Zoekresultaten 11-20 van de 132 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:271 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7190

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft klager, destijds zeventien jaar, esthetisch behandeld aan zijn bovengebit door facings te plaatsen en frontelementen te verlengen en te verbreden. Klager vindt dat er geen behandelplan met risico’s en gevolgen is opgesteld. Hierdoor heeft klager ingestemd met een behandeling waarvan hij van tevoren niet wist wat deze behandeling precies inhield en die verder ging dan zijn oorspronkelijke hulpvraag. Voor het college staat vast dat de meningen verschillen over wat er precies is besproken. Wel blijkt uit het dossier (attentieteksten) dat de tandarts niet onvoldoende informatie heeft gegeven. Het college vindt dat de tandarts in eerste instantie een minder invasieve behandeling had moeten voorstellen. Klacht deels gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:265 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7046

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager nam contact op met de praktijk van de huisarts vanwege aanhoudende oorklachten (suis/piep). Klager verwijt de huisarts dat zij klager tot twee keer toe naar huis heeft gestuurd met serieuze klachten aan zijn oor en hem niet heeft doorverwezen naar de KNO-arts in een fase waarin dit nog verschil had kunnen maken voor zijn behandeling van de gehoorschade. De huisarts is slechts bij één consult betrokken geweest. Naar het oordeel van het college heeft ze volgens de NHG-standaard Slechthorendheid gehandeld. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:266 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7163

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster vindt dat er in haar medisch dossier ten onrechte vermeld staat dat bij haar sprake zou zijn van een psychose. Het college volgt de huisarts dat hem geen verwijt kan worden gemaakt van het opnemen van de diagnose ‘verdenking psychose’ in het dossier nu hij niet degene is die dit geregistreerd heeft en ook niet bekwaam is om de juistheid ervan te beoordelen. De reflectie van de huisarts dat hij dit achteraf bezien beter met klaagster had kunnen bespreken en uitleggen, is terecht. Geen tuchtrechtelijk verwijt. Gelet op de vertrouwensbreuk en de problemen die klaagster naderhand heeft ondervonden met het vinden van een nieuwe huisarts, betreurt de huisarts het dat hij niet de overdracht naar een huisarts (van de andere maatschap) binnen de praktijk heeft gefaciliteerd.Het college is van oordeel dat dit een terechte reflectie van de huisarts is, geen tuchtrechtelijk verwijt. Overige klachtonderdelen ook ongegrond. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:267 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7181

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager zit in een detentiecentrum. Klager verwijt de huisarts dat de klachten aan zijn polsen onvoldoende zijn behandeld. Het college oordeelt dat de huisarts adequaat heeft gehandeld door klager tijdens het consult door te verwijzen naar de afdeling heelkunde in het ziekenhuis. Dit was, gelet op de huidige klachten van klager en de voorgeschiedenis, een correcte en adequate verwijzing. De huisarts is niet betrokken geweest bij het bepalen van het behandelbeleid van de chirurg. Het college kan zich voorstellen dat het frustrerend is voor klager dat het lang duurt voordat hij geopereerd wordt en dat hij al lang met klachten loopt. Het is daarbij niet helpend dat er geen vast aanspreekpunt is voor klager en dat hij door veel verschillende (huis)artsen wordt gezien. Dit kan de huisarts echter niet persoonlijk verweten worden. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:135 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6848

    Klacht tegen een huisarts gegrond. De vader van klaagsters is overleden aan de gevolgen van longfibrose. Klaagsters verwijten de huisarts, samengevat, dat zij hun vader en klaagsters onvoldoende heeft betrokken in het beleid, inadequaat medicatie heeft voorgeschreven, de zorg bij het einde van hun vaders leven onvoldoende heeft afgestemd en onvoldoende zelfreflectie heeft getoond. Het college is van oordeel dat weliswaar het ingezette beleid en de voorgeschreven medicatie goed gevolgd kunnen worden, maar dat op enkele belangrijke onderdelen de communicatie en dossiervorming over het ingezette (palliatieve) beleid en medicatie niet voldoende waren en legt de maatregel van een waarschuwing op. Het klachtonderdeel dat de huisarts onvoldoende blijk geeft van zelfreflectie en onvoldoende nazorg heeft geboden, acht het college ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:136 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6849

    Klacht tegen een huisarts gegrond. De vader van klaagsters is overleden aan de gevolgen van longfibrose. Klaagsters verwijten de huisarts, samengevat, dat hij hun vader en klaagsters onvoldoende heeft betrokken in het beleid, inadequaat medicatie heeft voorgeschreven, geen controles heeft gedaan en onvoldoende zelfreflectie heeft getoond. Het college is van oordeel dat weliswaar het ingezette beleid en de voorgeschreven medicatie goed gevolgd kunnen worden, maar dat op enkele belangrijke onderdelen de communicatie en dossiervorming over het ingezette (palliatieve) beleid niet voldoende waren en legt de maatregel van een waarschuwing op. Het klachtonderdeel dat de huisarts onvoldoende blijk geeft van zelfreflectie en onvoldoende nazorg heeft geboden, acht het college ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:146 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6601

