ECLI:NL:TGDKG:2025:55 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/766049 / DW RK 25/78 HE/WdJ
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:55 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-06-2025 |
Datum publicatie: | 18-06-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/766049 / DW RK 25/78 HE/WdJ |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich over de hoogte van de beslagvrije voet, het bedrag waarvoor beslag is gelegd en de door de gerechtsdeurwaarders gedane ontruiming. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 18 juni 2025 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 11 maart 2025 met zaaknummer C/13/761779 / DW RK 24/441 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/766049 / DW RK 25/78 HE/WdJ ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
1. [ ],
2. [ ],
3. [ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ],
beklaagden,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 31 december 2024, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Klager heeft nadien vele e-mails aan de kamer verzonden. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 12 februari 2025, heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders gereageerd. Bij beslissing van 11 maart 2025 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 11 maart 2025, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft nadien nog vele e-mails naar de kamer verzonden. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 1 mei 2025, heeft de gerechtsdeurwaarder nadere stukken gestuurd. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 mei 2025 alwaar klager en gerechtsdeurwaarder sub 3 met de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 18 juni 2025.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarders zijn belast met een vordering van [ ] op klager.
- Op 4 april 2023 is met klager een betalingsregeling onder verband van vonnis met klager afgesproken.
- Bij exploot van 28 maart 2023 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 klager gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Almere tegen
5 april 2023.
- Bij verstekvonnis van de kantonrechter te Almere van 21 juni 2023 is klager veroordeeld zijn woning te ontruimen en is klager tevens veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
- In november 2023 heeft klager zich niet gehouden aan de betalingsregeling en de betaling van de maandelijkse huurtermijn, waardoor de regeling is komen te vervallen en de hoofdsom weer opeisbaar is geworden.
- Bij exploot van 7 december 2023 is het vonnis van 21 juni 2023 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen en is tevens de ontruiming van zijn woning aangezegd tegen 11 januari 2024.
- Bij uitspraak van 4 januari 2024 heeft de rechtbank te Lelystad het verzoek van klager tot het instellen van een moratorium afgewezen.
- Bij e-mail van 4 januari 2024 hebben de gerechtsdeurwaarders een voorstel gedaan af te zien van ontruiming indien klager de helft van de vordering
(ad € 3.811,26) voldoet.
- Op 11 januari 2024 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 de woning van klager ontruimd.
- Op 27 februari 2024 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) ten laste van klager.
- Bij exploot van 12 maart 2024 is het proces-verbaal van het gelegde beslag openbaar aan klager betekend middels achterlating van het exploot aan het parket van de ambtenaar van het openbaat ministerie bij de rechtbank Midden-Nederland.
- Naar aanleiding van een e-mail van de (toenmalige) advocaat van klager van 1 april 2024 zijn mutatiekosten niet meer doorbelast en is een nota van [ ] vervallen.
- Bij brief van 9 september 2024 is aan klager een specificatie van de openstaande vordering verstrekt.
- Bij e-mail van 6 december 2024 zijn meerdere vragen van klager beantwoord.
- Bij brief van 6 december 2024 is aan klager medegedeeld dat de beslagvrije voet is herberekend en is vastgesteld op € 888,-.
- Bij e-mail van 14 januari 2025 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders vragen van klager over onder meer de hoogte van de vordering beantwoord en klager (wederom) verwezen naar een juridisch adviseur/advocaat.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.
a. Het bedrag waarvoor beslag is gelegd is onjuist, namelijk meer dan € 15.000. In het vonnis is een bedrag opgenomen van € 4.800. De schuld na het moratorium was
€ 7.600.
b. € 684,87 is in strijd met vonnis van mei 2019.
c. Ontruiming van 11 januari 2024 € 645,75 of € 684,87?
d.[ ]dossiers zijn achterhouden.
e. Beslagvrije voet € 888, loon € 727,40.
f. Klager verzoekt het vonnis te herzien.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen a en c wordt het volgende overwogen. Er is beslag gelegd voor een totaalbedrag van € 10.319,71. Klager heeft op 9 september 2024 een specificatie ontvangen waaruit blijkt dat de vordering € 8.011,72 bedraagt. Ten tijde van indiening van het verweerschrift bedraagt de vordering nog € 7.784,25. Klager heeft miskend dat na het moratorium (dat is afgewezen) de ontruiming heeft plaatsgevonden hetgeen een flink bedrag heeft gekost. Deze kosten komen voor rekening van klager. Daarnaast wordt rente berekend waardoor de vordering wordt vermeerderd. Dat beslag is gelegd voor een vordering van € 15.000 is niet gebleken.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen b en d wordt overwogen dat klager klaagt over [ ] gerechtsdeurwaarders. Klachten over [ ] kunnen daarom hier niet worden behandeld.
