Zoekresultaten 10271-10280 van de 12905 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2650 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.181

    Klager is patiënt in de praktijk waar verweerder, huisarts, als waarnemer werkzaam is geweest.  Klager was al eerder bekend met nierstenen en heeft zich op enig moment tot verweerder gewend met klachten. Klager verwijt verweerder dat hij: 1.  Tot twee keer toe een verwijzing naar de uroloog heeft geweigerd, zelfs nadat het hem  duidelijk was dat klager onder behandeling was van een uroloog en terwijl er een medische  noodzaak was voor het verwijzen naar de uroloog; 2.  Klager geen nieuwe medicijnen heeft voorgeschreven; 3.  Bij klager een buikholteonderzoek heeft uitgevoerd en van plan was een urine onderzoek te  laten uitvoeren die beide niet nodig waren gezien de feiten en de omstandigheden; 4.  Klager onjuist heeft geïnformeerd door te stellen dat uit het urineonderzoek zou blijken of sprake was van nierstenen. RTG Amsterdam: Klacht in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. CTG: verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2644 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.328

    Klacht tegen chirurg. Na een val is klaagster in het ziekenhuis door (o.a.) de arts onderzocht en vervolgens uit het ziekenhuis ontslagen. De pijn houdt aan en later blijkt sprake te zijn van een spierverscheuring. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de arts geen of onvoldoende onderzoek heeft verricht en legt de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat niet is komen vast te staan dat geen (of onvoldoende) onderzoek heeft plaatsgevonden. Het beroep van de arts slaagt en de klacht wordt alsnog ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2651 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.185

    Klaagster heeft een darmoperatie ondergaan. De operatie is uitgevoerd door een arts-assistent chirurgie onder supervisie van verweerder, chirurg, die als assistent bij de operatie fungeerde. Na aanhoudende klachten bleek een gaasje in de buikholte van klaagster achtergebleven. Zij verwijt verweerder nalatigheid bij de controle op eventueel achtergebleven operatiemateriaal en gebrek aan toezicht op het volgens van het protocol (het tellen van de gaasjes) door medewerkers. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachten als ongegrond afgewezen. Het beroep faalt.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2645 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.396

    De echtgenote van klager is bevallen van een gezonde dochter maar tijdens de uitdrijving is een totaalruptuur ontstaan. Klager verwijt de aangeklaagde verloskundige: 1. dat zij pas na aanvang van de ontsluitingsfase en pas na herhaalde oproep een huisbezoek heeft afgelegd waardoor overhaast naar het ziekenhuis moest worden vertrokken met een onzorgvuldige introductie aldaar; 2. dat zij heeft vergeten de vrouw voor het persen te laten urineren hetgeen de uitdrijving heeft bemoeilijkt; 3. Dat zij geen instructies heeft gegeven om gecontroleerd te persen; 4. dat zij geen episiotomie heeft uitgevoerd terwijl daarvoor wel een indicatie was; 5. dat zij niet de indruk gaf dat zij het baringsproces onder controle had; 6. ontoereikende nazorg; 7. gebrek aan bereidheid tot zelfreflectie; 8. het afleggen van een onjuiste verklaring over het verloop van de bevalling. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt de klacht in al haar onderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2654 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 137/2012

      Raadkamerbeslissing. Klacht tegen kinderarts. Verwijzing naar de kinderpsycholoog van klagers 7-jarige dochter zonder zijn toestemming. Ongegrond, nu verweerster de toestemming van klager mocht veronderstellen omdat hij eerder samen met de moeder op consult was gekomen met zijn dochtertje.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2652 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.197

