Zoekresultaten 111-120 van de 218 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:16 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-431/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening van de eigen advocaat. Klager verwijt verweerder dat hij ondanks zijn toezegging niet heeft gereageerd op klagers e-mail inzake de alimentatielast, evenmin op de e-mail van de advocaat van de wederpartij van 12 mei 2023 en pas zeer laat – na een gesprek op 13 juni 2023 – op de e-mails van de deurwaarder van 2 en 8 mei 2023. Verweerder heeft het verweer gevoerd dat hij op 5 april 2023 aan klager een afsluitbrief heeft gestuurd, waarmee aan de opdracht een einde is gekomen. Tot de beantwoording van vragen was verweerder vanaf dat moment niet meer verplicht, aldus verweerder. De raad is van oordeel dat het door verweerder gevoerde verweer getuigt van een verkeerde taakopvatting. Ook na verzending van een afsluitende brief is de advocaat gehouden om vragen te beantwoorden. Klagers zaak was nog niet (volledig) afgewikkeld en de door klager genoemde e-mails noopten tot actie. Verweerder heeft de e-mails te lang laten liggen en daarmee heeft hij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. In zoverre is dit onderdeel van de klacht gegrond. Voor het overige is de klacht ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:18 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-570/AL/NN

    Raadsbeslissing. De klachten van de verzekeraars en van werknemers van de verzekeraars over de advocaat van de wederpartij van de verzekeraars. De klachten zijn deels gegrond. Nadat de verzekeraars aan letselschadebureaus hadden aangekondigd de samenwerking tijdelijk stop te zullen zetten en de gegevens van de bestuurder te zullen plaatsen in het Externe Verwijzingsregister, heeft de advocaat commissarissen, een bestuurder en twee werknemers van de verzekeraars in (gelijkluidende) brieven privé aansprakelijk gesteld mochten zij meewerken aan de door de verzekeraars aangekondigde voornemens en zijn zij gesommeerd om per omgaande € 1.7 miljoen te betalen. De advocaat heeft de deurwaarder de brieven laten betekenen, de brieven aan de commissarissen op het adres van (één van) de verzekeraars en de brieven aan de werknemers op hun privéadressen. Met zijn handelen heeft de advocaat de grenzen van de hem, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid wel overschreden waar het gaat om de werknemers van de verzekeraars en niet waar het gaat om de commissarissen en de bestuurder.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7234

    Deels gegronde klacht tegen een arts. De arts is werkzaam in een kliniek voor huidbehandelingen, cosmetische fillers en botox. Klaagster heeft een combinatiebehandeling van fillers en botox gehad, uitgevoerd door de arts. Zij was niet tevreden over het resultaat. Bij het nazorggesprek is zij behandeld door een verpleegkundige, die fillers heeft ingespoten. Klaagster is niet tevreden over de behandeling en de nazorg, vindt dat de dossiervoering onvoldoende was en dat de arts de verpleegkundige behandelingen heeft laten uitvoeren waartoe zij niet bevoegd is. Het college kan niet vaststellen dat de behandeling onjuist is uitgevoerd. Wel stelt het college vast dat de arts tenminste betrokken had moeten zijn bij de behandeling door de verpleegkundige. Het gaat om een voorbehouden handeling, het is niet duidelijk of alleen artsen dit mogen doen of verpleegkundigen ook als een arts betrokken is. De verpleegkundige was alleen in de kliniek. De arts en de verpleegkundige hebben wel telefonisch overleg gevoerd, maar supervisie op afstand acht het college bij een dergelijke behandeling niet voldoende. Hierdoor staat ook vast dat de nazorg onvoldoende was. Voorts is het dossier te summier, er staan enkel eenheden of hoeveelheden in het dossier, zonder duiding van het product. Overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Klacht deels gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:12 Hof van Discipline 's Gravenhage 240207

