ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2654 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 137/2012
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2013:YG2654 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-02-2013 |
Datum publicatie: | 14-02-2013 |
Zaaknummer(s): | 137/2012 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Raadkamerbeslissing. Klacht tegen kinderarts. Verwijzing naar de kinderpsycholoog van klagers 7-jarige dochter zonder zijn toestemming. Ongegrond, nu verweerster de toestemming van klager mocht veronderstellen omdat hij eerder samen met de moeder op consult was gekomen met zijn dochtertje. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 14 februari 2013 naar aanleiding van de op 14 juni 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , kinderarts, werkzaam te B,
bijgestaan door mr. A.C.I.J. Hiddinga, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,
v e r w e e r s t e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het aanvullende klaagschrift met bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlage.
Partijen hebben afgezien van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
De klacht heeft betrekking op de zorg die verweerster heeft verleend aan klagers dochter D, geboren op 18 december 2000, over wie hij samen met de moeder het gezag heeft. Blijkens een brief van 22 oktober 2007 van kinderarts E aan de huisarts van D was zij in behandeling gekomen bij de afdeling kindergeneeskunde waar ook verweerster werkzaam is vanwege achterblijvende lengtegroei. In de brief is onder meer vermeld: “Anamnese: volgens ouders groeit D goed en ontwikkelt zij zich prima” en “Wij zullen de uitslag telefonisch met de ouders bespreken”.
D kwam, begeleid door haar moeder, op 30 oktober 2008 bij verweerster op de polikliniek kindergeneeskunde. D had jeukende plekken die zich over het hele lichaam hadden verspreid waar ze aan krabde. Ze was al bij de dermatoloog geweest maar diens behandeling had geen effect gehad. Verweerster heeft de psycholoog in consult gevraagd voor het afleren van het krabben en om te kijken naar eventuele onderliggende oorzaak van het krabben.
Dit is het enige contact dat verweerster met D heeft gehad.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerster, zakelijk weergegeven:
- het zonder zijn toestemming verwijzen van D naar een medefrauderende psycholoog;
- het zonder zijn toestemming of dringende noodzaak vertrouwelijke informatie verschaffen/ verkopen aan derden;
- het misbruik maken door een link te leggen met de ouder-kind-relatie;
- vervalsing van het dossier om eigen handelen (zij heeft bij weten van klager D nooit behandeld) te verdoezelen.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij er beter aan had gedaan klager om toestemming te vragen voor doorverwijzing naar de kinderpsycholoog. Zij meende echter dat de vader op de hoogte was toen D met haar moeder op consult kwam. Sinds 2009 wordt op de afdeling kindergeneeskunde uitdrukkelijk gevraagd naar de gezinssamenstelling. Op het verweer wordt voor het overige hieronder ingegaan wanneer dat noodzakelijk is.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Het college wijst er voorts op dat het bevreemdt dat van het consult bij verweerster op
30 oktober 2008 verslag is gedaan in een brief van 17 november 2009 van verweersters collega F, hoewel die volgens de status op 16 november 2009 een eigen en andersoortig poliklinisch contact had gehad met D. Hier is echter niet concreet over geklaagd en er lijkt voorts sprake van een administratieve misslag waarmee verweerster niets van doen heeft, zodat er geen aanleiding is haar te dien aanzien een tuchtrechtelijk verwijt te maken.
5.3
Kern van de klacht is dat klager niet om toestemming is gevraagd voor verwijzing van D naar een psycholoog. In beginsel is een verwijzing een handeling waarvoor toestemming van beide gezaghebbende ouders noodzakelijk is. D was echter reeds onder behandeling van de kinderartsen, en uit het dossier valt af te leiden dat klager de eerste keer is meegekomen naar het spreekuur. Nu niet is gebleken dat verweerster ten tijde van het contact dat zij met D heeft gehad op de hoogte was van het feit (zoals vermeld in de brief van de psycholoog van
28 januari 2009) dat de moeder sinds korte tijd weg was bij klager, mocht verweerster de zojuist genoemde toestemming van klager veronderstellen. Haar handelen kan de tuchtrechtelijke toets der kritiek dus wel doorstaan. Dit neemt niet weg dat het een goede zaak is dat de afdeling kindergeneeskunde, naar het college begrijpt, sinds 2009 meer oog heeft voor dit soort kwesties. Dit klachtonderdeel is evenwel kennelijk ongegrond.
5.4
Ditzelfde geldt voor de overige klachtonderdelen. Gegeven het feit dat verweerster D mocht doorverwijzen, mocht zij ook als gebruikelijk de daartoe noodzakelijke informatie doorgeven aan de psycholoog. Niet is gebleken, noch duidelijk gemaakt dat daarin een link is gelegd met een ouder-kind-relatie. Uit niets blijkt, en klager heeft ook niet onderbouwd, dat verweerster (mede-)schuldig is aan frauduleus handelen.
De klacht wordt dus als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. F. Brus en M.D. Klein Leugemors, leden-geneeskundigen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2013 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.