ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2621 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.378

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2621
Datum uitspraak: 29-01-2013
Datum publicatie: 12-02-2013
Zaaknummer(s): c2011.378
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder is lid van bestuur van het ziekenhuis waar klaagster patiënte is. Wanneer klaagster zonder huisarts raakt wendt zij zich ook voor eerstelijnshulp tot het ziekenhuis. Het ziekenhuisbestuur besluit deze situatie voor drie maanden te laten voortduren waarna klaagster alleen voor spoedeisende respectievelijk noodzakelijke zorg in het ziekenhuis terecht kan. In deze periode van drie maanden wordt klaagster geacht een nieuwe huisarts te vinden, wat haar niet lukt. Klaagster verwijt verweerder dat hij als lid van de raad van bestuur van het ziekenhuis acute noodzorg aan klaagster weigert te verlenen. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af en het beroep van klaagster wordt verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.378 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., arts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 14 september 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

12 oktober 2011, onder nummer 10138b heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2011.375 en C2011.376 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 december 2012. Voorafgaand aan de zitting bereikte het Centraal Tuchtcollege het bericht dat klaagster is overleden. Namens klaagster is niemand verschenen. Verweerder is niet ter zitting verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder is arts, lid van de raad van bestuur van het ziekenhuis waar klaagster sinds 2005 patiënte is bij diverse specialismen. Vanaf 2009 heeft klaagster geen huisarts. In januari 2010 heeft dit geleid tot de beslissing dat klaagster voor drie maanden zorg, bestaande uit machtigingen en medicatie, zou krijgen zodat zij tijd had om een huisarts te vinden. Dat is niet gelukt. Klaagster wordt wel behandeld door de uroloog van het ziekenhuis en voor spoedeisende zaken wordt zij ook behandeld, maar niet (meer) wanneer zij zich voor doorverwijzingen of administratieve vragen tot de SEH wendt.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

In opdracht van verweerder als lid van de raad van bestuur van het ziekenhuis wordt aan klaagster acute noodzorg geweigerd.

4. Het standpunt van verweerder

Er wordt geen noodzorg geweigerd.

5. De overwegingen van het college

Het college acht de klacht tegen verweerder als lid van de raad van bestuur ontvankelijk, gelet op de beslissing van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 19 april 2011, nr 2010/159. De klacht mist echter feitelijke grondslag, nu niet vaststaat dat acute zorg wordt geweigerd. Overigens acht het college de opstelling van de raad van bestuur jegens klaagster, zoals onder de feiten omschreven, zeer zorgvuldig. De klacht is kennelijk ongegrond.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klaagster beoogt met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert - impliciet - tot gegrond verklaring van het beroep. De arts heeft hiertegen verweer gevoerd en concludeert - eveneens impliciet - tot verwerping van het beroep.

4.2 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten noch tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter, mr. H.C. Cusell en

prof. mr. J.K.M. Gevers, leden-juristen en dr. J.C.M. van Huisseling en

prof. dr. G.H.A. Visser, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 januari 2013.

Bij ontstentenis van de voorzitter w.g.

getekend door prof.mr. J.K.M. Gevers

Secretaris w.g.