ECLI:NL:TGZRSHE:2025:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7354

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2025:72
Datum uitspraak: 18-06-2025
Datum publicatie: 18-06-2025
Zaaknummer(s): H2024/7354
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen neuroloog. Klaagster, patiënte, verwijt verweerster dat verweerster heeft geweigerd om klaagster te behandelen. Klaagster is bekend met epilepsie en is onder behandeling van verweerster. Het college stelt vast dat verweerster zich heeft ingespannen, weigering door verweerster is niet gebleken.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 18 juni 2025 op de klacht van:


[A],
wonende in [B], klaagster,

tegen:

[C],
neuroloog, werkzaam in [D], verweerster,
gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, werkzaam in Amsterdam.

1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster verwijt verweerster dat verweerster heeft geweigerd om klaagster te behandelen en
dat verweerster de lamotrigine-waarden van klaagster niet heeft gemeten. Klaagster is bekend met
epilepsie en is onder behandeling van verweerster.

1.2 Verweerster heeft aangevoerd dat toen klaagster telefonisch contact opnam met de polikliniek
van verweerster, verweerster klaagster al had verwezen naar een meer gespecialiseerd derdelijns
epilepsiecentrum (hierna: (het) epilepsiecentrum) om de behandeling van de epilepsie over te nemen.
Verweerster stelt deze verwijzing met klaagster te hebben besproken. Verweerster heeft na de
telefonische benadering van klaagster navraag gedaan bij het epilepsiecentrum en bij klaagster. Zij
heeft daarna afspraken gemaakt met het epilepsiecentrum en met klaagster. Ook heeft verweerster een
telefonisch consult aan klaagster aangeboden vanwege de ongerustheid van klaagster.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is
gekomen.

2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 25 juni 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 2 oktober 2024.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak
heeft beoordeeld op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten
3.1 Klaagster is geruime tijd onder behandeling van verweerster. Klaagster is gezien op een
poliklinisch vervolgconsult door verweerster. Bij brief van 16 oktober 2023 heeft verweerster het
volgende aan de huisarts van klaagster geschreven over dit poliklinische vervolgconsult (alle
citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
“(…) Bovengenoemde patiënte zagen wij op (…) Polikliniek Neurologie
Conclusie
Recidiverende episoden met afwezigheid gecombineerd met spraakstoornis en parese rechter been met
trekkingen over het hele lijf zonder bewustzijnsverlies of tongbeet (…) EEG toont trage haard links
passend bij oedeem op MRI cerebrum (…).
ECG afwijkingen op EEG.
Beleid
Op 22-9 gebeld nav lage spiegel lamotrigine verhoogd naar 75-50mg. (…) CP 1 jaar bij
toename/uitbreiding klachten eerder retour. Besproken dat controle bloedspiegel alleen gebeurd bij
klachten, niet om te controleren of spiegel juist is. (…)
Beloop
Ze wil nu liever niet naar (…) [epilepsiecentrum], wil eerst haar hart laten onderzoeken. Besproken
dat ik haar naar cardioloog stuur (…) Laatste aanval was 4 september. Nadien geen aanvallen meer
gehad. Sinds verhoging lamotrigine voelt zich steviger op de been, minder wankel. Mgl wel meer last
van tremoren. (…)”

3.2 Op 28 januari 2024 is klaagster na een epilepsieaanval één nacht ter observatie op de Spoed
Eisende Hulp (hierna: SEH) van het ziekenhuis van verweerster opgenomen vanwege de angst van
klaagster voor een nieuw epilepsieaanval. Verweerster heeft klaagster tijdens deze opname uitgelegd
dat er geen indicatie was voor een opname op de afdeling Neurologie. Op de SEH is de lamotrigine
van klaagster gemeten met als resultaat 1.8 mg/l bij een referentiewaarde van 2.5-15 mg/l. Op 29
januari 2024 is de lamotrigine-spiegel van klaagster 2.0 mg/l. In overleg met verweerster is
klaagster de volgende dag ontslagen.

3.3 Op 8 februari 2024 ziet verweerster klaagster voor een volgende poliklinische controle voor
de epilepsieklachten van klaagster. Klaagster heeft epilepsieaanvallen, ondanks de medicatie om
deze aanvallen tegen te gaan. Verweerster heeft met klaagster besproken om de lamotrigine te
verhogen van 75 mg twee keer per dag naar 100 mg twee keer per dag. Ook heeft verweerster met
klaagster besproken dat zij klaagster voor behandeling doorverwijst naar het epilepsiecentrum omdat
klaagster niet aanvalsvrij is. Tot slot heeft verweerster met klaagster besproken of klaagster vertrouwen heeft in verweerster. Deze vraag werd gesteld aan klaagster vanwege een eerder ingediende tuchtklacht. Klaagster heeft aangegeven vertrouwen te hebben in verweerster. Er wordt een vervolgafspraak tussen klaagster en verweerster
gemaakt voor over drie maanden. Als de behandeling van klaagster voorafgaand aan het volgende
consult is overgenomen door het epilepsiecentrum, zal de controle bij verweerster worden
geannuleerd.

