ECLI:NL:TADRARN:2013:92 Raad van Discipline Arnhem 13-85 en 13-86

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:92
Datum uitspraak: 23-09-2013
Datum publicatie: 31-10-2013
Zaaknummer(s): 13-85 en 13-86
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten verweerster, die als advocaat voor hen is opgetreden, dat zij hen slecht heeft geïnformeerd over de uitkomst van een procedure, stukken te laat heeft doorgezonden, onduidelijkheid over nota’s heeft laten bestaan, een betaalt voorschot niet heeft verrekend en hen niet heeft gewezen op de kwade kansen van een procedure. Klacht ongegrond. Het kan gebeuren dat een uitspraak even blijft liggen zodat van de advocaat van de wederpartij eerder bericht wordt ontvangen dan van de eigen advocaat. Dat laatste is dan ongelukkig maar dat betekent niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat bij de aanvang van de zaak in het geheel – zoals klagers stellen – niet over de risico’s van de procedure is gesproken komt de raad onaannemelijk voor, zodat de raad hiervan niet uitgaat. Niet is komen vast te staan dat het betaalde voorschot ook betrekking had op werkzaamheden die verweerster voor een andere klager heeft verricht.  Ook de overige klachtonderdelen zijn niet komen vast te staan.

Beslissing van 23 september 2013

in de zaken 13-85 en 13-86

naar aanleiding van de klacht van:

de heer X1

wonende te A

klager sub 1 (zoon)

en

de heer X2, mede namens de heer Z

wonende te A

klager sub 2 (vader)

tegen:

mr. Y

advocaat te  B

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brieven aan de raad van 27 maart 2013 met kenmerk K12/137 en K12-13/32, door de raad ontvangen op 29 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland beide klachten ter kennis van de raad gebracht.

                   De klachten  zijn gevoegd behandeld ter zitting van de raad van 1 juli 2013 in aanwezigheid van klagers en de heer Z, alsmede verweerster, bijgestaan door een advocaat te Arnhem. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klachten wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Bij brief met bijlagen van 25 juni 2012 (zaak 13-86) en 14 december 2012 (zaak 13-85) hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerster. Bij brief d.d. 25 juni 2013 heeft verweerder met het oog op de mondelinge behandeling van beide zaken aan de raad een brief aan klager sub 1 doen toekomen met een nota van genoemde datum met een urenspecificatie gedateerd op 24 augustus 2012.

2.3 Klager sub 2 en klager sub 1 zijn vader en zoon. De klacht betreft het optreden van verweerster als advocaat van klagers en/of de heer Z in een kwestie tegen de heer G en een bestuursrechtelijke procedure (ontheffing Winkeltijdenwet) tegen de gemeente Arnhem met betrekking tot een nachtwinkel.

2.4 Klager sub 2 is verwikkeld geweest in een procedure met de heer G. Die zaak is door het gerechtshof in 2011 afgewikkeld met een arrest. Dat was op 20 december 2011. Verweerster, die klager sub 2 in die zaak bijstond, heeft hem dat arrest op 28 december 2011 toegezonden.

2.5 In 2010 is de heer Z eigenaar van de nachtwinkel geworden. Die heeft een aanvraag voor ontheffing van de Winkeltijdenwet ingediend. De ontheffing is door de gemeente Arnhem geweigerd waarna er een bezwaarprocedure aanhangig is gemaakt. Bij beslissing van 27 september 2011 is het bezwaar ongegrond verklaard. In opdracht van de heer Z is door verweerster op 7 november 2011 beroep ingesteld bij het College van beroep voor het Bedrijfsleven. De mondelinge behandeling is bepaald op 13 juli 2012. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is op 20 april 2012 per telefoon door klager sub 2 aan verweerster bericht dat zijn zoon, klager sub 1, de nieuwe eigenaar van de nachtwinkel was.

2.6 Op verzoek van verweerster heeft genoemd college laten weten dat de lopende procedure door de nieuwe eigenaar (klager sub 1) voortgezet kon worden. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2012 is klager sub 1 door verweerster bijgestaan.