    Klager verwijt de bedrijfsarts onder meer dat zij de re-integratie van klager niet (goed) heeft begeleid, geen eigen onderzoek heeft gedaan en medische gegevens van klager met zijn werkgever heeft besproken terwijl zij daarvoor geen toestemming had gekregen. College: beroep op niet-ontvankelijkheid slaagt niet. Het aanhouden van het oordeel over de arbeids(on)geschiktheid in afwachting van medische informatie is zorgvuldig om tot een goede beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid te kunnen komen. Er is wel degelijk onderzoek gedaan. De bedrijfsarts heeft bij een verplicht contact een beperkt beroepsgeheim. Die gegevens die de werkgever nodig heeft in het kader van de re-integratie en om het recht op loondoorbetaling vast te stellen, mag de bedrijfsarts zonder toestemming van de werknemer verstrekken. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:261 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7192

    Grotendeels gegronde klacht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd tegen een verpleegkundige. De tuchtklacht en de voordracht met nummer A2024/7193 zijn ter zitting gevoegd behandeld. Volgens de inspectie heeft de verpleegkundige onzorgvuldig/onjuist gehandeld, omdat hij de professionele grenzen die hij in acht had behoren te nemen, heeft overschreden door privécontact met een cliënte aan te gaan en geld van haar te lenen en onprofessioneel gehandeld heeft door dagelijks cocaïne te roken en cannabis te gebruiken. Het college oordeelt dat beide klachtonderdelen gegrond zijn, met uitzondering van het verwijt over het schaden van het vertrouwen in de beroepsgroep. De aard en de duur van zijn ernstig tuchtrechtelijk verwijtbare handelen en de wijze waarop hij zich heeft opgesteld na het bekend worden van dit handelen, ook nog ter zitting, geeft het college niet het vertrouwen dat de verpleegkundige niet langer een risico zou vormen voor de patiëntveiligheid. Onder deze omstandigheden is er onvoldoende zekerheid dat met de maatregel van doorhaling het risico op herhaling voldoende is weggenomen. Doorhaling inschrijving in het BIG-register, verbod tot wederinschrijving en algeheel beroepsverbod onmiddellijk van kracht.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:262 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7193

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige. De tuchtklacht met nummer A2024/7192 en de voordracht zijn ter zitting gevoegd behandeld. Op grond van de bevindingen uit het inspectieonderzoek heeft de inspectie ernstige zorgen over de geschiktheid van de verpleegkundige tot het uitoefenen van zijn beroep als verpleegkundige of een andere functie in de patiëntenzorg gelet op zijn gewoonte van misbruik van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet. De inspectie verzoekt het college primair om van de verpleegkundige conform artikel 83 lid 11 van de Wet BIG te vorderen zijn medewerking te verlenen aan een geneeskundig onderzoek en afhankelijk van de uitkomst daarvan zo nodig een passende maatregel te nemen als omschreven in artikel 80 van de Wet BIG. Subsidiair, indien de verpleegkundige zijn medewerking aan een deskundigenonderzoek blijft weigeren, verzoekt de inspectie om een doorhaling in het BIG-register. Het college concludeert dat er onvoldoende waarborgen zijn dat de verpleegkundige geschikt is om nog in de zorg werkzaam te zijn. De verpleegkundige weigert bovendien om aan een geneeskundig onderzoek ex artikel 83 lid 11 Wet BIG mee te werken. Het college volgt de voordracht van de inspectie. Doorhaling inschrijving in het BIG-register en verbod tot wederinschrijving.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:263 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6813

    Ongegronde klacht tegen een uroloog. Klager maakt de uroloog meerdere verwijten. De belangrijkste klacht heeft betrekking op de informatie die de uroloog hem heeft verstrekt over de noodzakelijke onderzoeken, waardoor er te lang een afwachtend beleid is gevoerd. Als gevolg hiervan is klager erg laat bekend geworden met de (inmiddels ontwikkelde) prostaatkanker met uitzaaiingen in de lymfeklieren. Het college kan, gezien de uitslagen, de beslissing om in eerste instantie enkel te kiezen voor het met regelmaat meten van de PSA-waarden volgen. Op een bepaald moment was nader onderzoek aangewezen. Het college is van oordeel dat de uroloog met voldoende heeft onderbouwd dat hij klager wel duidelijk heeft geïnformeerd over het risico van het niet uitvoeren van een MRI. Uit het medisch dossier blijkt voldoende dat de uroloog heeft aangedrongen op nader onderzoek en het college acht gezien de aantekeningen in het medisch dossier aannemelijk dat de risico’s van het achterwege laten van nader onderzoek met patiënt zijn besproken. Dit klachtonderdeel over de informatieverplichting is ongegrond. De overige klachtonderdelen, onder meer over de dossiervorming en het verstrekken van het dossier, zijn ook ongegrond. Klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.