ECLI:NL:TADRARN:2013:84 Raad van Discipline Arnhem 13-54

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:84
Datum uitspraak: 30-09-2013
Datum publicatie: 31-10-2013
Zaaknummer(s): 13-54
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: De raad hecht geloof aan stelling van klagers dat verweerder als supervisor bij de door zijn kantoorgenoot behandelde zaken betrokken zou blijven en is dan ook van oordeel dat verweerder evenzeer als die kantoorgenoot in de zaken van klagers als advocaat is opgetreden, en jegens klagers er voor had te waken dat hun vertrouwen in de advocatuur niet zou worden beschaamd. De verwijten van klagers dat verweerder heeft nagelaten om, alvorens het kort geding tot ontruiming aanhangig te laten maken, terdege na te (laten) gaan of aan de grondslag daarvoor, te weten de huuropzegging, geen gebreken kleefden, en niets heeft gedaan met alle informatie van klagers met betrekking tot de doorverkoop op veilingen van de door hen aan [M] verkochte voorraad, zijn gegrond. Enkele waarschuwing.

Beslissing van 30 september 2013

in de zaak 13-54

naar aanleiding van de klacht van:

klager en klaagster

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 februari 2013 [ ], door de raad ontvangen op 20 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 augustus 2013 in aanwezigheid van zowel klagers als verweerder. Klagers waren vergezeld van hun accountant, verweerder door [ ] mr. B. ten Doesschate. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen, alsmede van de ter zitting overgelegde toelichting op de klacht door klaagster en de in de middag na de zitting van verweerder ontvangen fax.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klagers waren eigenaar van een aantal panden te [Y]. Op 2 juni 1995 heeft hun vennootschap onder firma, hierna te noemen ‘de vof’, daarbij vertegenwoordigd door klager, een huurovereenkomst gesloten met kamerverhuurbedrijf [Z]. [Z] heeft de panden onderverhuurd.

2.3 In 2009 hebben klagers de panden verkocht aan de gemeente [Y]. De panden dienden 17 augustus 2009 vrij van huur te worden geleverd. Daartoe heeft klager bij brief d.d. 30 maart 2009 de huurovereenkomst aan [Z] opgezegd per 30 juni 2009. [Z] heeft op zijn beurt bij brief van 24 april 2009 de onderhuurders meegedeeld dat per 1 juli 2009 de panden zouden worden overgedragen aan de gemeente en dat zij de panden moesten ontruimen. De onderhuurders hebben dat geweigerd en hebben een beroep op huurbescherming gedaan.

2.4 Klagers hebben zich daarop tot [het kantoor van verweerder] gewend. Op 11 augustus 2009 heeft een eerste bespreking plaats gevonden waarbij zowel [mr. A], [toenmalig kantoorgenoot van verweerder], als verweerder aanwezig waren. Op 12 augustus 2009 heeft [mr. A] [Z] een sommatie verzonden dat de panden per 17 augustus 2009 leeg opgeleverd dienden te worden. Toen daaraan geen gevolg werd gegeven is een procedure in kort geding opgestart tegen [Z]. Eisers in dat kort geding waren klagers.

2.5 Blijkens de urenstaten in deze zaak heeft verweerder niet alleen op 11 augustus 2009 maar ook op 17 en 26 augustus 2009 overleg gehad met zowel [mr. A] als de accountant van klagers.

2.6 Bij vonnis in kort geding van 29 september 2009 is de vordering tot ontruiming afgewezen op grond van het oordeel dat niet rechtsgeldig was opgezegd. De opzegging was door klager in privé gedaan en niet door of namens de verhuurder, de vof. Om die reden was volgens het vonnis de huurovereenkomst blijven voortbestaan. Dat sinds juli 2009 de huurpenningen niet meer werden voldaan leverde geen zelfstandige grond tot ontruiming nu klagers zelf voor verwarring hadden gezorgd waardoor [Z] dacht dat hij geen huur meer hoefde te betalen, aldus het vonnis.

2.7 Na het vonnis hebben klagers de huurcontracten moeten afkopen om niet de in de koopovereenkomst bepaalde boete bij niet tijdige levering aan de gemeente verschuldigd te worden.