3 KLACHT

3.1 De klachten houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

(IN DE ZAAK 13/86 van klager sub 2)

a) verweerster klager sub 2 met betrekking tot de procedure tegen de heer G niet volledig heeft geïnformeerd over de uitkomst daarvan en later de heer Z en klager sub 1 niet volledig heeft geïnformeerd over de procedure tegen de gemeente Arnhem en de uitkomst daarvan. Met name hebben klagers er moeite mee dat verweerster hen niet heeft gewezen op de kwade kansen van de procedure tegen de gemeente Arnhem,

b) verweerster - nadat in eerste instantie in de bestuursrechtelijke zaak uitspraak was gedaan - in de communicatie met klagers tekort is blijven schieten en ook geen informatie heeft verschaft over haar kantoorverhuizing zodat klagers haar niet konden bereiken,

c) verweerster - nadat de nachtwinkel door de heer Z aan klager sub 1 was overgedragen en verweerster voor klager sub 1 was gaan optreden - aan klager sub 1 een voorschot in rekening heeft gebracht, terwijl eerder in de procedure al een voorschot aan de eerste eigenaar, Z, in rekening was gebracht met de mededeling dat dit voorschot toereikend zou zijn voor haar bemoeienissen in de hele procedure. Ook heeft verweerster onduidelijkheid over haar nota’s laten ontstaan,

d) verweerster een brief van de gemeente Arnhem gedateerd 6 juni 2012 pas op 19 juni 2012 in kopie aan klagers heeft toegezonden,

(IN DE ZAAK 13/85 van klager sub 1)

e) verweerster een procedure aanhangig heeft gemaakt die volstrekt kansloos was,

f) verweerster aan klager (lees: klager sub 1) een voorschot in rekening heeft gebracht terwijl zijn rechtsvoorganger ook al een voorschot had betaald, hem na afloop van de procedure niet deugdelijk geïnformeerd heeft en niet is overgegaan tot verrekening van het voorschot met de door haar aan zijn zaak bestede tijd.

4 VERWEER

4.1 Verweerster ontkent dat zij klagers op enig moment niet deugdelijk heeft geïnformeerd over de procedure tegen de heer G. Dat klagers op enig moment eerder van de advocaat van de wederpartij dan van haarzelf hebben vernomen omtrent het vonnis in de zaak van de heer G doet daaraan niet af. Het ging daarbij om een sommatie, te weten een brief met rechtsgevolgen, naar aanleiding van het vonnis, die de advocaat van de wederpartij rechtstreeks aan klagers mocht zenden.

4.2 Verweerster ontkent dat zij klagers niet gewezen heeft op de risico’s van de bestuursrechtelijke procedure. Verweerster stelt dat zij daarover tijdens een bespreking op haar kantoor met klager sub 2 heeft gesproken. Deze procedure had – aldus verweerster – mede tot doel om de onderhandelingsruimte richting de gemeente Arnhem te vergroten. Verweerster had de indruk dat tijdens de zitting onderhandelingsruimte was ontstaan en heeft – aldus verweerster – na afloop van de zitting aangeboden deze nader te verkennen, van welke mogelijkheid klagers geen gebruik hebben gemaakt.

4.3 Ten tijde van de kantoorverhuizing van verweerster was de heer Z voor wie klager sub 2 optreedt (en destijds optrad, zo begrijpt de raad) intussen geen cliënt meer van verweerster. Om die reden hebben zij van haar geen verhuisbericht ontvangen.

4.4 Verweerster ontkent dat zij aan de eerste eigenaar van de nachtwinkel heeft meegedeeld dat het in rekening gebrachte voorschot toereikend zou zijn voor haar bemoeienissen in de hele procedure. Verweerster heeft met de eerste eigenaar afgerekend en heeft toen zij voor de nieuwe eigenaar is gaan optreden aan hem een nieuwe voorschotnota gezonden.

4.5 De brief van de gemeente Arnhem is gedateerd op 6 juni 2012 maar is pas geruime tijd daarna verzonden. Dat verklaart het tijdsverloop tussen de datering van de brief en het moment van verzending aan klagers door verweerster.

5 BEOORDELING

(IN DE ZAAK 13/86 van klager sub 2)

Ad klachtonderdelen a en b

5.1 Nu deze met elkaar samenhangen zal de raad de klachtonderdelen a en b gezamenlijk behandelen.

5.2 Onweersproken is door verweerster gesteld dat zij het arrest van 20 december 2011 in de zaak van de heer G op 28 december 2011 heeft doorgezonden. Verweerster heeft klagers dus wél geïnformeerd. Het kan gebeuren dat een uitspraak even blijft liggen zodat van de advocaat van de wederpartij eerder bericht wordt ontvangen dan van de eigen advocaat. Dat laatste is dan ongelukkig maar dat betekent niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat zij dat niet vóór bleef. In zoverre is klachtonderdeel a ongegrond. De vraag of de heer Z en/of klager sub 1 belang hebben bij de zo-even besproken kwestie laat de raad om proces-economische reden rusten.