    De broer van patiënt met ernstig COPD belde rond 11.15 uur met de huisarts met de mededeling dat patiënt meer benauwd was dan anders. Verweerster, huisarts, had vervolgens telefonisch contact met de hees sprekende patiënt en sprak met hem af dat zij aan hem een visite zou afleggen tussen 12.00 uur en 14.00 uur. De broer belde rond 12.00 uur nogmaals, omdat patiënt de telefoon niet meer beantwoordde. De huisarts wees hem op haar afspraak met patiënt. Toen de huisarts rond 13.00 uur bij het adres van patiënt aankwam, bleek hij te zijn overleden. De zuster van patiënt klaagt dat de huisarts onvoldoende zorg heeft betracht door niet direct een visite af te leggen. Klaagster verwijt verweerster dat zij 1) de telefonische zorgmeldingen niet serieus heeft genomen, 2) de klachten niet heeft gezien als spoedeisend, ondanks dat zij op de hoogte was van de medische gesteldheid van patiënt, 3) op grond van de NHG-richtlijn betreffende COPD, conform de richtlijn had moeten reageren, 4) wel herhalingsmedicatie heeft voorgeschreven voor de COPD, maar niet heeft nagegaan of het verstandig was deze medicatie te blijven gebruiken en dat zij niet op de hoogte was van de contacten tussen patiënt en longarts, 5) na het overlijden van patiënt geen poging heeft gedaan om contact te leggen met klaagster en haar familie. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond, omdat de huisarts, gelet ook op de ziektegeschiedenis van patiënt, zich gerustgesteld mocht voelen door het telefoongesprek dat zij met patiënt had. Het hoger beroep van klaagster betreft de klachtonderdelen één, twee en drie. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de betreffende klachtonderdelen ongegrond en verwerpt het hoger beroep. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2646 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.407

    Klager is op verdenking van een rectumcarcinoom doorverwezen naar het ziekenhuis waar hij door verweerder, chirurg, is geopereerd. Na de operatie treden complicaties op.Klager verwijt verweerder dat: 1. Hij voorafgaand aan de eerste operatieve ingreep geen contact heeft gehad met klager; 2. Hij tegen de uitdrukkelijke twijfels van klager in het ontlastende stoma negen dagen na de operatie heeft opgeheven; 3. Hij de situatie niet beheerste, hij onvoldoende ervaren was en niet in staat bleek omweloverwogen de vervolgstappen in het behandeltraject te nemen. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht op al haar onderdelen af. Klager komt onder aanvoering van twee grieven in beroep bij het Centraal Tuchtcollege. De grieven treffen geen doel en het beroep wordt derhalve verworpen. 

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2655 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 020/2012

    Raadkamerbeslissing. Klacht tegen bedrijfsarts kennelijk ongegrond. Klager klaagt over de verzuimbegeleiding van verweerder. Voor de verzuimbegeleiding is de FML een hulpmiddel bij advisering aan medewerker en werkgever. Een FML behelst de professionele visie van een bedrijfsarts op een bepaald moment in de verzuimbegeleiding.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2013:YG2636 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/410

    Klager heeft namens zijn overleden echtgenote, hierna patiënte genoemd een klacht ingediend tegen drie huisartsen, verbonden aan een huisartsenpost. Klager heeft deze huisartsenpost viermaal in één weekend geconsulteerd in verband met de toestand van patiënte, bij wie eerder- door haar eigen huisarts- de diagnose nierbekkenontsteking was gesteld. Klager verwijt de huisartsen kort samengevat dat zij te lang hebben vastgehouden aan de eerdere gestelde diagnose en de diagnose acute leukemie gemist hebben. Voorts schoot het registratiesysteem van de huisartsenpost ernstig tekort en moest klager steeds opnieuw antwoord geven op vragen die bij een eerder contact al aan de orde waren geweest. De huisartsen hebben gemotiveerd verweer gevoerd

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2621 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.378

    Verweerder is lid van bestuur van het ziekenhuis waar klaagster patiënte is. Wanneer klaagster zonder huisarts raakt wendt zij zich ook voor eerstelijnshulp tot het ziekenhuis. Het ziekenhuisbestuur besluit deze situatie voor drie maanden te laten voortduren waarna klaagster alleen voor spoedeisende respectievelijk noodzakelijke zorg in het ziekenhuis terecht kan. In deze periode van drie maanden wordt klaagster geacht een nieuwe huisarts te vinden, wat haar niet lukt. Klaagster verwijt verweerder dat hij als lid van de raad van bestuur van het ziekenhuis acute noodzorg aan klaagster weigert te verlenen. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af en het beroep van klaagster wordt verworpen.