andere dat hij tijdens de nacontroles de trombose bij klaagster niet heeft gediagnostiseerd of vermoed. De orthopedisch chirurg heeft naar het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege met betrekking tot het niet voorschrijven van tromboseprofylaxe volgens de richtlijn gehandeld. De door klaagster genoemde omstandigheden waren geen reden om van die richtlijn af te wijken. Verder heeft het Regionaal Tuchtcollege geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat de orthopedisch chirurg tijdens de nacontroles aanwijzingen voor trombose heeft gemist. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard voor zover de klachtonderdelen zijn gericht op het handelen van verweerders collega en het ziekenhuis in het algemeen en de klacht voor het overige ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster tegen die beslissing ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:141 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2329

    Klaagster is een paar keer door de huisarts gezien in verband met microscopisch (onzichtbaar) bloedverlies in de urine. De huisarts heeft een gynaecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is door klaagster als zeer pijnlijk en grensoverschrijdend ervaren. Klaagster verwijt de huisarts verder dat hij onjuistheden in het medisch dossier heeft genoteerd en dat hij onvoldoende uitleg heeft gegeven over de noodzaak van de door hem uitgevoerde onderzoeken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege waren alle door de huisarts bij klaagster uitgevoerde onderzoeken geïndiceerd. Het Centraal Tuchtcollege kan net als het Regionaal Tuchtcollege niet vaststellen dat de gebeurtenissen die klaagster schetst ook daadwerkelijk zo hebben plaatsgevonden. Volgens vaste rechtspraak kan het Centraal Tuchtcollege wanneer sprake is van uiteenlopende lezingen geen oordeel geven, omdat aan het woord van de een nu eenmaal niet meer waarde gehecht kan worden dan aan het woord van de ander. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:142 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2231

    Klager bezocht in september 2021 de huisarts in verband met pijnklachten aan zijn linkerhand. In eerste instantie dacht de huisarts aan een ontsteking en schreef hij pijnmedicatie/ontstekingsremmers voor. Enkele dagen later verwees de huisarts klager, in verband met verdenking panaritium, met spoed naar het ziekenhuis voor chirurgische beoordeling. Klager maakte daarna zelf een afspraak met een andere plastisch chirurg. Op verzoek van klager stelde de huisarts een verwijsbrief op naar deze plastisch chirurg. Na onderzoek in het ziekenhuis bleek dat er sprake was van een fractuur. Klager verwijt de huisarts dat hij niet de juiste medische zorg heeft verleend en klager niet tijdig heeft verwezen voor chirurgische hulp. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:143 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2299

    Klacht tegen een GZ-psycholoog. Een journalist heeft een podcast gemaakt over klaagster. Zij heeft de GZ-psycholoog gevraagd om in de podcast gedragingen die aan klaagster worden toegeschreven, te duiden. Dit heeft de GZ-psycholoog gedaan, zonder dat hij klaagster ooit gezien of gesproken heeft. Klaagster verwijt de GZ-psycholoog zijn medewerking aan en uitlatingen tijdens de podcast. Het tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt – mede vanwege het tuchtrechtelijk verleden van de GZ-psycholoog – een voorwaardelijke schorsing van drie maanden op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door de GZ-psycholoog tegen deze beslissing ingestelde beroep.