4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel e wordt overwogen dat klager bedoeld zal hebben dat de beslagvrije voet niet juist is. Klager dient zich daarvoor te wenden tot de gerechtsdeurwaarders. De kamer voor gerechtsdeurwaarders kan niet zelfstandig een beslagvrije voet vaststellen. Alleen indien de gerechtsdeurwaarders weigeren een verzoek tot wijziging van de beslagvrije voet in behandeling te nemen kan klager daarover klagen. Daarvan is niet gebleken.
4.5 Het behoort niet tot de bevoegdheden van de kamer voor gerechtsdeurwaarders een vonnis van een rechter te herzien. Het vonnis van 21 juni 2023 is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan. Dat betekent dat het vonnis vaststaat en dat klager daarvan niet meer in beroep kan gaan. Evenmin behoort het tot de bevoegdheden van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te bepalen dat een gelegd beslag wordt opgeheven.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders weigeren de beslagvrije voet aan te passen.
6.2 Klager voert verder aan dat het bedrag waarvoor beslag is gelegd niet klopt. Ook het bedrag van € 684,87 dat genoemd is in het vonnis van 21 juni 2023 is niet juist.
6.3 Tevens beklaagt klager zich erover dat in het vonnis van 21 juni 2023 is opgenomen dat klager zelf zijn woning moet ontruimen, terwijl de gerechtsdeurwaarders de woning van klager op 11 januari 2024 hebben ontruimd. Hier was geen vonnis voor, aldus klager.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Dat betekent in ieder geval ook dat, voor zover in de vele stukken die klager heeft ingestuurd nieuwe klachten zijn vervat, die in deze (verzet)procedure niet behandeld kunnen worden.
7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klager ter zitting aangevoerde maken dit niet anders.
7.3 De hoogte van de beslagvrije voet is geen kwestie die ter beoordeling van de kamer staat. Dit is slechts anders als sprake is van evidente fouten of handelen tegen beter weten in. Hiervan is niet gebleken. De gerechtsdeurwaarders hebben de beslagvrije voet berekend op basis van de bij de gerechtsdeurwaarders bekende gegevens. Klager heeft desgevraagd niet met stukken aangetoond dat de gerechtsdeurwaarders een onjuiste beslagvrije voet hebben toegepast. Indien klager het met de berekende beslagvrije voet niet eens is, dient hij zich te wenden tot de gewone civiele rechter.
7.4 Niet aannemelijk is gemaakt dat het bedrag waarvoor beslag is gelegd onjuist is.
Ten aanzien van het in het vonnis van 21 juni 2023 genoemde bedrag van € 684,87 overweegt de kamer dat dit bedrag de vastgestelde maandelijkse huur vanaf 31 maart 2023 betreft. In 2019 betrof de huur nog een bedrag van € 645,75, vandaar dat in het eerdere vonnis uit 2019 laatstgenoemd bedrag is opgenomen.
7.5 Klager is bij vonnis van 21 juni 2023 veroordeeld om zijn woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Nu klager zijn woning niet zelfstandig binnen veertien dagen na betekening van het vonnis heeft ontruimd, waren de gerechtsdeurwaarders wettelijk bevoegd om tot de ontruiming over te gaan.
7.6 Klager verzoekt in het verzet om meerdere toelichtingen, waar de kamer klager niet in kan voorzien. Ter zitting is zoveel als mogelijk duidelijkheid aan klager verstrekt. Klager dient zich verder tot de gerechtsdeurwaarders dan wel [ ] te wenden. Overigens blijkt uit de overgelegde producties dat zowel de gerechtsdeurwaarders als [ ] klager meermalen van informatie hebben voorzien.
7.7 Voor zover klager zich beklaagt over de handelswijze van [ ] incassobureau, dient klager zich tot hen te richten.
7.8 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
7.9 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.H.J. Evers, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.