ECLI:NL:TADRARN:2013:85 Raad van Discipline Arnhem 13-53

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:85
Datum uitspraak: 30-09-2013
Datum publicatie: 31-10-2013
Zaaknummer(s): 13-53
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht van HOvJ dat verweerder videobeelden die tot bewijs moesten dienen vóór de zitting openbaar heeft gemaakt zonder dat de verdediging daarbij enig redelijk belang had. Vertoning van die beelden op televisie en vervolgens op diverse internetsites kon door de slachtoffers en nabestaanden als zeer kwetsend zijn ervaren. Klacht gegrond. Een advocaat behoort geen processtukken aan de media te verstrekken. Trial by media dient te worden voorkomen, het proces behoort in de rechtszaal en niet daarbuiten te worden gevoerd. Niet alleen papieren stukken, ook videobeelden die aan het strafdossier zijn toegevoegd dienen te worden aangemerkt als processtukken. Deze regel geldt alleen uitzondering wanneer sprake is van ernstige schending van de belangen van de verdachte als kennelijk gevolg van door anderen aan de zaak gegeven ruchtbaarheid. Aan de raad is daarvan echter niet gebleken. Verweerder heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van het effect van openbaarmaking op de echtgenote en het kind van het slachtoffer van de aanslag.

Beslissing van 30 september 2013

in de zaak 13-53

naar aanleiding van de klacht van:

de hoofdofficier van justitie van het Landelijk Parket

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 februari 2013 [ ], door de raad ontvangen op 20 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 augustus 2013 in aanwezigheid van mr. [Y] namens klager en van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Onder gezag van het Landelijk Parket is door de Nationale Recherche een onderzoek gedaan naar de (eerste) liquidatiepoging op [A] in 1996. [A] is toen in zijn auto onder vuur genomen. Bij hem in de auto zaten zijn vrouw en 3-jarig kind. [A] raakte zwaargewond maar overleefde de aanslag.

2.3 In oktober 2009 is [P] als verdachte van deze eerste liquidatiepoging aangemerkt. [P] is in de daarop gevolgde strafzaak bijgestaan door verweerder.

2.4 Van deze aanslag bestaan videobeelden. Omdat die beelden niet duidelijk waren zijn ze tijdens het onderzoek in opdracht van de rechter-commissaris door een deskundige bewerkt met het doel de beelden duidelijker te maken. Deze bewerking is door de deskundige op dvd’s gezet welke hij heeft voorzien van een aantal beveiligingscodes. De dvd’s zijn verstrekt aan de rechtbank, de verdediging (in de persoon van verweerder) en het Openbaar Ministerie.

2.5 Op 10 september 2010 is verweerder in het televisieprogramma ‘Ochtendspits’ over de strafzaak tegen [P] geïnterviewd. Het onderzoek ter terechtzitting zou op 13 september 2010 worden vervolgd. Tijdens het programma zijn de bewerkte beelden van de liquidatiepoging getoond. Kort na de uitzending waren de getoonde beelden van de aanslag op diverse internetsites op te vragen.

2.6 De advocaat van de vrouw van het slachtoffer en haar zoontje heeft zich bij de zaaksofficier over de publicatie beklaagd.

2.7 Bij brief d.d. 15 maart 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder genoemde beelden openbaar heeft gemaakt zonder dat de verdediging daarbij enig redelijk belang had.

3.2 De beelden lagen nog ter beoordeling voor bij de rechtbank. Bovendien kon vertoning van de beelden op televisie en vervolgens op diverse internetsites door de slachtoffers en nabestaanden als zeer kwetsend zijn ervaren.

4 VERWEER

4.1 Verweerder betwist dat de beelden zijn aan te merken als processtukken.

4.2 Verweerder meent dat het belang van zijn cliënt ertoe noopte dat de beelden door de media werden getoond; dan zou voor eenieder duidelijk worden dat op de beelden zijn cliënt onmogelijk herkend kon worden. Verweerder hoopte aldus met de publicatie van de beelden voor zijn cliënt bescherming tegen vooringenomenheid van de rechters te verkrijgen. Het van hem ontstane beeld als zou hij de dader zijn diende te worden gecorrigeerd.

4.3 Verweerder meent dat door het verstrekken van de beelden aan het opsporingsbelang geen schade is toegebracht, nu het opsporingsonderzoek reeds was afgerond en de zaak enkele dagen later op zitting zou komen.

5 BEOORDELING

5.1 Voorop staat dat een advocaat geen processtukken aan de media behoort te verstrekken. Trial by media dient te worden voorkomen, het proces behoort in de rechtszaal en niet daarbuiten te worden gevoerd.

5.2 Niet alleen papieren stukken, ook videobeelden die aan het strafdossier zijn toegevoegd dienen te worden aangemerkt als processtukken.

5.3 Vast staat dat het verweerder is geweest die de bewerkte videobeelden in de openbaarheid heeft gebracht en er voor heeft gezorgd dat ze op televisie werden vertoond, waarvan verdere verspreiding op internet het niet te voorkomen gevolg was.

5.4 De hiervoor onder 5.1 beschreven regel kan alleen uitzondering lijden wanneer sprake is van ernstige schending van de belangen van de cliënt als kennelijk gevolg van door anderen aan de zaak gegeven ruchtbaarheid. Aan de raad is echter niet gebleken van een dergelijke ernstige schending van de belangen van [P] die nodig is om het verbod van verstrekking van processtukken aan de media te doorbreken. Daarbij telt dat niet is gebleken dat aan de zaak  andere ruchtbaarheid is gegeven dan dat er een arrestatie heeft plaats gevonden (november 2009) en dat er verslag is gedaan van een zitting in januari 2010 waar de bewijsmiddelen waaronder de videobeelden zijn besproken.

5.5 Verweerder heeft zich bij zijn beslissing de dvd in de openbaarheid te brengen geen althans onvoldoende rekenschap gegeven van het effect daarvan op de echtgenote en het kind van het slachtoffer van de aanslag.

5.6 De raad is dan ook van oordeel dat verweerder in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat – gelet ook op regel 10 lid 2 van de gedragsregels -  betaamt door de op de bewuste dvd staande beelden van de aanslag in de media te laten vertonen.

6 MAATREGEL

6.1 Nu verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is bestraft volstaat de raad met oplegging van na te noemen maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klager tegen verweerder is gegrond; aan verweerder wordt ter zake de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, J.R.O. Dantuma, P.R.M. Noppen en B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 september 2013.

griffier voorzitter