    Klacht over eigen advocaat. Verweerder wordt verweten dat hij in een familierechtelijke kwestie ernstig is tekortgeschoten in de bijstand van klager (klachtonderdeel 1) en dat hij zonder klagers instemming hoger beroep heeft ingesteld, welk hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard doordat verweerder het hoger beroep had ingesteld namens klagers voormalige bewindvoerder (klachtonderdeel 2). De raad heeft klachtonderdeel 1 gegrond verklaard en klachtonderdeel 2 ongegrond verklaard. De raad heeft geoordeeld dat het - gelet op de ernst van het aan verweerder gemaakte tuchtrechtelijk verwijt en zijn antecedentenlijst - het beeld ziet van een advocaat die blijk geeft zich onvoldoende bewust te zijn van voor de advocatuur elementaire beginselen en regelgeving en die zich onvoldoende rekenschap geeft van de belangen die daarmee worden gediend. De raad heeft geoordeeld dat de maatregel van schrapping van het tableau de enige passende maatregel voor verweerder is. Het hof oordeelt dat - voor zover de klacht bij het hof voorligt en het ne bis in idem beginsel niet aan beoordeling in de weg staat – klachtonderdeel 1 gegrond is. Er is sprake geweest van een gebrek aan overleg en een gebrek in de communicatie met klager. Het hof acht schrapping nog niet gerechtvaardigd en legt – gelet op het tuchtrechtelijk verleden van verweerder – een schorsing van 16 weken op, waarvan 8 voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde een coachingstraject op de wijze als goed te keuren door de deken.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:19 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-679/AL/OV

    Raadsbeslissing. De klachten over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak zijn ongegrond. Niet is gebleken dat verweerder willens en wetens informatie heeft achtergehouden en/of heeft gelogen. Wel heeft verweerder informatie onvolledig gepresenteerd. Hierdoor is evenwel geen (onevenredig) nadeel toegebracht aan de belangen van klager. Klager heet hij deze feiten kunnen aanvullen en/of rechtzetten in de procedure waarin hij door een advocaat werd bijgestaan. Verweerder heeft binnen een door hem aan klager gestelde termijn een verzoekschrift ingediend zonder in te gaan op wedervragen van klager. Dit niet de-escalerend handelen van verweerder is toch niet tuchtrechtelijk verwijtbaar vanwege het belang van zijn cliënte bij een snelle ingangsdatum van de verlangde gewijzigde kinderalimentatie en het door klager niet aanleveren van alle specifiek gevraagde informatie.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7235

    Deels gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige is werkzaam in een kliniek voor huidbehandelingen, cosmetische fillers en botox. Klaagster heeft een combinatiebehandeling van fillers en botox gehad, uitgevoerd door een arts. Zij was niet tevreden over het resultaat. Bij het nazorggesprek is zij behandeld door de verpleegkundige, die fillers heeft ingespoten. Klaagster vindt onder andere dat de behandeling niet goed is uitgevoerd, dat de nazorg en de dossiervoering onvoldoende was en dat de verpleegkundige niet zelfstandig consulten en behandelingen mag uitvoeren. Het gaat om een voorbehouden handeling, het is niet duidelijk of alleen artsen dit mogen doen of verpleegkundigen ook als een arts betrokken is. De arts had tenminste betrokken moeten zijn bij de behandeling door de verpleegkundige. De verpleegkundige was alleen in de kliniek. De arts en de verpleegkundige hebben wel telefonisch overleg gevoerd, maar supervisie op afstand acht het college bij een dergelijke behandeling niet voldoende. Voorts is het dossier te summier, er staan enkel eenheden of hoeveelheden in het dossier, zonder duiding van het product. Het gebruikte informed consentformulier was daarnaast niet toepasselijk. Overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Klacht deels gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:12 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-476/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft gedragsregel 20 lid 1 en gedragsregel 21 lid 1 geschonden doordat hij op 2 mei 2023 twee brieven en op 4 mei 2023 en brief aan de Ondernemingskamer heeft gestuurd, zonder daarvan een afschrift te sturen aan de wederpartij. Met de hiervoor vastgestelde schendingen van de gedragsregels 20 lid 1 en gedragsregel 21 lid 1 heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat verweerder – na ingrijpen van de Ondernemingskamer – alsnog afschriften aan de wederpartij heeft verzonden, de wederpartij in de gelegenheid is gesteld om op de stukken te reageren en verweerder voor zijn handelen zijn excuses heeft aangeboden doet aan het onbetamelijke van verweerders handelen niet af. De raad neemt hierbij onder meer in aanmerking dat verweerder blijkens zijn brief van 2 mei 2023 aan de Ondernemingskamer bewust heeft gehandeld en de kennelijke bedoeling heeft gehad om de wederpartij in de procedure op achterstand te plaatsen en daarmee in haar processuele belangen te schaden. Klachtonderdeel 1 is op gegrond van het voorgaande gegrond. Klaagsters verwijten verweerder dat hij zonder machtiging de wettelijke geheimhoudingsplicht van artikel 2:351 lid 4 BW heeft doorbroken, hetgeen in strijd is met de kernwaarde integriteit en met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Met zijn opmerking dat een wettelijk verbod hem “niet boeit” onderstreept verweerder dat hij zich weinig aantrekt van de regels die zijn opgesteld ter bescherming van de belangen van (overige) betrokkenen bij deze procedure, aldus klaagsters. De raad stelt vast dat het onderdeel van klachtonderdeel 2, dat ziet op de schending van de wettelijke geheimhoudingsplicht van artikel 2:351 lid 4 BW, reeds is beoordeeld in de tuchtprocedure die heeft geleid tot de in randnummer 2.18 genoemde beslissing van de raad van 26 februari 2024 (kenmerk 23-717/DB/OB/D). Gelet op het bepaald in artikel 47b lid 1 Advocatenwet is klachtonderdeel 2 in zoverre niet-ontvankelijk. Voor zover klachtonderdeel 2 ziet op het verwijt dat verweerder heeft gezegd dat een wettelijk verbod hem “niet boeit” is de raad van oordeel dat, als de raad al feitelijk zou kunnen vaststellen dat die uitlating is gedaan, het ter zake aan verweerder gemaakte tuchtrechtelijke verwijt, naast hetgeen waarvoor verweerder reeds bij beslissing van tuchtrechtelijk is veroordeeld, onvoldoende zelfstandige betekenis heeft. In zoverre is klachtonderdeel 2 ongegrond. Op grond van de ernst van het vastgestelde tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en het feit dat verweerder reeds meerdere malen tuchtrechtelijk is veroordeeld acht de raad oplegging van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van zes weken passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:14 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-973/AL/MN