3.4 Op 26 februari 2024 heeft klaagster een vervolg poliklinisch consult bij verweerster.
Verweerster heeft in het medisch dossier hierover het volgende genoteerd:
“(…) Wenst geen medicatie aanpassing. Bij verhoging lamotrigine geen andere klachten. (…) heeft (…)
afspraak in (…) [epilepsiecentrum]. (…)”

3.5 Op 7 maart 2024 heeft klaagster een intake in het epilepsiecentrum.

3.6 Op 26 april 2024 heeft verweerster het volgende genoteerd in het medisch dossier: “(…) Ze is
bij (…) [epilepsiecentrum] geweest, geen correspondentie ontvangen. Evt verhogen lamotrigine was
optie. (…) Gegevens opvragen (…) [epilepsiecentrum]
CP [college: controle polikliniek] alhier over 1 jaar indien geen vervolg in (…)
[epilepsiecentrum] (…) Bij aanvallen eerder retour.
Indien 6 maanden geen aanvallen, lamotrigine van 100 mg 2d1 naar 75-100mg, ze neemt dan zelf
contact op voor nieuw recept. Vervolgafspraak, Gegevens (…) [epilepsiecentrum] opvragen. CP 1
jaar.”

3.7 Op 3 juni 2024 heeft klaagster contact opgenomen met de polikliniek vanwege vier
epilepsieaanvallen in mei 2024. Klaagster vraagt verweerster een telefonisch consult voor een
verhoging van de medicatie. De assistente van de polikliniek heeft vervolgens aan verweerster
gevraagd:
“(…) Gaat bovenstaande via ons of toch via (…) [het epilepsiecentrum]? Zie in de
laatste brief dat pat,. ook daar onder behandeling is.”
Verweerster heeft dezelfde dag aan de assistente verzocht:
“Graag informeren bij (…) [het epilepsiecentrum]. GEen brief ontvangen. volgens patiënte heeft (…)
[het epilepsiecentrum] haar terug naar hier gestuurd, maar dus geen documentatie ontvangen. Ik hoor
het graag wat (…) [het epilepsiecentrum] zegt/stuurt”

3.8 Op 6 juni 2024 heeft de assistente van verweerster het epilepsiecentrum telefonisch benaderd.
Hierover heeft de assistente in het medisch dossier geschreven:
“(…) Pat heeft daar in maart een intake gehad, daar is verder geen correspondentie van, aldus secr.
(…) [Het epilepsiecentrum] heeft in maart en april 2 TCD afspraken igepland gehad, maar was toen
niet bereikbaar. Zij hebben via VM verzocht aan pat. om contact op te nemen voor een
vervolgafspraak.”
Vervolgens heeft deze assistente van verweerster klaagster gebeld. De assistente heeft hierover
genoteerd:
“(…) Zegt dat (…) [het epilepsiecentrum] niets heeft ingesproken. Lang verhaal kort: Er klopt
nergens iets van en pt. wil verdere zorg via jou [college: verweerster]. Ze gaat geen contact meer
opnemen met (…) [het epilepsiecentrum]. Ze zou nog een brief van de HA hebben van (…) [het
epilepsiecentrum], die stuurt ze naar ons op.”
Deze dag e-mailt verweerster aan haar collega:
“tcd [college: telefonisch consult] inplannen”.

3.9 Op 10 juni 2024 e-mailt de collega van verweerster aan verweerster:
“Zal ik de TCD er deze week/ volgende week ergens bijzetten? Eind aug is de eerste planbare
mogelijkheid. (…)”

3.10 Op 11 juni 2024 heeft verweerster aan klaagster een controleafspraak aangeboden voor
september 2024 omdat klaagster ongerust was. Ook heeft verweerster contact opgenomen met het
epilepsiecentrum en erop aangedrongen dat klaagster terecht kan als klaagster zelf contact zoekt
met dit epilepsiecentrum.