5.3 Klager sub 2 had reeds voorafgaande aan de bemoeienissen van verweerster gesprekken met de gemeente gevoerd en kende – aldus zijn ter zitting afgelegde verklaring – het negatieve standpunt van de gemeente Arnhem wat betreft het verlenen van een nachtvergunning. Klager sub 2 heeft ter zitting aangegeven niet zelf naar de negatieve kansen in de procedure te hebben geïnformeerd, hetgeen voor de hand zou hebben gelegen. Dat bij de aanvang van de zaak in het geheel – zoals klagers stellen – niet over de risico’s van de procedure is gesproken komt de raad onaannemelijk voor, zodat de raad hiervan niet uitgaat. De raad wil aannemen dat verweerster – zoals zij stelt – daarover wél met klagers heeft gesproken. De raad beoordeelt de klacht in zoverre ongegrond. Wel was verstandiger geweest dat verweerster haar inschatting van de goede en kwade kansen van de zaak in een brief had vastgelegd. Dat zij dit heeft nagelaten maakt haar handelwijze echter nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het is niet gesteld of gebleken dat verweerster klagers een te rooskleurig beeld heeft gegeven van het mogelijke resultaat van de stappen die zij met hen zou zetten.

5.4 Verweerster heeft gesteld dat heer Z, van wie klager sub 1 de nachtwinkel én de procedure overnam, op het moment van haar kantoorverhuizing geen cliënt meer van haar was en het tegendeel is niet aannemelijk geworden. Zij was niet verplicht om de heer Z van die verhuizing onmiddellijk op de hoogte te stellen. Ook in zoverre (klachtonderdeel b) is de klacht derhalve ongegrond.

5.5 Dat er over de bestuursrechtelijke kwestie onvoldoende contact is geweest tussen klagers en verweerster is niet komen vast te staan.

5.6 De klachtonderdelen a en b zijn derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c

5.7 Dat het aan de heer Z in rekening gebrachte voorschot tevens zou dienen voor de voor klager sub 1 te verrichten (verdere) werkzaamheden is hoogst onwaarschijnlijk en blijkt ook niet uit de stukken. Verweerster zou daarvan zonder een uitdrukkelijke met de heer Z of diens gemachtigde klager sub 2 gemaakte afspraak (waarvan niet is gebleken) ook niet hebben mogen uitgaan. Verweerster heeft aan de heer Z (dan ook) een eindafrekening gezonden en vervolgens aan klager sub 1 een opdrachtbevestiging. Dat op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt op zijn plaats zou zijn blijkt niet. Klachtonderdeel c is ongegrond.

5.8 Dat er over de nota van verweerster (aan klager sub 1) onvoldoende of te laat is gecommuniceerd is ook niet komen vast te staan nu de urenspecificatie dateert van 24 augustus 2012. Het is niet gesteld of gebleken dat door verweerster excessief is gedeclareerd. Een geschil over die specificatie hoort dan niet thuis bij de tuchtrechter.

5.9 Verweerster heeft een plausibele verklaring gegeven voor het tijdsverloop tussen de datering van de betreffende brief en de verzending daarvan door haar aan klagers, te weten het tijdsverloop tussen de datering (6 juni 2012) en de verzending van de brief (11 juni 2012) waarmee dat gebeurde door de gemeente Arnhem. Verweerster stuurde die brief op 19 juni 2012, inderdaad met enige vertraging, door maar niet zo laat dat haar op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. De raad beoordeelt dit klachtonderdeel dus eveneens ongegrond.

(IN DE ZAAK 13/85 van klager sub 1, )

Ad klachtonderdeel e en f

5.10 De beide zaken zijn zo met elkaar verweven dat naar het voorgaande mag worden verwezen.

5.11 Het lot van deze klachtonderdelen (e en f) volgt uit het voorgaande; zij zijn beide ongegrond. Het is niet gesteld of gebleken dat verweerster de heer Z in een procedure heeft gebracht dan wel klager sub 1 heeft laten volgen, waarvan beiden de risico’s en de kosten in geen geval hebben willen lopen.

BESLISSING

De raad van discipline:

in de beide zaken

beoordeelt de klacht van klagers tegen verweerster in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. E Bige, W.H. Kesler, E.A.T.M. Steverink en E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 september 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Gelderland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.