Zoekresultaten 15331-15340 van de 20339 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:82 Raad van Discipline Arnhem 13-68

    De raad in onderstaande samenstelling heeft eerst na de zitting kennis gekregen van het feit dat verweerder op door het College van Afgevaardigden van de Orde van Advocaten is verkozen tot lid van deze raad, en wel ingaande kort na de zitting. Onder die omstandigheid verklaarde de raad zich gelet op het bepaalde in artikel 46 a lid 3 Advocatenwet onbevoegd om op het onderhavige verzet te beslissen.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:95 Raad van Discipline Arnhem 13-178

    Voorzittersbeslissing. Klager niet ontvankelijk wegens te laat indienen klacht. Klager heeft geklaagd vier jaar nadat de werkzaamheden van verweerder waren geëindigd en voor dit tijdsverloop zijn geen redenen gebleken. Bij een beroep op de tijd die is verstreken sinds de feiten waarover wordt geklaagd, dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen. Te weten: enerzijds het ten gunste van klaagster wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Het belang van verweerder bij rechtszekerheid moet in dit geval prevaleren. 

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:89 Raad van Discipline Arnhem 13-39

    Klacht over belangenverstrengeling gegrond. In regel 7 lid    4 van de gedragsregels voor advocaten staat als  uitgangspunt dat een advocaat niet optreedt tegen een voormalige cliënt of een voormalige cliënt van een kantoorgenoot. Lid 5 van deze regel bevat een uitzondering. Alleen als aan alle (cumulatieve) voorwaarden van lid 5 is voldaan mag de advocaat wel optreden voor een voormalig cliënt. In de kwestie waarover de raad heeft te oordelen kan geen beroep op bedoelde uitzondering worden gedaan. Het verzoek tot wijziging van kinderalimentatie dat verweerster behandelde houdt verband met de echtscheiding, die destijds door de kantoorgenote van verweerster was behandeld en de in dat kader eerder vastgestelde alimentatie.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:83 Raad van Discipline Arnhem 13-67

    Klacht onder meer dat verweerder zich grievend over klaagster heeft uitgelaten door haar in een brief aan de deken ‘geestelijk gehandicapt’ te noemen en dat hij haar dossier heeft gesloten en de toevoeging heeft gedeclareerd zonder haar hieromtrent te informeren. Verweerder had zijn bewoordingen weliswaar ontleend aan informatie van klaagsters moeder, maar dat neemt niet weg dat hij ze beter had kunnen vermijden. Gelet op zijn - op de raad als oprecht overgekomen - excuses is de raad van oordeel dat de ongelukkige keuze van die woorden van onvoldoende gewicht is om hem van zijn handelen een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De eerstgenoemde klacht is daarmee ongegrond. Sluiting dossier niet onterecht.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:96 Raad van Discipline Arnhem 13-249

    Voorzittersbeslissing. Klager van advocaat tegen opvolgend advocaat die zaak op toevoegingsbasis heeft overgenomen. Afgesproken is dat verweerster klager een bedrag zou betalen voor zijn eerdere werkzaamheden in de zaak. Klager klaagt erover dat betaling uitblijft. Het is tussen advocaten zo geregeld dat met de voorgaande advocaat pas wordt afgerekend als de toevoegingsvergoeding voor de zaak betaalbaar is gesteld. Verweerster hoefde het bedrag niet voor te schieten. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:90 Raad van Discipline Arnhem 13-40

    Klager verwijt verweerster als advocaat van de wederpartij van klager in processtukken ernstige en ongefundeerde beschuldigingen jegens klager te hebben geuit, waaronder (de voorbereiding van) moord, ontvoering, geweldsdelicten, bedreiging en plegen van fraude waarbij de bron van deze beschuldigingen slechts haar cliënt was. De raad is van oordeel dat verweerster de in zekere mate geverifieerde beschuldiging van het vervoeren van zwart geld, waarvoor zij het nodige houvast heeft gevonden, naar voren heeft mogen brengen. Anders oordeelt de raad over de beschuldiging van liquidatie en ontvoering door klager. Gelet op de ernst van deze beschuldigingen had verweerster meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen en onderzoek moeten doen naar de juistheid daarvan alvorens deze beschuldigingen in de processtukken op te nemen en niet alleen af mogen gaan op de verklaring van haar cliënt. Klacht ten dele gegrond. Enkele waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:84 Raad van Discipline Arnhem 13-54