3.11 Op 13 juni 2024 ontvangt verweerster de brief met de datum van 8 maart 2024 van het
epilepsiecentrum aan de huisarts van klaagster. Deze brief vermeldt:
“(…) Bovengenoemde patiënte zag ik op 07-03-2024 op (…) [het epilepsiecentrum].
Reden van komst / Verwijzing
Patiënt is verwezen door (…) [verweerster].
Reden van verwijzing: onvoldoende aanvalscontrole. (…)
Beleid
(…) Er zijn zat alternatieven, waaronder Lacosamide voor deze localisatiegebonden aanvallen. Ik heb
patiënte verteld dat het bestrijden van partiele symptomatische aanvallen vaak niet eenvoudig is.
Informed consent
Patiënt heeft uitleg gekregen over het geadviseerde beleid en gaat ermee akkoord
(…)”

3.12 Op 14 juni 2024 heeft verweerster contact opgenomen met het epilepsiecentrum. Aan verweerster
wordt aangegeven dat klaagster tweemaal telefonisch niet te bereiken was bij een ingepland
telefonisch consult. Aan verweerster is toegezegd dat klaagster een brief van het epilepsiecentrum
ontvangt waarin staat dat klaagster contact op kan nemen met het epilepsiecentrum voor het maken
van een nieuwe afspraak. Verweerster heeft gevraagd om te noteren dat als klaagster belt, zij wordt
geaccepteerd.

3.13 Op 18 juni 2024 heeft verweerster een brief aan klaagster gestuurd waarin zij klaagster
adviseert om contact op te nemen met het epilepsiecentrum.

4. De klacht en de reactie van verweerster
4.1 Klaagster verwijt verweerster dat verweerster heeft geweigerd om klaagster te behandelen.

4.2 Verweerster heeft het college verzocht om de klacht kennelijk ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder voor zover nodig in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de neuroloog de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende neuroloog. Bij de beoordeling wordt
rekening gehouden met de voor de neuroloog geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een
tuchtrechtelijk verwijt.

5.2 Het college oordeelt dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klacht: weigeren om klaagster te behandelen
5.3 Het college overweegt als volgt. Verweerster heeft klaagster behandeld en haar op 8 februari
2024 doorverwezen naar het epilepsiecentrum. Daar heeft klaagster ook daadwerkelijk een intake
gehad en zijn er vervolgafspraken gemaakt. Dat betekent dat klaagster op dat moment in ieder geval
onder behandeling leek te zijn van het epilepsiecentrum. Ook verweerster mocht ervan uitgaan dat
klaagster op 3 juni 2024, toen zij contact opnam met de polikliniek van verweerster, nog onder
behandeling was van het epilepsiecentrum. Vast staat dat verweerster in juni 2024 ook geen bericht
had gehad dat klaagster zou zijn terugverwezen naar verweerster voor verdere behandeling. In het
licht van deze feiten en omstandigheden mocht verweerster tijd nemen om te informeren of klaagster
nog onder behandeling was van het epilepsiecentrum en of er op dat moment wel een behandelingsrol
van verweerster bestond.

5.4 Verweerster handelde dan ook zorgvuldig door na de telefonische benadering van klaagster op 3
juni 2024 eerst de assistente op 6 juni 2024 contact op te laten nemen met het epilepsiecentrum.
Toen bleek dat de behandeling niet voldoende geborgd leek, heeft verweerster zelf op 14 juni 2024
het epilepsiecentrum telefonisch benaderd om de behandeling in het epilepsiecentrum alsnog te
borgen. Daarnaast heeft verweerster op
11 juni 2024 een telefonisch consult voor klaagster laten inplannen voor september 2024 (alinea
3.10). Op 18 juni 2024 heeft verweerster een brief aan klaagster gestuurd met het verzoek om
contact op te nemen met het epilepsiecentrum. Hoewel het college niet kan vaststellen dat klaagster
deze brief ook heeft ontvangen, heeft verweerster veel inspanningen verricht om klaagster erop te
wijzen dat zij contact kon opnemen met het epilepsiecentrum. Uit deze feiten en omstandigheden kan
dan ook niet worden opgemaakt dat verweerster zou hebben geweigerd om klaagster te behandelen.
Integendeel verweerster heeft zich juist ingespannen om voor klaagster de juiste behandeling te
borgen, door contact op te nemen, afspraken te maken en zelf nog een telefonisch consult voor klaagster te plannen. Het college is van oordeel dat de klacht in zoverre kennelijk ongegrond is.

5.5 Voor zover klaagster heeft bedoeld te klagen dat verweerster op of omstreeks 3 juni 2024 niet
is overgegaan tot het onderzoeken van de lamotrigine-spiegel overweegt het college het volgende.
Klaagster had in mei 2024 weliswaar meerdere epilepsieaanvallen gehad maar deze vormden op 3 juni
2024 onvoldoende urgentie om verweerster de behandeling in het epilepsiecentrum te doen
doorkruisen. De in januari 2024 op de SEH gemeten lamotrigine-waarden van ongeveer vier maanden
geleden maakt dat niet anders. Ook daarom is de klacht kennelijk ongegrond.

Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 18 juni 2025 door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-
van Meerwijk, voorzitter, W.M. Mulleners en J. Poelen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.A.C.
Bergervoet, secretaris.