ECLI:NL:TGDKG:2025:53 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/750208 / DW RK 24/182 HE/WdJ
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2025:53 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-06-2025 |
Datum publicatie: | 18-06-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/750208 / DW RK 24/182 HE/WdJ |
Onderwerp: | Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De klachten over de hoogte van de beslagvrije voet en het verzoek van de gerechtsdeurwaarder voor het doen van een acceptabel betalingsvoorstel zijn ongegrond. De gerechtsdeurwaarder kan wel worden verweten dat het UWV het gelegde beslag niet gelijk kon opheffen, na het verzoek hiertoe. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn fouten erkend en heeft het dusdanig computersysteem aangepast dat dergelijke fouten niet meer voorkomen. Klacht gedeeltelijk gegrond, maatregel van waarschuwing opgelegd. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 18 juni 2025 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/750208 / DW RK 24/182 HE/WdJ ingesteld door:
1. [ ],
2. [ ],
wonende te [ ],
klagers,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 2 mei 2024, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klagers hebben hun klacht aangevuld bij e-mails, ingekomen op 3, 10 en 17 mei 2024. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 21 juni 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij e-mail met bijlage, ingekomen op 11 april 2025, hebben klagers hun klacht aangevuld. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 mei 2025 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klagers zijn, met kennisgeving, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 18 juni 2025.
2. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarder is belast met een ten laste van klagers gewezen vonnis van 4 oktober 2023.
- Op 28 februari 2024 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) ten laste van klager sub 1.
- Bij exploot van 6 maart 2024 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager sub 1 betekend.
- Bij e-mails van 6, 13, 14, 15, 16 en 21 maart 2024 en 19 en 22 april 2024 hebben klagers bezwaar gemaakt tegen het gelegde beslag en de hoogte van de beslagvrije voet.
- Op 14, 15 en 18 maart 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet herberekend en aangepast.
- Bij e-mail van 23 april 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder klagers medegedeeld dat in overleg is besloten het beslag op te heffen en dat de reeds ontvangen gelden aan klagers zullen worden teruggestort. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder klagers verzocht om een acceptabel betalingsvoorstel.
- Hierop hebben klagers bij e-mail van 23 april 2024 gereageerd.
- Bij brief van 24 mei 2024 heeft het UWV de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de inhouding op de uitkering van klager sub 1 per 23 mei 2024 is beëindigd en de beslaglegging als opgeheven wordt beschouwd.
3. De klacht
Klagers beklagen zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:
a: meermaals is gewezen op het correct toepassen van de beslagvrije voet en dat zij pas een reactie hebben gekregen nadat zij hadden aangegeven een klacht bij de kamer in te gaan dienen;
b: klagers in de e-mail van 23 april 2024, waarin de beëindiging van het gelegde beslag is gemeld, heeft gevraagd om een acceptabel betalingsvoorstel te doen, als nieuwe poging de beslagvrije voet te ontduiken;
c: het UWV niet op correcte wijze heeft gemeld dat het beslag diende te worden opgeheven, met als gevolg dat het beslag niet gelijk is opgeheven.
4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Gerechtsdeurwaarders zijn op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met deze wet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. In deze beslissing wordt beoordeeld of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat de hoogte van de beslagvrije voet geen kwestie is die ter beoordeling van de kamer staat. Dit is slechts anders als sprake is van evidente fouten of handelen tegen beter weten in. Hiervan is niet gebleken. De gerechtsdeurwaarder berekent de beslagvrije voet per
1 januari 2021 met behulp van een geautomatiseerde rekenmodule. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van gegevens uit de UWV Polisadministratie, de Basisregistratie Personen en van de Belastingdienst. De gerechtsdeurwaarder heeft steeds direct op verzoeken van klagers om aanpassing van de beslagvrije voet gereageerd en de beslagvrije voet op basis van de overgelegde gegevens aangepast. Uiteindelijk is in overleg met de opdrachtgever besloten het gelegde beslag op te heffen en alle ontvangen bedragen aan klagers terug te storten. De gerechtsdeurwaarder ontkent uitdrukkelijk dat het beslag is opgeheven om een klacht bij de kamer te voorkomen. Dit is ook niet door klagers aannemelijk gemaakt dan wel met stukken onderbouwd. Dit klachtonderdeel wordt als ongegrond afgewezen.
5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat het in beginsel niet tuchtrechtelijk laakbaar is om een betalingsregeling overeen te komen, nadat een eerder gelegd beslag is opgeheven. De gerechtsdeurwaarder heeft weliswaar toegegeven dat het in dit geval wellicht niet gepast was om klagers een betalingsvoorstel te laten doen, omdat zij hiervoor geen ruimte hadden, maar dat maakt niet dat de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c wordt het volgende overwogen. De gerechtsdeurwaarder heeft het UWV bij brief van 23 april 2024 verzocht het gelegde beslag per direct als opgeheven te beschouwen. In de brief is enkel het dossiernummer van de gerechtsdeurwaarder vermeld, maar ontbreekt de naam en het BSN-nummer van klager sub 1. In de brief van de gerechtsdeurwaarder van 3 mei 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder de naam en het BSN-nummer van klager sub 2 vermeld, terwijl er beslag ten laste van klager sub 1 was gelegd. Dit had toch gevolg dat het UWV de beslaglegging niet kon opheffen. Nadat de gerechtsdeurwaarder de juiste gegevens aan het UWV had doorgegeven, is het beslag uiteindelijk op 23 mei 2024 opgeheven. De kamer overweegt dat de vertraging aan de gerechtsdeurwaarder kan worden verweten. Immers, indien de gerechtsdeurwaarder de juiste gegevens direct aan het UWV had doorgegeven, had het gelegde beslag ook eerder opgeheven kunnen worden. De gerechtsdeurwaarder moet ermee bekend zijn dat het UWV zonder persoonsgegevens geen actie kan nemen. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.
5.5 De kamer verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en acht de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden, nu de gerechtsdeurwaarder zijn fouten heeft erkend en heeft aangegeven dat het computersysteem dusdanig is aangepast dat er bij brieven richting het UWV standaard een BSN-nummer wordt vermeld. Bij die stand van zaken ziet de kamer geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van de procedure. Omdat de klacht gegrond is, dient de gerechtsdeurwaarder wel aan klagers het betaalde griffierecht te vergoeden, alsmede de door klagers gemaakte (forfaitair vast te stellen) kosten.
5.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart klachtonderdeel c gegrond;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder voor wat betreft het gegronde deel van de klacht de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klagers, begroot op
€ 50; - bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klagers het betaalde griffierecht
ad € 50 vergoedt, nadat de beslissing onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr. J.H.J. Evers, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2025, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.