    De raad hecht geloof aan stelling van klagers dat verweerder als supervisor bij de door zijn kantoorgenoot behandelde zaken betrokken zou blijven en is dan ook van oordeel dat verweerder evenzeer als die kantoorgenoot in de zaken van klagers als advocaat is opgetreden, en jegens klagers er voor had te waken dat hun vertrouwen in de advocatuur niet zou worden beschaamd. De verwijten van klagers dat verweerder heeft nagelaten om, alvorens het kort geding tot ontruiming aanhangig te laten maken, terdege na te (laten) gaan of aan de grondslag daarvoor, te weten de huuropzegging, geen gebreken kleefden, en niets heeft gedaan met alle informatie van klagers met betrekking tot de doorverkoop op veilingen van de door hen aan [M] verkochte voorraad, zijn gegrond. Enkele waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:91 Raad van Discipline Arnhem 13-70

    Klacht betreft het verrekenen van een proceskostenveroordeling in hoger beroep met de nota van de advocaat, die het hoger beroep heeft behandeld. De eerder voor verrekening gegeven (eenmalige) toestemming had aldus klager alleen betrekking op een nota van een kantoorgenoot van verweerder die de procedure in eerste aanleg had behandeld. Klacht gegrond. Op grond van gedragsregel 28 lid 2 is het een advocaat toegestaan zijn declaratie met voorschotten en andere gelden die hij voor de cliënt in depot houdt te verrekenen voor zover de cliënt daarmee instemt en onverminderd de in de boekhoudverordening gegeven voorschriften. Op grond van voormelde regelgeving dient een advocaat de ondubbelzinnige instemming van zijn cliënt voor de verrekening van een declaratie met (de cliënt toekomende) derdengelden te vragen, te verkrijgen en schriftelijk te bevestigen met het oog op een specifieke declaratie en een concreet bedrag. Niet gebleken is dat verweerder dat in dit geval heeft gedaan. Dit komt voor risico van verweerder. Enkele waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:85 Raad van Discipline Arnhem 13-53

    Klacht van HOvJ dat verweerder videobeelden die tot bewijs moesten dienen vóór de zitting openbaar heeft gemaakt zonder dat de verdediging daarbij enig redelijk belang had. Vertoning van die beelden op televisie en vervolgens op diverse internetsites kon door de slachtoffers en nabestaanden als zeer kwetsend zijn ervaren. Klacht gegrond. Een advocaat behoort geen processtukken aan de media te verstrekken. Trial by media dient te worden voorkomen, het proces behoort in de rechtszaal en niet daarbuiten te worden gevoerd. Niet alleen papieren stukken, ook videobeelden die aan het strafdossier zijn toegevoegd dienen te worden aangemerkt als processtukken. Deze regel geldt alleen uitzondering wanneer sprake is van ernstige schending van de belangen van de verdachte als kennelijk gevolg van door anderen aan de zaak gegeven ruchtbaarheid. Aan de raad is daarvan echter niet gebleken. Verweerder heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van het effect van openbaarmaking op de echtgenote en het kind van het slachtoffer van de aanslag.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:92 Raad van Discipline Arnhem 13-85 en 13-86

    Klagers verwijten verweerster, die als advocaat voor hen is opgetreden, dat zij hen slecht heeft geïnformeerd over de uitkomst van een procedure, stukken te laat heeft doorgezonden, onduidelijkheid over nota’s heeft laten bestaan, een betaalt voorschot niet heeft verrekend en hen niet heeft gewezen op de kwade kansen van een procedure. Klacht ongegrond. Het kan gebeuren dat een uitspraak even blijft liggen zodat van de advocaat van de wederpartij eerder bericht wordt ontvangen dan van de eigen advocaat. Dat laatste is dan ongelukkig maar dat betekent niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat bij de aanvang van de zaak in het geheel – zoals klagers stellen – niet over de risico’s van de procedure is gesproken komt de raad onaannemelijk voor, zodat de raad hiervan niet uitgaat. Niet is komen vast te staan dat het betaalde voorschot ook betrekking had op werkzaamheden die verweerster voor een andere klager heeft verricht.  Ook de overige klachtonderdelen zijn niet komen vast te staan.