2.8 De in voormelde kwestie door klagers betaalde kosten van rechtsbijstand en procedure bedroegen ruim € 20.000,00.

2.9 In september 2009 hebben klagers een tweede kwestie aan [mr. A] voorgelegd. Die betrof de verkoop van de voorraad en inventaris van hun antiquariaat op 14 april 2009 aan [M] B.V. voor € 240.000,00. Op 14 april 2009 is € 100.000,00 betaald. Op 1 oktober 2009 zou het restant van € 140.000,00 worden betaald. In september 2009 kregen klagers echter signalen dat de betaling wel eens problemen kon opleveren. [mr. A] heeft daarop op 5 oktober 2009 conservatoir derdenbeslag laten leggen onder [K] en [L] B.V. op de opbrengst van een ten behoeve van [M] B.V. op 28 en 29 september 2009 gehouden veiling. Vervolgens heeft [mr. A] een civiele procedure tegen [M] aanhangig gemaakt. Die procedure is van rechtswege geschorst toen [M] B.V. op 30 maart 2010 in staat van faillissement is verklaard.

2.10 Klager heeft bij e-mails van 30 oktober, 13, 16 en 30 november 2009 [mr. A] op de hoogte gebracht van de verkoop van boeken en het voorstel van de directeur van het veilinghuis beslag te laten leggen op de gehele veilingvoorraad. Bij e-mail van 8 december 2009 hebben klagers aan [mr. A] geschreven het vreemd te vinden dat zij niets van hem vernemen naar aanleiding van de door hen gestuurde mails.

2.11 Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij op 17 november 2009 nog mee heeft gekeken met een brief. Welke brief dat is blijkt niet uit de stukken.

2.12 Bij e-mail van 25 februari 2010 heeft verweerder aan klagers bericht: “Om te beginnen bied ik u mijn welgemeende verontschuldigingen aan voor de gebrekkige communicatie met u. Na ons vorige telefonisch overleg met u had ik u toegezegd de zaak te bewaken. Ik had daartoe ook de nodige stappen gezet, de zaak met mr. [mr. A] besproken en goed met hem afgesproken dat hij u tijdig zou berichten. […]”

“Ik ben afwezig geweest van vrijdag 19 t/m dinsdag 23 februari jl., niet wetende dat mr. [mr. A] ziek was. Tijdens zijn ziekte – mr. [mr. A] is nog steeds niet op kantoor – is niet voor een juiste waarneming gezorgd. Ik houd het dossier voorlopig onder mij.” Blijkens verweerders toelichting ter zitting betrof het ongenoegen jegens [mr. A] het feit dat hij niet terugbelde. Mogelijk speelde in die tijd al dat hij bezig was kantoor te verlaten en om die reden vaker afwezig was.

2.13 Bij brief van 31 mei 2012 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over het kantoor [van verweerder] in de persoon van verweerder en diens voormalige kantoorgenoot mr. [mr. A].

2.14 De klacht is op verzoek van de deken onderzocht door mr. [R], lid van de raad van toezicht in het arrondissement Midden-Nederland. Omdat mr. [mr. A] ten tijde van de indiening van de klacht niet meer als advocaat stond ingeschreven en het vooralsnog lastig was diens toenmalige adres te achterhalen heeft mr. [R] zijn onderzoek beperkt tot het optreden van alleen verweerder.

2.15 Bij zijn brief van 19 februari 2013 heeft de deken alleen de tegen verweerder gerichte klacht ter behandeling aan de raad toegezonden. De klacht tegen mr. [mr. A] moet nog geïnstrueerd worden.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij, in zijn rol van supervisor van mr. [mr. A]:

a) heeft goed gevonden dat mr. [mr. A] namens klagers een ontruimingsprocedure heeft gevoerd terwijl hij en [mr. A] uit de door klager overgelegde stukken op hadden moeten maken dat een dergelijke procedure kansloos zou zijn;

b) er onvoldoende op heeft toegezien dat mr. [mr. A] actie zou ondernemen op de informatie die klagers hem doorspeelden ter incasso van hun vordering op de kopers van hun bedrijf.

