ECLI:NL:TADRARL:2025:158 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-280/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2025:158
Datum uitspraak: 16-06-2025
Datum publicatie: 18-06-2025
Zaaknummer(s): 25-280/AL/NN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Verweerster staat de ex-partner van de zoon van klager bij in een echtscheidingsprocedure. In dat kader heeft verweerster uitlatingen over klager gedaan. Klager is ontvankelijk in zijn klacht. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid niet overtreden. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 16 juni 2025
in de zaak 25-280/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 24 april 2025 met kenmerk 2024 KNN053 / 2338978.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 De zoon van klager is verwikkeld in een echtscheiding. De ex-schoondochter van klager wordt bijgestaan door verweerster.
1.2 Verweerster heeft in een verweerschrift namens haar cliënte de volgende passage opgenomen:

6. Daarnaast is op 21 juli 2023 een schrijven van de ARAG ontvangen als rechtsbijstandsverzekeraar van de vader van de man (productie 4). Op de brieven is door deze zijde gereageerd. Daar hield het echter niet op. Inmiddels heeft de vader van de man er ook voor gekozen om de vrouw op haar werk lastig te vallen (productie 5 - er wordt betwist dat deze brief van de vader van de man afkomstig is, doch de opmaak en de taalkeuze is exact hetzelfde als de overige brieven). Alle grenzen worden overschreden om de vrouw te dwingen gelden die haar rechtsgeldig op basis van de gemeenschap van goederen toekomen, af te staan. De vrouw acht dit volstrekt ontoelaatbaar, in strijd met de wet en met de normen van normaal fatsoen.

1.3 De door verweerster als productie 5 overgelegde brief gedateerd 1 september 2023 is gericht aan het college van B&W van de gemeente O en is ondertekend met de naam [‘J P’]. De brief heeft als kop ‘waarschuwing’ en begint met de alinea:

Vandaag treedt bij u een nieuwe werkneemster in dienst en wel [naam cliënte verweerster] uit [G]. Ik hoop dat u daar blij mee bent, wij zijn in ieder geval bij dat ze bij ons weg is.
De brief vervolgt met het betoog dat deze vrouw geestelijk niet in orde is, haar man en drie kinderen liet stikken en gemene spelletjes speelde.

1.4 Klager heeft op 15 oktober 2023 de waarnemend burgemeester van de gemeente O aangeschreven. In zijn brief heeft hij iedere betrokkenheid bij de brief van 1 september 2023 ontkend en geschreven dat hij niet weet wie [J P] is. Verder heeft klager daarin vermeld:

Als ik de tekst lees herken ik als schoonvader enkele zaken die hij hierin opnoemt.

en

Ik vind het een keurige en duidelijke geschreven brief met de naam van [J P] er onder. Onder al mijn brieven aan [naam ex-schoondochter] staat mijn naam en handtekening zoals het hoort.

1.5 Op 22 april 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
1.6 In de memorie van grieven van 19 maart 2024 heeft verweerster namens haar cliënte onder meer de passage opgenomen:

5. (…) De man (én zijn vader) kunnen zich er niet mee verenigen dat de vrouw meedeelt in de overwaarde, die mede is gecreëerd door de schenking van de vader van de man. Echter, die persoonlijke wens doet bij de juridische verdeling niet ter zake. Feit is dat er op basis van de gemeenschap van goederen verdeeld moet worden en dat maakt dat de vrouw nu eenmaal meedeelt. Als partijen (met name de vader van de man) dat destijds pertinent niet gewild had, dan had er simpelweg een uitsluitingsclausule kunnen worden bedongen. Dat is niet gebeurd en dit is thans de uitkomst. De persoonlijke vendetta die er nu wordt gehouden door de vader van de man jegens de vrouw kent geen grenzen. Al in eerste aanleg is het nodige uit de brieven van de vader geciteerd, dat wordt alhier herhaald: (…)

1.7 Op 23 mei 2024 heeft de deken het onderzoek naar de klacht op verzoek van klager tijdelijk gestaakt in afwachting van de procedure bij het gerechtshof.
1.8 Op 24 september 2024 heeft klager de deken verzocht om zijn klacht weer op te pakken

2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
zich onbetamelijk en smadelijk over klager uit te laten met de intentie om hem te schaden.
Toelichting: Verweerster heeft in haar processtukken gesuggereerd dat de brief van P afkomstig zou zijn van klager. Dat was niet alleen smadelijk maar ook onjuist. Die aantijging is ook niet door haar onderzocht. Ook het gebruik van het woord ‘vendetta’ in haar processtukken was smadelijk voor klager en onrechtmatig. Met dat woord wordt namelijk stammenrechtspraak en bloedwraak bedoeld, terwijl er nooit een onvertogen woord is gevallen.

3 VERWEER
De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Alleen de persoon of de rechtspersoon die door het handelen of nalaten van een advocaat direct in zijn belang wordt of kan worden getroffen, heeft het recht om hierover een klacht in te dienen. Dit staat in de Advocatenwet. Als het in het algemeen belang is dat er een tuchtprocedure komt, dan heeft de deken het recht om te klagen.
4.2 De voorzitter stelt vast dat verweerster niet de advocaat van klager was of van een wederpartij van klager. Verweerster heeft de voormalige partner van de zoon van klager bijgestaan in hun echtscheiding. In haar processtukken heeft verweerster klager genoemd zoals dit is genoemd de feiten hiervoor. Daarmee is het eigen belang van klager om als betrokken derde in de procedure tussen zijn zoon en de cliënte van verweerster over verweerster te beklagen komen vast te staan.
4.3 Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan de advocaat van een wederpartij een grote mate van vrijheid toe. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat bij de behartiging van, zoals in het onderhavige geval, de belangen van klager die als derde daarbij betrokken is, onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij of over een daarbij betrokken derde. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Beoordeling
4.4 Verweerster heeft in haar verweer toegelicht dat zij in haar verweerschrift uitdrukkelijk heeft vermeld dat klager het vermoeden van haar cliënte, dat hij degene was die productie 5 onder de naam [J P] naar haar nieuwe werkgever had verstuurd, heeft betwist. Daarnaast is door het woord ‘vendetta’ door haar in de memorie gebruikt om het gevoel van haar cliënte te verwoorden die het handelen van haar voormalige schoonvader als persoonlijke vendetta tegen haar heeft ervaren. Dat was ook relevante informatie voor de juridische beoordeling in de echtscheidingszaak tussen haar cliënte en de zoon van klager, aldus verweerster.
4.5 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster met de door klager genoemde uitlatingen over hem niet de grenzen van de haar toekomende vrijheid overschreden. Alhoewel die uitlatingen door klager als betrokken derde in de procedure tussen zijn zoon en de cliënte van verweerster als smadelijk kan zijn ervaren, maakt dat nog niet dat daarvan aan verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerster heeft als partijdige belangenbehartiger van haar cliënte in de procedure tegen de zoon van klager bepaalde standpunten ingenomen. Tegen de door verweerster namens haar cliënte ingenomen standpunten, ook over de betrokkenheid van klager daarbij, kon door de advocaat van de zoon van klager verweer worden gevoerd. Het behoort verder niet tot de taak van de tuchtrechter om over de juistheid van feiten en standpunten in een geschil een oordeel te geven. Dat is voorbehouden aan de behandelend rechter, tenzij duidelijk is dat de verwerende advocaat de hierboven genoemde maatstaf heeft overtreden. Daarvan is de voorzitter uit de stukken niet gebleken.
4.6 Nu verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt treft, zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 16 juni 2025