    Verzoek opheffing schorsing op grond van artikel 60ab Advocatenwet. De raad stelt vast dat verzoeker zich met ingang van 2 januari 2025 van het tableau heeft laten uitschrijven. Verzoeker is dus niet meer als advocaat werkzaam. Gelet op die omstandigheid is niet gebleken dat verweerder nog enig belang heeft bij het verzoek om de opgelegde schorsing op te heffen. Ook tijdens de zitting van de raad heeft (de gemachtigde van) verzoeker desgevraagd niet aangegeven welk belang hij nog bij dit verzoek heeft. De raad zal wegens het ontbreken van enig belang het verzoek niet-ontvankelijk verklaren. 4.2 Ten overvloede overweegt de raad nog het volgende. Voor opheffing van een schorsing ingevolge het bepaalde in artikel 60ab lid 6 Advocatenwet moet aannemelijk zijn dat de gronden die hebben geleid tot de in de beslissing van de raad van 14 oktober 2024 opgelegde schorsing niet meer aanwezig zijn. Daarover heeft verweerder echter niets aangevoerd en de deken heeft gemotiveerd aangevoerd dat die gronden nog onverkort aanwezig zijn. Bij die stand van zaken is er naar het oordeel van de raad geen grond om tot opheffing van de schorsing over te gaan. De aangevoerde omstandigheid dat verzoeker het oneens is met het handelen van de deken is voor de beoordeling van dit verzoek niet van belang.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:6 Hof van Discipline 's Gravenhage 240056 240057D

    In deze zaken gaat het om de klacht van klager en het dekenbezwaar van de deken, die er in de kern op neerkomen dat verweerder voortdurend nalaat adequaat te reageren op e-mails en verzoeken die hij als advocaat ontving. Net als de raad acht het hof zowel de klacht als het dekenbezwaar gegrond. Door de raad is aan verweerder de maatregel van schrapping opgelegd. Verweerder richt zijn hoger beroep met name tegen deze opgelegde maatregel. Gelet op de feiten en omstandigheden zoals die in hoger beroep zijn komen vast te staan, oordeelt het hof dat met een langdurige schorsing kan worden volstaan.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7526

    Klacht tegen radioloog. Klager is vanwege rugklachten naar het ziekenhuis verwezen voor röntgenfoto’s. De foto’s zijn door de radioloog beoordeeld en door hem is hierover gerapporteerd. De klacht heeft betrekking op het onderzoek door de radioloog en de verslaglegging. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.