3.2 De onvrede van klagers strekt zich ook uit over de wijze waarop het kantoor van verweerder is omgegaan met hun bezwaren. De kwijtschelding van € 4.500,00 op het totaal aan declaraties van plusminus € 40.000,00 werd goeddeels teniet gedaan doordat nog een verrekening volgde van € 3.100,00 aan voorgeschoten griffierechten. Voorts hebben klagers moeten constateren dat het kantoor de tijd die door verweerder en [mr. A] besteed was aan het bespreken van hun klachten aan hen in rekening had gebracht. Dat is later wel recht gezet.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft geen rol gehad als supervisor van [mr. A], deze trad geheel zelfstandig op.

4.2 Verweerder heeft de behandeling van de zaak tegen de koper van klagers bedrijf van [mr. A] overgenomen toen deze het kantoor per 1 april 2010 verliet. De wederpartij was toen juist – op 30 maart 2010 - in staat van faillissement verklaard. Verweerder heeft toen niet meer voor klagers kunnen betekenen dan in contact treden met de curator en deze vragen kritisch naar mogelijk paulianeus handelen en dergelijke te kijken.

5 BEOORDELING

5.1 De raad hecht geloof aan de stelling van klagers dat verweerder als supervisor bij de door [mr. A] behandelde zaken betrokken zou blijven. De raad leidt zulks af uit het feit dat hij direct aan het begin op 11 augustus 2009 bij de introductie van zaak op kantoor aanwezig is geweest, blijkens de urenspecificaties van augustus 2009 zowel op 11, 17 als 26 augustus 2009 tijd aan de zaak van klagers heeft besteed, de omstandigheid dat hij 17 november 2009 heeft meegekeken naar een brief van [mr. A], in zijn e-mail van 25 februari 2010 aan klagers welgemeende verontschuldigingen heeft aangeboden voor de gebrekkige communicatie met hen, en in een telefoongesprek met klagers eerder dat jaar heeft toegezegd de zaak te zullen bewaken. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder evenzeer als [mr. A] in de zaken van klagers als advocaat is opgetreden, en jegens klagers er voor had te waken dat hun vertrouwen in de advocatuur niet zou worden beschaamd.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Het lag op de weg van verweerder om, alvorens het kort geding aanhangig te laten maken, terdege na te (laten) gaan of aan de grondslag daarvoor, te weten de huuropzegging, geen gebreken kleefden. Wanneer de opzegging naast de huurovereenkomst was gelegd zou zijn opgevallen dat de verhurende contractspartij formeel niet dezelfde is als de partij die de huur heeft opgezegd. De raad laat in het midden of dat zonder meer tot de conclusie had moeten leiden dat de opzegging niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen; de voorzieningenrechter heeft in deze een wel zeer formeel standpunt ingenomen. Zulks laat echter onverlet dat het op de weg van verweerder lag om [mr. A] met klagers het alternatief van een nieuwe opzegging door de vof te laten bespreken of dat zelf te doen, en met hen een afweging te maken van de risico’s en voor- en nadelen van de ene ten opzichte van de andere koers. Dat echter heeft verweerder nagelaten. In zoverre is dit onderdeel van de klacht gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3 Niet is gebleken dat verweerder en / of [mr. A] ook maar iets hebben gedaan met alle informatie die klagers hen in de periode november 2009 toezonden met betrekking tot de doorverkoop op veilingen van de door hen aan [M] verkochte voorraad. Het lag op de weg van verweerder erop toe te zien dat [mr. A] met klagers de mogelijkheden tot verhaal verder zou exploreren en klagers ter zake zou adviseren, alsmede zou nagaan of de derde-beslagene in strijd handelde met het onder haar  gelegde beslag en daarop actie zou ondernemen. In zoverre is ook dit onderdeel van de klacht gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De raad volstaat met oplegging van na te noemen maatregel nu verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is bestraft.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klachtonderdelen a en b zijn gegrond in zoverre als door de raad overwogen. Verweerder wordt ter zake de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, J.R.O. Dantuma, P.R.M. Noppen en B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 september 2013.

griffier voorzitter